dinsdag, september 20, 2005

ONUITPUTTELIJK! MAAR DAN WÉL PUTTEN (preek)




De bijbel, onuitputtelijk! –maar: pútten we wel genoeg?

“…een huismeester die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen te voorschijn haalt.” Matteüs 13 : 52 NBV
We houden er waarschijnlijk allemaal best wel van,
iets nieuws aan te schaffen en te hebben. Maar tegelijk geldt: oud is vertrouwd. Het nieuwe bankstel kan beter zijn, duurder en mooier dan de oude meubeltjes, maar het moet wél eerst wennen. Het kost tijd, over te schakelen. En die Euro, écht dubbel niks! Hadden we de goeie gulden nog maar…
Binnen de kerk en de gemeente willen nieuwe en oude dingen, en de houding tegenover die twee, nog wel eens verwijdering teweeg brengen. De één houdt meer van nieuw: nieuwe vertaling, berijming, vernieuwingen in de liturgie e.d. En de ander wil maar liever alles bij het oude laten.
Nu gaat het in de tekst niet over dergelijke zaken. En toch zal blijken, dat het er niet los van staat. Maar het gáát hier meer over de prediking. En dat met name niet over de vorm, maar over de inhoud daarvan.

Dat betekent niet,
dat we de weegschaal voor dominees gaan hanteren of zoiets. Nee, de hoorders staan niet in de schuilkelder, veilig voor rondvliegende kogels. U en ik kunnen niet rustig achterover gaan leunen, veilig voor de pijlen van het Woord. Nee, het gaat over ons allemaal. Want het gaat ook over hoe we met de Bijbel om hebben te gaan. Luister maar!
-------
Jezus heeft heel wat gelijkenissen verteld
aan de mensen die massaal naar Hem kwamen luisteren. En vooral ook aan zijn leerlingen. Verhalen, uit het leven gegrepen. Eenvoudige verhalen. Maar ze moesten wél begrépen worden. Want het ging de Heiland er niet maar om, de hoorders te boeien en mee te slepen. Het was ónderwijs. Hij wilde mensen wat leren over Gods Rijk. Over het binnengaan in dat Rijk. Over het leven binnen de grenzen ervan.
In vers 51vraagt Jezus de leerlingen, of ze zijn onderwijs via gelijkenissen begrepen hebben. Hij vraagt dus niet, of ze al die gelijkenissen nog zo op kunnen noemen en navertellen. Het gaat om begrijpen, om begrip.

Dat is veelzeggend, ook voor ons. Als God in zijn Woord tot ons spreekt, bijvoorbeeld via de prediking of gezamenlijke of persoonlijke Bijbelstudie, dan geeft Hij onderwijs, les. Maar dan gaat het daarbij er niet alleen om, dat we een groeiend stuk parate kennis opdoen. Ook dat is bepaald niet zonder belang. Daar moet het mee beginnen.
Maar dan gaat het van daaruit om méér: om verstaan, begrijpen, met je hoofd, met je hart. Als leerlingen van het Koninkrijk moeten we, net als de discipelen, de geheimen van dat Rijk kennen. En daarom moeten we ze leren kennen en béter leren kennen. Want, wéér: nét als de discipelen, dan kunnen we ze doorgeven. Dat is de opdracht.

Nu, de discipelen geven aan, dat ze Jezus’ onderwijs begrepen hebben. “Daarom”, zegt Jezus dan,
”daarom de volgende gelijkenis”.
Omdat jullie aangeven, dat jullie leerlingen zijn, en dus: Schriftgeleerden, in de goede zin van het woord. Want “schriftgeleerde” is hier niet de aanduiding van de beruchte Joodse klasse van muggenzifters en letterknechten.
Maar het betekent niet meer of minder dan: iemand met kennis van de Schrift. Iemand, die de betekenis van de gelijkenissen van het Koninkrijk van God begrepen heeft. En die dus het Woord van de Koning kent. Tot die leerlingen richt Jezus Zich in deze gelijkenis. En Hij doet ons weten: je bent pas echt schriftgeleerde, als je leerling geworden bent!

Het gaat erom, dat wij dat zijn: volgelingen van Jezus. In de zin van léérlingen. Dat zijn mensen met open oren. Omdat ze met open mond luisteren naar Jezus’ woorden. En dat weer, omdat hun harten geopend zijn voor wat en wie Jezus is.
En Wie ís Hij dan wel? Hij is Koning. Koning van het Koninkrijk der hemelen. En dat Koninkrijk is geen leerstuk, geen theologisch systeem. Leerlingen van Jezus zijn niet per definitie knappe koppen, filosofen, diepe denkers. Natuurlijk heb je wat méé, als je een goed stel hersens hebt gekregen. Op zulke mensen moeten we zuinig zijn. Die moeten we als kerkenraad en Synode niet door een dom beleid en kortzichtige maatregelen van ons vervreemden!
En, jongelui: als je goed kunt leren:
gebruik je hersens alsjeblieft
niet uitsluitend om in de maatschappij wat te bereiken. Ook prima! Maar gebruik je gaven ook voor Gods Rijk!

Maar: dat Rijk is geen leerstuk alleen.  Het gaat om de levende werkelijkheid van Gods Koningschap. Dat Koning Jezus je leven beheerst en bepaalt, je denken en doen, je werk, je studie en vrije tijd, je keuzes, heel je leven. Dat is in beginsel ook het gevál bij een man, vrouw, jongen, meisje, die of dat leerling van Christus is.
Een christen is LEERLING, gemeente (lezers). Je kunt ook zeggen: een gelovige is OOR! En dat geldt niet alleen voor predikanten en ouderlingen en ieder, die het Woord heeft door te geven. Ja, voor hen geldt dat in het bijzonder. Maar iedere gelovige is in beginsel één en al oor, en wil dat steeds meer worden.
In Psalm 40:7 staat: het gaat de HERE niet om offers. Waar gaat het Hem dan wél om? Om het doen van Gods wil; gehoorzaamheid dus (vers 9). En, om dat te kunnen, om te kunnen leven in overeenstemming met Gods geboden, daar zijn die geopende oren voor nodig. En nu profeteert Ps. 40 ten diepste over Christus en zijn komst in het vlees en volbrengen van Gods wil.
Maar zij die leven uit die Heiland, die willen ook geopende, doorboorde oren hebben. En ze hébben dat in beginsel.
Zij leggen hun oor te luisteren bij de Schriften. Zij zijn er op gefocust, om Christus te horen spreken in de Bijbel. NIET om vrome, maar menselijke systemen te leren kennen, om die te kunnen spuien. Niet om te zeggen, wat de hoorder van je verwacht. Niet om vrome, rechtse, orthodoxe theologie uit die Schriften op te diepen en te bevestigen. Nee, alleen maar: om de stem van je Meester te horen. Aan de weet te komen, wat Hij in dat Woord tegen je zeggen wil.

Het is dus niet de bedoeling,
dat u met een hoofd puur vol rechtzinnigheid naar de bijbel, naar een bijbelgedeelte gaat. Als je samen een gedeelte uit te bijbel leest, om er over na te denken, fijn! Maar... je meent van tevoren al te weten, wat daar eigenlijk bedoeld wordt, wat God tot je wil zeggen. Nou, dan zit je wél goed fout.
Dan kun je nóg zo vroom gebeden hebben om de leiding van de Geest. Maar dan loopt intussen je geestelijke horloge uren vóór. Dan loop je die Geest voor de voeten. Dan loop je duidelijk het gevaar, dat God niet de ruimte en gelegenheid krijgt, te spreken. Te zeggen, wat Hij in dat gedeelte nu écht aan je kwijt wil.
Nee, het gaat om informatie, die plaats moet krijgen in je hoofd, je hart, je leven. En die informatie moet je hóren. Je moet alleen maar met je OOR naar een bijbelgedeelte gaan. Met het gebed -in je HART!- tot God: open mijn oren. De Heilige Geest moet bij wijze van spreken telkens weer je oren uitspuiten. Want het gaat om hóren!

Alleen zo kun je “heer des huizes” zijn.
Met zo iemand vergelijkt Jezus de discipel-Schriftgeleerde. De “heer des huizes”, de huisman zouden wij hem noemen, was verantwoordelijk voor al het reilen en zeilen van het huisgezin. Met name ook de financiële kant ervan. Hij had de huishoudportemonnee. Hij beheerde de voorraadkamer met levensmiddelen. Uit die voorraad deelde hij uit aan alle leden van het grote huisgezin wat zij nodig hadden, nieuwe en oude dingen.
Daarmee is de taak van de hoorders van het Woord, van Jezus’ leerlingen, te vergelijken. Zij dragen verantwoordelijkheid voor “de voorraad”, d.w.z. wat ze aan informatie ontvangen hebben. En die informatie is groot nieuws. Het is een schat, zoals er letterlijk in de tekst staat. Dat is tekenend. We vinden in de bijbel een schat, een enorme voorraad, voor ons mensen allemaal samen zelfs onuitputtelijk! Maar je moet wél putten, graven in de tekst, om de rijkdom naar boven te brengen!
U begrijpt wel
en jij hebt ook wel door, dat hier wél een onderscheid is. Dat er een scheiding dwars door de mensheid loopt. Dat hier de vraag naar u en mij toekomt: wat doe ik, om schatten te vergaren? Beter nog: wat zíjn voor mij de ware schatten? Ben ik alleen maar bezig met het bijeenzoeken, het vermeerderen van die schatten, die vergáán? Ben ik er op uit, later zoveel mogelijk te verdienen, om “lekker” te kunnen leven? En interesseert die schat, waar Jezus het over heeft, die schat in de bijbel, me eigenlijk totaal niets. Of acht ik die in elk geval een zaak van later zorg?
Kijk, want hoe kun je nu uitdelen, te voorschijn halen, beheren, als je geen schat hebt. En als de voorraad niet regelmatig aangevuld wordt? Wie uitdeelt hoeft zich geen zorgen te maken, dat de voorraad op raakt. Want die ontvangt zelf steeds meer. Maar ik moet wel zelf de schat in Gods Woord kennen en er uit leven. Neem je dat eens mee, om over na te denken??

Maar als je dan je oor en hart te luisteren legt bij het Woord, wat komt er dan te voorschijn? “Nieuwe en oude dingen”,
zegt Jezus. Als ik dat zo zie staan in de tekst, dan vind ik meteen de volgorde opmerkelijk. Je zou eerder verwachten: oude en nieuwe dingen, in die volgorde.
Die opmerkelijke volgorde zal allereerst te maken hebben met de situatie, waarin Jezus deze woorden sprak. Met dat moment van de heilsgeschiedenis.
Er waren toen de oude dingen: wat God sprak in de Schriften van het Oude Testament. Dat zat in “de voorraad”. De discipelen mochten niet vergeten, dat Woord door te geven. Dat bleef zijn waarde houden. Maar het mocht wel gezien worden in het licht van wat er in Jezus gekomen was. De boodschap van het O.T. mocht klinken, maar dan belicht vanuit het werk van de Christus.
Maar in de voorraad bevinden zich ook “nieuwe dingen”. Dat zijn de aspecten van Gods Woord, die tot op dat moment niet onderwezen waren: het Evangelie van de verzoening en eeuwig leven door Jezus’ werk. De nieuwe werkelijkheid, die tot stand gekomen was. En die nieuwe dingen moeten éérst doorgegeven worden, zegt Jezus. Dat is het uitgangspunt: Jezus Christus en de betekenis van zijn werk, ook voor de openbaring, zoals die in het O.T al gegeven waren.
Moeilijk was dat voor de mensen van toen. Voor de “Schriftgeleerden” van wie we lezen in het N.T. Maar ook voor de nieuwe schriftgeleerden, de mensen die discipelen van Jezus zijn geworden. Moeilijk, die oude dingen te lezen , belicht door Jezus’ werk. En nog moeilijker die nieuwe dingen: de werkelijkheid die door Jezus en zijn werk op aarde gekomen zijn. Moeilijk, de Bijbel te lezen in het licht van Jezus.

Moeilijk,
ook vandaag, je oor te luisteren leggen bij Jezus’ woorden. Moeilijk, echt, onbevangen, onbevooroordeeld te luisteren. Moeilijk, om open te staan ook voor de nieuwe dingen, die dan te voorschijn komen.
Want de Bijbel is niet een boek, dat je even in hoofdlijnen moet begrijpen en dat dan geen raadsels meer voor je heeft. Ja, het gáát om Christus en zijn werk. Het gaat om Hem in héél de bijbel. En in principe in elk bijbelgedéélte en elke bijbeltekst. Maar dat heeft veel aspecten en zeer diepe en vergaande consequenties voor vandaag. En dat voor alle uithoeken van ons leven. En daarom is er diepgaande studie nodig is. Moet je je er intensief in verdiepen.
Want dan blijkt, hoe elk gedeelte, elke tekst niet alleen die ene, die algemene boodschap heeft. Maar vooral ook een heel
speciaal aspect
ván die boodschap. Een geheel eigen aspect van de boodschap voor ons leven. Een aspect, alleen in die tekst, dat gedeelte bedoeld en onderwezen.
En elke keer, als we de bijbel ter hand nemen moeten we op zoek gaan naar dat speciale aspect van de boodschap, dat God daarin voor ons heeft. Elke keer als we, óf persoonlijk of samen, in de kring van het gezin, als bijbelkring, op catechisatie, maar ook in de kerk, een bijbelgedeelte lezen en overdenken.
Dat kost extra tijd en moeite. Maar die tijd is goed besteed. Die moeite is de moeite waard!
En dan moeten we er niet versteld van staan, dat er dan nieuwe dingen uit dat gedeelte naar boven komen. Ja, gezien het feit, dat in deze gelijkenis de nieuwe dingen voorop staan, moeten we daar zelfs op uit zijn en naar zoeken. Het is niet verkeerd, als we in een bijbelgedeelte dingen tegenkomen, die anders klinken dan het oude en vertrouwde. Dingen, die daar misschien wel mee in strijd lijken of zijn.

Een concreet voorbeeldje.
Er zijn teksten die spreken over de positie van de vrouw in de gemeente en in dienst en ambt. Het is goed, te proberen die nog eens grondig en zonder vooroordeel te lezen. Dat is goed. Dat is opdracht. Maar dan wél lezen in de luisterhouding, met door de Heilige Geest uitgespoten oren.
Ja, ik vind zelf ook het oude vertrouwd. Ik heb ook de neiging te denken en zeggen: “Waarom dat nieuwe? Moet dat nu? Het oude is toch goed? Daar hebben onze ouders en grootouders het toch ook mee gedaan?”
En toch…Jezus laat weten, dat álles wat uit de schat van het Woord opgedolven wordt, goed is. Het oude is vertrouwd, jazeker. Maar dat betekent echt niet altijd, dat het daarom ook góed is. Als je zonder je orthodoxe en dogmatische voorraad en mét open oren en hart naar de bijbel luistert, kun je wel eens verrassende ontdekkingen doen. Soms moet het oude op een nieuwe manier verstaan worden.
Gemeente, lezers: de Schriften van Oude en Nieuwe Testament vormen
een schat.
En je komt in heel je leven, en je komt zelfs samen met alle heiligen om je heen, nooit op de bodem. Het kan je gaan als een kind. Dat heeft ergens op zolder een grote kist met verkleedspullen of iets dergelijks gevonden. En telkens ontdek het weer wat nieuws.

Zo kan het ook gaan, als je in de bijbel leest. Als je die leest zonder vooroordeel, onbevangen. Zonder meteen te denken aan dogmatiek en dogmatische vastheden. Als je de bijbel leest met “open” oren.
Dan wordt de bijbel echt lezen een spannende ontdekkingstocht. Je komt dáár terecht, waar je al eens eerder was. Maar wat je vergeten was. En soms kom je onverwacht op een plek, waar je nog nooit geweest bent. En dat kan best wel eens griezelig zijn; daar kun je je wel eens niet op je gemak voelen.
Want dan kun je wel eens op dingen stuiten, die
nieuw voor je
zijn. Die je anders geleerd hebt. Die misschien al eeuwen lang in jouw “kring” voor onomstotelijke waarheid werden gehouden. Over die positie van de vrouw in de gemeente van Jezus Christus bijvoorbeeld. En je ontdekt, dat die traditionele uitleg, op grond waarvan de vrouw in bepaalde kerken uitgesloten is van het ambt, toch niet zo vanzelfsprekend en sterk is.
Stel, dat zoiets gebeurt. Moet je je dan een hoedje schrikken? En maar gauw de bijbel dichtdoen en overgaan tot de orde van de dag? Schrik, angst, paniek zijn altijd slechte raadgevers! Het is beter, om dan nog eens en meer en verder te lezen en naar Gods Woord te luisteren.
“Nieuwe en oude dingen”, zegt Jezus, “zijn er te vinden in de schatkamer van het Woord.”

Schrik daarom maar niet
van nieuwe ontdekkingen. Blijf kijken, en toets aan wat er verder in heel de bijbel staat, wat je gevonden hebt. Want: het Woord moet je laten stáán, zei Luther al. Maar menselijke úitleg van dat Woord, dáár mag aan gepeuterd en gesleuteld en getornd en verbeterd worden. Waar of niet?!
Ik wens u en jou veel spannende ontdekkingstochten in de voorraadkamer van het Woord toe!
Amen


Liturgie:
Vooraf: Ps. 5:1,3
Na stil gebed, votum en groet: Ps. 5:6,7.
(In een ochtenddienst: Schuldbelijdenis met de woorden van Ps.51:1,2 en zingen Ps.51:3; genadeverkondiging en zingen:Ps.65:2;
Gods wil: Rom.13:8-14,zingen: Ps 86:4.)
Ter inleiding op de schriftlezing: Gez.326:2;
Schriftlezing: Matt. 13:47-52
Gez.326:4,5;
preek, Ps.119:40,47;
Ter in leiding op gebeden: Gez. 322:4
Gebeden, Gez.322:5
Dienst van de offers
Zingen: Gez. 330 : 1 (middagdienst geloofsbelijdenis) 330 : 3

Suggesties voor de dienst der gebeden:
Danken, dat we het Woord gekregen hebben en de verkondiging daarvan Gebed om te zien, dat Gods Woord een schat is van blíjvende betekenis, oneindig veel waardevoller dan al het overige;
Vragen, om (meer) oor en leerling te worden/zijn.
Gebed om door God geleid te worden in onbevooroordeeld, open, nieuwsgierig in de bijbel te lezen, persoonlijk en samen met anderen;
Bidden om niet al te verknocht te zijn aan het oude/nieuwe in de kerk, maar meer aan het wáre;
Voorbede voor alle ambtsdragers, die het Woord mogen/moeten dragen; en vergeet de dragers van het ambt van alle gelovigen niet.

Geen opmerkingen: