woensdag, september 14, 2005

OUD EN AFGESCHREVEN, DUS "OPRUIMEN DIE HAP!"? (preek)


OUD EN … AFGESCHREVEN EN DUS
“OPRUIMEN DIE HAP” ?

“Verstoot mij niet nu ik oud word, verlaat mij niet nu mijn kracht bezwijkt.” Psalm 71 : 9 NBV
Paus Johannes Paulus is gestorven, al weer een tijdje terug. En dat na een hele lijdensweg. Dat was het eigenlijk al jarenlang. En omdat hij paus was en dat bleef tot de dood, was dat voor velen te constateren. Je kunt er bewondering voor opbrengen, dat hij aanbleef als kerkleider. Of je kunt dat afkeuren en alleen medelijden hebben.
Hoe dan ook, het confronteerde ons met oud en ziek en zwak zijn. En dat kómt vaak in het leven van een mens eenmaal aan de orde. Nu wil ieder wel oud worden, maar dan wél gezond en kwiek blijven. Dat kan tegenwoordig erg lang, ook dankzij de medische wetenschap. Die is een zegen. Maar het betekent wel, dat de mens dus gemiddeld steeds ouder wordt. Maar ook, dat er steeds méér oude mensen komen.
En dan “heb je een probleem”, wordt vandaag wel gezegd. Want eigenlijk zitten we met mensen, die niet meer productief zijn, in de maag. Want ze zijn duur, zie je. En dat moeten wij, werkenden, allemaal maar opbrengen.
Nu is dat op zichzelf al heel wát voor de oudere mens.
Je zult maar een probléém zijn,
een probleem gewórden zijn. En dat zonder dat je dat zelf wilt. En terwijl je al zoveel andere problemen hebt aan en met je lichaam en je hoofd. Want die komen er tóch, ondanks de kennis en kunde van artsen.
--------
De dichter van Psalm 71 weet er alles van. Een onbekende dichter is hier aan het woord. Hij zal wel een leidende figuur zijn. In wat hij zegt, speelt het lot van het volk méé. Maar het gaat wél in eerste instantie over zijn eigen levensweg. En wat hij zegt, spreekt veel oudere mensen aan. En kan ook iederéén aanspreken, die de realiteit onder ogen ziet. Déze werkelijkheid: de oude dag komt eraan. En die brengt vaak grote problemen met zich mee.
“Verstoot mij niet, mijn God,
nu ik oud word. Laat mij niet in de steek, want mijn kracht neemt af, vergaat, bezwijkt”. “Mijn kracht raakt ten einde; laat mij niet alleen”, zo vertaalt de Naardense Bijbel.

Als je dit lied goed leest of aandachtig zingt, dan merk je de mooie opbouw. Drie delen, met telkens drie elementen, die terugkeren. Drie keer een gebed om hulp. Dan drie keer over zijn leven, over Gods goede leiding en gaven. En drie keer wordt een voornemen onder woorden gebracht. Namelijk om God te loven en te eren, als Hij gered heeft.
En die drie elementen worden niet drie keer op dezelfde manier onder woorden gebracht. Nee, ze klinken steeds intensiever.
In de tekst (het vers, dat hierboven afgedrukt staat) klinkt voor de tweede keer het gebed om hulp. Hij vráágt om hulp in zijn situatie. Die is niet rooskleurig. Bepaald niet, om enthousiast over naar huis, of in een lied, te schrijven.
Er zijn namelijk vijanden.
En vlak die niet eventjes uit! Ze zijn fel. En gewelddadig. Móórddadig zelfs. Ze willen mijn ondergang, laat de dichter weten. Ze willen mijn dóód. In vers 20 wordt niet voor niets geschreven over “herleven”en “herrijzen”. Als het aan de vijanden ligt, is hij ten dode opgeschreven.
Ja, een groot probleem, die vijanden. Maar een bijkomend minpunt, niet te verwaarlozen, is de leeftijd. De dichter wordt ouder, begint oud te zijn. En dat maakt het nóg erger. Want het betekent, dat hij minder mogelijkheden heeft, om zich te verdedigen. Zijn krachten nemen af. Wat hij vroeger zómaar even deed, dat kost nu erg veel moeite. En sommige dingen gáán gewoon niet meer…

Dat maakt hem kwetsbaar ten opzichte van de vijanden. Groot gevaar dus!
En nu?
Nou, “gewoon” naar God. Ja, dat is gewoon voor hem. Het is een wonder, dat je naar God mag gaan. Het is 101% zuiver genade, dat Hij er is voor hem. Maar dat is hij gewend. God staat altijd voor hem klaar, dat wéét hij. Die laat hem niet in de steek omdat hij nu oud en zwak is. Die wil ook nu helpen. Want juist nu heeft hij God nodig. Nu meer dan ooit.
Nee, hij was nooit tegen de vijanden opgewassen in eigen kracht. Ook niet toen hij jong en sterk en moedig en misschien wel óvermoedig was. Maar nu heeft hij zijn God speciáál nodig.
Want hij is oud aan het worden, zwakker dan vroeger. De krachten vloeien weg.
------
Ja, je ontmoet senioren,
die nog erg vitaal zijn. Vitaal voor hun leeftijd dan. Want ook voor hén geldt: de krachten worden minder. Ze weten, ze mérken: ik ben over het hoogtepunt heen, wat mijn krachten betreft. Ik zit in een neerwaartse spiraal. Vitale ouderen, mannen, vrouwen van 80 jaar, 90 soms. Maar monter en kwiek. Met een brede belangstelling voor alles en voor iedereen, die ze ontmoeten.
Maar nog vaker ontmoet je andere mannen en vrouwen van die leeftijd. Broze, kwetsbare, bijna breekbare mensjes. En dat zijn ze geworden. Het wáren flinke mannen en vrouwen. Soms mensen, met wie in brede kring rékening werd gehouden. Zo gáát dat, zie je. Mensen, die de marathon binnen de drie of vier uur liepen – die nu achter de rollator schuifelen. Mannen, vrouwen uit de politiek, wegwijzers voor velen. En nu in de war; ze weten de weg zelfs niet meer in het verzorgingstehuis.
Zeker, het kan heel verschillend.
Maar hoe dan ook, voor ouderen geldt: de krachten vergaan. Het wordt minder, in elk opzicht. Wat je vroeger spelenderwijs deed, dat kost nu veel moeite. Of het lukt voor geen meter meer. Als je ouder wordt, word je dus ook kwetsbaarder, weerloos tegenover de vijanden.
----------
De dichter van Psalm 71 had te maken met vijanden. Wie dat waren? In elk geval, ze hebben het op hem persoonlijk voorzien. Waarschijnlijk ook op zijn volk. Maar ook op hem zelf.
En wat kun je dan, als je oud geworden bent. Wat kun je, met je trillenden, zwakke handen. De vijanden vormen een bedreiging. En die is groter, naarmate je ouder en zwakker bent geworden. Je krachten zijn minder. Dus heb je minder mogelijkheden, je te verweren. De aanval af te slaan. De vijand ruikt zijn kans.
-------
En inderdaad, de ouderdom brengt zijn eigen, groeiende problemen met zich mee, ook vandaag. En daar krijg ieder mee te maken, die oud mag worden. Met zaken, die vijanden voor je worden. Bijvoorbeeld eenzaamheid. En doelloosheid.

eenzaam....
Je leven wás vol en druk. Je dééd iets. Je betékende iets. Voor een heleboel mensen misschien wel. En nu? Je wordt door bijna niemand nog serieus genomen. Degenen, die je verzorgen, hebben weinig tijd voor je. Té weinig, vinden ze waarschijnlijk zélf ook. En je kinderen en kleinkinderen, als die er zijn, die zie je eigenlijk ook niet zo vaak, als je wel zou willen. Omdat je wel eens een beetje vergeet, dat die ook hun eigen leven hebben.
Ja, ze zijn misschien wel eens wat teveel op zichzelf gericht. Op de toekomst, op genieten nu. En oude mensen, daar héb je zo weinig aan. En die kunnen soms zo zeuren over “die goeie ouwe tijd” en meer van dat antieke spul.
Ja, als je oud bent, of oud aan het worden bent, kun je ook jezelf tot vijand worden. Het is moeilijk te aanvaarden, oud te zijn, niets meer te betekenen, je tijd gehád te hebben. En het zó te voelen, dat er niets voor in de plaats gekomen is. En daarom zeurderig en zuur te zijn. Sommige oudere mensen hebben reden, deze vijand niet te onderschatten…
Het leven, het oud zijn zélf is een vijand soms. Het kan je in een geloofscrisis brengen. Ik kan en heb niks meer. En God laat het allemaal maar toe!
Vijanden, in en om je heen, waartegen je je verweren moet. Dat is zwaar. Dat kost veel energie. En die héb je al zo weinig. Het is moeilijk, sterk te staan in het geloof. Want geloof en leeftijd en fitheid, ze hebben alles met elkaar te maken. Vijanden overal. En dus strijd. En?
-----------
De dichter van Psalm 71 brengt dat bij God. Hij praat er met Hem over.”Verstoot en verlaat mij niet”, vraagt hij. Nu hoeven we niet te denken, dat God je verstoot omdat je oud en zwak geworden bent. Omdat Hij toch niks meer aan je hééft of zoiets. Dat doet God niet. Zó is Hij niet. Dat weet de dichter. Daar kent hij God goed genoeg voor.
Nee, hij bedoelt: laat me niet in de steek, NU ik oud en zwak ben. Voorál nú niet. Want nu is Uw hulp dubbel nodig. Er moet grote kracht aan te pas komen. Maat extra large, zeg maar. Dat is nodig. En hij durft er om te vragen.
Want hij overdenkt zijn leven. Dat doen oude mensen uiteraard veel. En de dichter constateert: God wás er. Al vanaf mijn jeugd. Al vóór mijn geboorte! En toen ik kind was. Ik werd opgevoed in het geloof. Er werd mij verteld over God en zijn grote daden. Ik leerde op God te vertrouwen. Bij Hem te schuilen, in een veilige schuilplaats. En niet voor niets! Nee, die God liet zich niet onbetuigd.
Het was te zien, dat God bij mij was.
Heel bijzonder was het. Een wonder eigenlijk. “Voor velen ben ik een teken”, schrijft hij. Een teken van wat de HERE zoal niet doet in het leven van zijn kinderen. De mensen zeiden tegen elkaar: die man heeft een helper. Gód is zijn helper.
En ja, dat is een groot wonder. Dat is het wonder, dat de Here Jezus tot stand gebracht heeft. Dat Hij tot stand bracht op Golgotha. Toen Hij wél verstoten werd. Toen Hij moest klagen: “Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Zó bezorgde Christus op voorhand al ook deze dichter een veilig onderkomen. Een “safe house”, waar je werkelijk onaantastbaar bent!
De dichter is thuis bij God.
En hij heeft het daar goed. Dat steekt hij ook bepaald niet onder stoelen en banken. Daar spreekt hij vrijmoedig over tegen hen, die hij ontmoet. “Mijn mond verhaalt van uw gerechtigheid, uw reddende daden, dag aan dag” (vs. 15). Dat doet hij. En dat zal hij doen, zo lezen we meermalen in dit lied. God en zijn verlossingsdaden, daar heeft hij de mond van vól.
---------
En wat is ons stokpaardje? 
Bij opa op bezoek

Wat brengen wij ter sprake, als we de kans, de goede gelegenheid krijgen? Nou weet ik heel goed: dat komt niet goed over, als we de hele dag tegen iedereen over het geloof en over God praten. Dat pikken de mensen niet, ook niet van een oude man of vrouw. De kleinkinderen nemen het óók niet, als opa of oma bij elk bezoekje “preekt”.
Daarom had ik het over “een goede gelegenheid”. Als het goed uitkomt. En naar iemand toe, die er op dat moment open voor staat. Iemand, die misschien wel smacht naar troost. Dan is vrijmoedigheid op zijn plaats. Dan nemen ze de woorden van een ouder en ervaren mens eerder aan dan van een jongere, in de regel.

Maar dan wél van een oudere, die dankbaar is. Iemand als de dichter van dit 71e lied uit de Psalmbundel. Die zijn zegeningen telt, één voor één. De zegeningen van een héél leven lang!
Nou is dat vérre van eenvoudig. Omdat er vaak véél in het leven is, wat we met de beste wil van de wereld niet als zegening zien. En het zal je gebeuren, dat je leven dáár vol van is! En er steeds meer van die dingen bij komen! Nee, daar kun je niet gemakkelijk lekkere chocola van maken! En dat zijn voor je beleving ook niet zomaar zegeningen. En dat zijn in zichzelf ook geen zegeningen.
Maar toch, de zegeningen zijn er.
En die moeten we niet vergéten. Tel nou eens op, hoe vaak en in welke situaties God er kennelijk wás. En ook dóórhielp. En hoe Hij om Jezus wil nog helpt. Het negatieve onthouden we gemakkelijk. Té gemakkelijk meestal. Maar wat we aan goeds ontvangen hebben, laten we dát onthouden. En ook vertellen.
Wat is het een heerlijke belevenis, een ouder iemand te ontmoeten, die positief is. Die blijmoedig vertrouwen uitstraalt!
De vijanden zijn sterk op je oude dag. En je krachten nemen hand over hand áf. Maar het is niet hopeloos. Want de sterke God verlaat de zijnen niet. Hij helpt steeds weer en steeds meer!

Amen.
-----------------------------------
Voorstel voor een liturgie:Eventueel vooraf: Gez. 409 : 1,4
Na stil gebed, votum en groet: Gez. 427 : 7, 8
(In ochtenddienst: als schuldbelijdenis lezen Psalm 51 : 5-7
Als woord van genade zingen: Ps. 103: 3,4
Lezing van de wet: Num. 19: 1-4 en 9-18 en zingen: Gez. 48 : 7)

Schriftlezing: Lezen en zingen Psalm 71
Zingen vs. 1 en 2; lezen: vs. 4-11(onberijmd); zingen: vs. 8 en 9; lezen: vs. 17-20(onberijmd) en zingen vs. 13 en 14
Na de preek zingen Ps. 43 : 3,4,5
Slotlied: Zingen “Zingende Gezegend” 322 : 1,2,4 (op melodie van Ps. 119) of Gez. 452: 2,3
------------

Aandachtspunten voor de dienst der gebeden:
Uiteraard voorbede voor de oudere mens en zijn specifieke “vijanden”: eenzaamheid, verveling, gevoel van overbodigheid, zinloosheid. Help hen, te verwerken, dat ze (steeds) minder kunnen.
Help ons, de ouderen niet louter als probleem te zien. Geef ons er oog voor,dat ze ook gave zijn. Dat we zuinig op hen en hun levenservaring zijn. Dat we begrip hebben, dat ze wel eens “zuur” overkomen. En dat we gráág (ook loon-) “offers” voor hen brengen.
Geef, dat we ons verantwoordelijk weten voor onze (groot)ouders.
En als we gelegenheid hebben voor vrijwilligerswerk op het gebied van de zorg voor ouderen…
Bidden voor verzorgers van bejaarden en vrijwilligers.
Laat ons zienderogen oud worden. En leer ons NU onze zegeningen alvast tellen, om ze ook later ons te kunnen herinneren.

Geen opmerkingen: