maandag, november 21, 2011

ONTMOETINGEN MET HET KERTSTKIND (Kerstdeclamatorium)

                                                      KERSTDECLAMATORIUM

OOIT JEZUS  ONTMOET? (Kerstdeclamatorium)

Welkom en gebed

Zingen: Zingende Gezegend: 105       (melodie Gez. 127)

  O volk, verdwaald, verloren,                                
 vrees niet, ziehier; uw Knecht!                              
 God heeft Hem uitverkoren,                                
 zijn Geest op Hem gelegd.                                  
 Hij die de volken richt,                                          
 Hij roept niet uitgelaten,                                       
 Hij schreeuwt niet langs de straten -                    
 zijn stem is als het licht.                                       


Hij komt – Hij zal niet breken
 het eens geknakte riet.          
 Hij komt uw licht ontsteken,
 wat kwijnt, dat dooft Hij niet!
Die trouw en recht betracht,
 zijn vlam zal niemand doven.
Hijzelf wordt niet gebroken
zolang de wereld wacht.

Hij, het licht voor de wereld
 Zo zegt uw God, de Here,
die aard' en hemel schiep,
die mens en dier formeerde
en u tot leven riep:
ziehier, Ik heb mijn Knecht
al bij de hand genomen,
in Hem zal tot u komen
mijn liefde en mijn recht.









Hij zal de volken wezen
een altijd brandend licht!
Gij blinden zult genezen:
ontvangt een nieuw gezicht!
Geboeiden, heft uw hoofd -
want uit de nacht van lijden
zal stralend u bevrijden
het licht, dat Hij belooft! 

Verteller:
fietsen
Als je gezond en vitaal bent, stap je nogal eens op de fiets. Even een ommetje maken, naar je werk, naar de winkel voor boodschappen. In een niet al te grote plaats kom je dan regelmatig wel bekenden tegen. Die groet je dan even. En soms maak je een praatje. Meestal gaat dat over koetjes en kalfjes. Het komt maar zelden tot een échte ontmoeting. Tot een contact, waarbij je iets krijgt of iets geeft.
Het kan óók gebeuren, dat een ontmoeting je leven een radicale wending geeft. Het moment, waarop je levenspartner op je weg gekomen is bijvoorbeeld, zal je niet licht vergeten.
Ook in 2011 hopen we weer kerstfeest te vieren. We denken er straks weer aan, dat Jezus als Redder als mens op aarde kwam. Hoe Hij zijn grote werk, om jou en mij weer een Thuis te geven, begonnen is. Ben je Hém wel eens tegengekomen? En hoe kómt het tot een ontmoeting met Hem? Een enorm belangrijke vraag!.
Voor een antwoord op een dergelijke vraag is er maar één bron: het woord van Jezus zelf. We willen kijken naar mensen, die Hem ontmoet hebben. En vooral: we willen luisteren naar wat God daar ons leert over de vraag: hoe ontmoet ik de geboren Redder. Hoe heb ik wezenlijk contact met Hem.

Zingen: Stemmen des heils 93: 2,4,5
Jezus daalt op aarde neder                           
als een kindje, klein en teer.                          
Maar hoe arm Hij ook mag wezen,                
Hij is aller hoofd en Heer!                               
  Refrein: Vrede zal op aarde dagen,
                God heeft in de mens behagen.
                 Zalig, die naar vrede vragen;
                Jezus geeft die. Hoort zijn stem!
de wijzen aanbidden

     Als het Lam, door God gegeven    
     leefd' en  stierf Gods lieve Zoon.
     Maar nu klinkt ook in de hemel
     't Halleluja om zijn troon!
        Refrein
                   
Leer ons bij Uw kribbe buigen.
                    Leer ons knielen bij Uw kruis.
                    Leer ons in uw naam geloven.
                    Breng ons eens in 't  Vaderhuis.
                       Refrein

Verteller:
In Gen. 3 wordt vermeld, hoe de mens in de zonde gevallen, of eigenlijk gesprongen is. En dat dat feit voor heel de mensheid vreselijke gevolgen heeft. Die zijn definitief en eigenlijk onoverkomelijk en onoplosbaar. Maar God is God en geeft een uitweg. De uitkomst en oplossing komt van het Kind van kerst. Hij zal de sterke held zijn, die het kwaad en de boze zal overwinnen. En dat definitief en voorgoed!
En in deze belofte kun je Hem eigenlijk al zien en ontmoeten. Maar het moment is nog verre toekomst en lijkt vaag. Maar het is werkelijkheid.

Declamatie: Feest van kerst   (Muus Jacobse)

Geboorte.  
wéér een kind geboren
Het moet beginnen met geboren worden,
beginnen met de boodschap van een engel,
beginnen bij het begin.
En wij komen vandaag niet verder
dan geboren worden, niet verder
dan dat het weer zal beginnen
omdat het bij God begon.

Schriftlezing: Jes. 9:1-6
Het volk, dat in duisternis ronddoolt
ziet een schitterend licht.
Zij die in het donker wonen
worden door een helder licht beschenen.
U hebt het volk weer groot gemaakt,
diepe vreugde gaf u het,
blijdschap als de vreugde bij de oogst;
zij jubelen als bij het verdelen van de buit.
Het juk, dat op hen drukte,
de stok op hun schouder, de zweep van de drijver,
U hebt ze verbrijzeld, zoals Misjan destijds.
Iedere laars die dreunend stampte
en elke mantel waar bloed aan kleeft,
ze worden verbrand, een prooi van het vuur.
een koning...
Een kind is ons geboren,
een zoon is ons gegeven;
de heerschappij rust op zijn schouders.
Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman,
Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst.
Groot is zijn heerschappij,
aan de vrede zal geen einde komen.
Davids troon en rijk zijn erop gebouwd,
ze staan vast, in recht en gerechtigheid.
Daarvoor zal Hij zich beijveren,
de HEER van de hemelse machten.

Verteller:
Hier is sprake van een kind. Maar ook hier lijkt gesproken te worden van een verre toekomst. En toch... Jazeker, de vervulling ligt in de toekomst, ligt in Jezus. Maar ook tóen, in de tijd van Jesaja, moet er een aanvankelijke vervulling geweest zijn. Misschien kunnen we denken aan een koning als Hizkia. Diens geboorte wordt hier allereerst aangekondigd.
Het was een slechte tijd voor Gods volk. Door eigen schuld, door eigen zonden. Maar er komt een eind aan de onderdrukking. Een kind wordt geboren, dat als man zal verlossen. Dat kind was te zien, te ontmoeten. Maar dan ontmoette je iemand, die een schaduw was. Een schaduw van hem, die zou komen in een toekomst, die nog ver weg was.
Maar er was een kind. En hij was al te zien en te ontmoeten. De belofte werd meer en meer tastbaar. En, die belofte moet in vertrouwen aanvaarden, zegt de profeet in vers 9. De ontmoeting met het Kind, de Redder, vindt plaats in de weg van gelovig aanvaarden en vertrouwen.
Ook wij, nu de Redder zijn werk gedaan heeft, moeten nog diezelfde weg gaan. Want we zien
niet. Daarom past ons in geloof te zingen van het geboren Kind.

Zingen: Gez. 26: 1,3,4

zonsopgang
  Daar is uit 's werelds duist're wolken
  een licht der lichten opgegaan.
  Komt tot zijn schijnsel, alle volken,
  en gij, mijn ziele, bid het aan!
  Het komt de schaduwen beschijnen.
  De zwarte schaduw van de dood.
  De nacht der zonde zal verdwijnen.
  Genade spreidt haar morgenrood.


   Wat heil, een kind is ons geboren,
    een zoon gegeven door Gods kracht!
    De heerschappij zal hem behoren,
    zijn last is licht, zijn juk is zacht.
    Zijn naam is “Wonderbaar”, zijn daden
    zijn wond'ren van genaad' alleen.
    Hij doet ons, hoe met schuld beladen,
    verzoend voor 't oog des Vaders treên.


     O Vredevorst, Gij kunt gebieden
     de vreed' op aard' en in mijn ziel!
    Doe alle volken tot U vlieden,
    dat al wat ademt voor u kniel'!
    Des HEREN ijver zal bewerken
    dat hij de zetel, U bereid,
    met recht en met gericht zal sterken.
    Hem zij de lof in eeuwigheid!

 Lezen: Luc. 2:1-7
In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af, dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië.
Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad Nazaret in Gallilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was.
Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad

de aankondiging
Verteller:
Hier komen we Maria en Jozef tegen. En we horen nieuws over Maria. Er is wat gebeurd in Bethlehem. Ze kreeg bezoek...

Declamatie: Eens op een dag in Nazareth  (D. van der Stoep)

Eens op een dag in Nazareth,
op 't uur, door God daarvoor gezet,
klopte aan Maria's  nederige huis
een engel aan, en zij was thuis.
Zij heeft haar deurtje losgedaan
en toen zag ze de engel staan.
Maria schrok. Wie schrikt er niet
als hij een echte engel ziet?
Het moet wel eigenlijk niet zo zijn,
maar ach, een engel is zo rein.

De engel sprak: “Wees niet bevreesd,
want God bemint jou allermeest;
van alle vrouwen, groot en klein,
zul jij het meest gezegend zijn:
je krijgt een kind, een koningszoon,
die heersen zal op Davids troon”.

Maria zat en hoorde toe.
Het werd haar wonderlijk te moe.
Ze sprak de engel schuchter aan
en heeft hem deze vraag gedaan
-haar woorden zongen als een lied-:
“Hoe zal dat zijn? Ik vat het niet:
ik ben niet eens getrouwd, mijn heer”.

Toen sprak de witte engel weer.
Hij heeft haar 't wonder uitgelegd.
Dit is het wat hij heeft gezegd:
“De Heilige Geest heeft je bemind:
God is de vader van dit kind”.

Toen boog Maria 't kleine hoofd
Zij heeft in 't wonder Gods geloofd.
Ze sprak -en staakte elk verweer-:
“Ik ben de dienstmaagd van de Heer”.
                                                              (Uit: Dit Kind)

Verteller:
Unieke dingen werden verkondigd aan deze jonge vrouw, die ten huwelijk gegeven was aan Jozef, maar nog niet met hem samenwoonde. Ze was maagd gebleven. Blijkbaar wilden ze samen op “ouderwetse” wijze nog iets nieuws bewaren voor als het huwelijk ook officieel voltrokken was. En dan: in verwachting! In verwachting niet door middel van Jozef, maar door de Heilige Geest! In verwachting van de Zoon van God, de Verlosser!
Zo ontmoet Maria  het Kind!
En haar reactie? Ze wil haar God dienen. En onderwerpt zich aan Gods woord. “Laar maar met mij gebeuren wat u gezegd hebt”, zegt ze tegen Gabriël, de bode van God.

Zingen: Maria's lofzang (Muus Jacobse)
            Mijn ziel maakt groot de Heer,
         mijn geest verheugt zich zeer.
         Want God heeft mij, geringe,
         die  Hem als dienstmaagd dien,
         goedgunstig aangezien
         en deed mij grote dingen.


         Van nu aan, om wat Hij,
         de Sterke, deed aan mij,
         zullen mij zalig prijzen
         alle geslachten saam.
         Want heilig is zijn Naam.
         Hij zal zijn trouw bewijzen.


         Zijn arm verstoot met kracht
        de  groten uit hun macht,
         de vorsten van hun tronen.
         Maar Hij maakt kleinen groot
         en zal met overvloed
         de hongerigen lonen.


        Hij heeft het lang voorzegd:
        aan Israël, zijn knecht,
        zal Hij genade schenken.
        Hij zal aan Abraham
        en al wie na hem kwam
        in eeuwigheid gedenken.

Verteller:
Op die manier ontmoet je het Kind dus: door te aanvaarden wat God zegt. Kerstfeest gaat niet op in gezelligheid en romantische dingen. Het is een aanvaarden van het wonder. Het wonder, dat God mens geworden is. Dat de Verlosser, Gods Zoon, mens werd, uit Maria geboren als Bevrijder van zonde en schuld.
Dat gaat door onderwerping aan Gods Woord. Als dat juist met Kerst van onmogelijke dingen spreekt, wonderen laat horen. Dat kost heel wat! Daar moet de Heilige Geest heel wat werk voor verzetten in je. Want dan moet je menselijke logica opzij! Kijk naar Maria. En zeg haar na: God, ga uw gang. Verlos mij op Uw manier. Om der wille van deze, Uw Redder.
Zo deel je in Gods heil en vrede.

Zingen: Gez. 143
Stille nacht, heilige nacht!
Davids Zoon, lang verwacht,
die miljoenen eens zaligen zal,
wordt geboren in Bethlehems stal,
Hij, der schepselen Heer. (2x)



   Hulp’loos Kind, heilig Kind,
   dat zo trouw zondaars mint,
   ook voor mij hebt Ge U rijkdom ontzegd,
   wordt Ge op stro en in doeken gelegd.
   Leer me U danken daarvoor. (2x)



           Stille nacht, heilige nacht!
           Vrede en heil wordt gebracht
           aan een wereld, verloren in schuld.
           Gods belofte wordt heerlijk vervuld.
           Amen, Gode zij eer! (2x)

Lezen: Matt. 1:18-25
De afkomst van Jezus Christus was als volgt.  Toen zijn  moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog nit bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn door de heilige Geest. Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde har niet in opspraak brengen en dacht erover haar in het geheim te verstoten. Toen hij dit overwoog, verscheen hem in een droom  een engel van de Heer.
De engel zei: "Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest. Ze zal een zoon baren. Geef hem de naam Jezus, want Hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden",
Dit alles is gebeurd opdat in vervulling zou gaan wat bij monde van de profeet door de Heer is gezegd: "De maagd zal zwanger zijn en een zoon baren en men zal hem de naam Immanuël geven, wat in onze taal betekent "God met ons".
Jozef werd wakkker en deed wat de engel van de Heer hem had opgedragen: hij nam haar bij zich als zijn vrouw, maar hij had geen gemeenschap met haar voordat ze haar zoon gebaard had. En hij gaf hem de naam Jezus.

Verteller:
Ook Jozef heeft Jezus werkelijk ontmoet. Hij heeft Maria terzijde gestaan bij de bevalling. We lezen geen woord van hem. Ook niet, toen de engel die wonderbaarlijke gebeurtenis aankondigde. Dat de Verlosser uit Maria geboren zou worden. Maar dat hijzelf uitgeschakeld zou blijven. Dat ze zwanger zou worden door de Heilige Geest.
Geen woorden van Jozef. Wél daden. Daden van gehoorzaamheid. “Hij deed, wat de engel hem opgedragen had”, getuigt de bijbel van hem.
Gehoorzaam zijn, dat is de weg naar een werkelijke ontmoeting met de Redder. Gehoorzaam, ook al gaat dat in tegen alles wat je in je hebt. Tegen je verstand, je gevoel, tegen je wil, tegen wat jij ziet als de goede weg, de goede manier om gered te worden. Bij Jozef blijkt, dat de werkelijke ontmoeting met Jezus zelfverloochening kost. Jezelf opzij zetten, op de tweede plaats. Want op de eerste plaats komt Hij, de Redder.
Jozef heeft zichzelf verloochend. Zichzelf weggecijferd. En ook wij kunnen alleen zo echt kerstfeest vieren.

Declamatie: Jozef  (Nel Benschop)
       Zo stil werd Jozef, als hij keek
       naar ’t lichaam van zijn kleine bruid.
       En hij wou vragen,   maar het leek
       alsof zijn lippen geen geluid
       meer vormen konden.   En hij zweeg;
       maar het verdriet vrat aan zijn hart.
       Hij voelde zich zo moe, zo leeg. 
       Toch won zijn liefde het van zijn smart:
       hij wilde niet, dat zij het lot
       van een ontrouwe onderging
       en wilde wggaan. Maar zijn God
       sprak zelf met hem. En voortaan ging
       hij náást Maria, want hij wist
       dat wie begrijpt, gelukkig maakt.
       Goddank, dat hij zich had vergist:
       God zélf had haar schoot aangeraakt!

Lezen: Luk.2:8-20
herders Efratha
Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld; ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en  werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: "Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer.  Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt".
En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:
          Eer aan God in de hoogste hemel
          en vrede op aarde voor alle mensen, die Hij liefheeft.
Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: "Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt".
Ze gingen meteen op weg en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen zet kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in  haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. 

Verteller:
We mogen de geboren, gekruisigde, maar levende Redder ontmoeten. We zijn welkom bij Hem. Zoals de herders dat hoorden uit de mond van een engel, een hemelse bezorger van boodschappen.
Opmerkelijk, dat hérders de eersten waren, die het blijde bericht van Jezus' geboorte kregen.
Want al waren Israëls stamvaders herders, in die tijd waren ze eigenlijk niet in tel. Het schijnt, dat hun getuigenis in een rechtszaak als onbetrouwbaar werd beschouwd. Dat herders de eerste getuigen mochten zijn! Dat zij daarvoor aangewezen werden. Want de engel zei hun, waar en hoe ze het Kind zouden aantreffen. Wat een voorrecht! En ze gingen, zomaar uit hun werk. En ze zagen het Kind en aanbaden de Koning.
Welk beroep wij ook uitoefenen of uitgeoefend hebben, of we nou professor of “gewoon” huisvrouw zijn, hooggeacht of door iedereen een beetje, of veel, uit de hoogte bekeken, we zijn welkom bij de Redder. Je hoeft je niet op te tutten of mooier voor te doen dan je bent. De Heiland werd arm, om ons rijk te maken. Hij werd veracht, om ons waardig te maken.

Declamatie: Lied in de kerstnacht (Jochen Klepper)

  Wie was U, Heer, vóór deze nacht?
  Door engelen werd U lof gebracht.
  Bij God was U, voor alle tijd.
  De hemel roemt uw majesteit.
  Heer, U formeerde al wat leef,
  U maakte al wat adem heeft.
  U schiep de aarde door uw kracht.
  God zélf was U, vóór deze nacht.
dit kind het Licht voor de wereld
 Wie was ik, Heer, vóór deze nacht?
 Ik was een worm, vertrapt, veracht.
 De zonde had mij in haar ban,
 ik hield mij steevast verre van
 uw heil en uw vergevend licht.
 Ik was vervallen aan ’t gericht.
 God had mij liefde toebedacht,
 maar ik wás duisternis en nacht.

Wie werd U, Heer, in deze nacht?
U werd de Christus, langverwacht,
Gods Zoon, die in de wereld kwam,
die onze schulden op zich nam.
U werd een kind in arme stal,
U boette voor de zondeval.
U, hoogste Heer, bekleed met macht,
kwam naast mij staan in deze nacht.

Wie werd ik, Heer, in deze nacht?
Geen mensenhart heeft dit bedacht:
de Vader was mij welgezind,
in Jezus werd ik tot zijn kind.
Nog weet ik niet wat ik zál zijn.
Ik volg alleen uw klare schijn.
Uw komst, Heer, heeft mij heil gebracht.
Ik zing uw lof in deze nacht.   

Lezen: Luc.2:25-28
Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voor hij de Messias van de Heer zou hebbben gezien. Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus' ouders kun kind
daar binnenbrachtenom met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, nam hij het in zijn armen en loofde God met de woorden:

Zingen Lofzang van Simeon, Gez. 68.
Zo laat U, Heer uw knecht,
 naar ’t woord hem toegezegd,
 nu henengaan in vrede,
 nu hij uw zaligheid,
 zo lang door hem verbeid,   (betekent: verwacht)
 gezien heeft op zijn bede.

   Een licht, zo groot, zo schoon,
   gedaald van ’s hemels troon,
   straalt volk bij volk in d’ ogen,
   terwijl ’t het blind gezicht
   van ’t heidendom verlicht
   en Isrel zal verhogen.

Lezen: Luc. 2: 36-38
Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, en ze was nu vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dage en nacht diende met vasten en bidden. Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.
Verteller:
Simeon is profeet. De Heilige Geest leidt hem. De Geest brengt hem ook naar de tempel, als Jezus daar aan God wordt toegewijd. Hij is oud, maar weet, dat hij de beloofde Messias nog in levende lijve zal zien. En dat gebeurt. En dat is de grootste wens van Simeon: de beloofde Heilbrenger ontmoeten. Dat is HET doel van zijn leven. En hij zingt het uit. Woorden, die de Geest hem ingeeft.
Wij hebben die woorden nagezongen. Laten we het daar niet bij láten. Maar ook léven uit die woorden. Want wij zijn, behoren te zijn, profeten en profetessen. Dat wil zeggen: je laten leiden en beheersen door Gods Woord. En dat heil doorgeven en voorleven. Ook dat vloeit voort uit de ontmoeting met de Redder, die het Woord vervult.

Hanna was oud: als ik dit gedeelte goed begrijp, moet ze misschien zelfs ruim 100 jaar geweest zijn. En daarvan 84 jaar weduwe! Er zijn er onder ons, die weten wat het is, weduwe of weduwnaar zijn. Toch een stuk eenzaamheid. Niemand hebben, als je thuiskomt, om mee te delen, wat er gebeurd is. En dan weduwe in een tijd, waarin je dan ook financieel vaak op jezelf aangewezen was. God had daar wetten voor gegeven. Maar of die altijd nageleefd werden?
Maar Hanna was niet eenzaam. Ze woonde in één van de bijgebouwen van de tempel. Ze woonde dus bij God in, zou je kunnen zeggen. En ze zal ook bij Hem in de kost geweest zijn, mee-eten met de Levieten. Ze leeft letterlijk dicht bij de HERE.
Ook zij mag de Heiland ontmoeten. 

Declamatie: Simeon (Jaap van der Molen)
Na al die duistere dagen
dit ondraaglijk lichte kind
in je armen te mogen nemen,
de zoon van de Allerhoogste.
Na zoveel zware jaren, de eeuw
in je hart niet meer te voelen,
weten dat al die mooie beloften
nu vlees en  bloed zijn geworden.
ruïnes
De mensen om je heen te zien
en de scherven waarin hun leven
uiteengevallen is, maar ook
het kind dat kwam om te helen.

En eindelijk naar huis te gaan,
God te loven en te bidden
en wachten, sterker dan ooit
op de machteloze dood.

Lezen: Matt. 2:9-12
Nadat zij (de wijzen) geluisterd hadden naar wat de koning (Herodes) hun opdroeg, gingen zij op weg en nu ging de ster die zij hadden zien opgaan voor hen uit, totdat hij stil bleef staan boven de plaats waar het kind was. Ze gingen het huis binnen en vonden het kind met Maria, zijn moeder. Ze wierpen zich neer om het eer te bewijzen. Daarna openden ze hun kistjes met kostbaarheden en boden het kind geschenken aan: goud en wierook en mirre. Nadat ze in een droom gewaarschuwd waren om niet naar Herodes te gaan, reisden ze via een andere route terug naar hun land.

Verteller:
Het is een tijd later. Want Maria en Jozef en het Kind wonen in een huis. En de jongetjes van twee jaar en jonger worden door Herodes wreed omgebracht. Dus de zogenaamde Kerstnacht is allang voorbij.
Dan komen de wijzen, sterrenkundigen blijkbaar uit het oosten. Niet de eersten de besten! En ze komen van ver, geleid door een ster.
Ook dit gedeelte zegt ons weer, hoe welkom werkelijk iedereen is. Grenzen van landen en volken worden weggewist. Elk, die Jezus wil aanbidden, is welkom. Ook mensen uit het kleine Nederland. Ook u en jij en ik.
De wijzen brengen hun schatten. Goud, teken van aardse rijkdom. Wierook, als teken van nederige aanbidding. Mirre, symbool van toewijding aan de Heer. Ze brengen, wat ze hebben. Wat ze ontvangen hebben. Ze geven er iets van als het ware terug.
De ontmoeting met koning Jezus maakt je gul. Hij en de liefde tot Hem doet je geven. De gaven, die je van Hem ontvangen hebt ga je stellen in zijn dienst. En daarin geef je jezelf. Ook dat is Kerstfeest vieren!

Zingen: Gez. 138:1,3,4.

1. Komt allen tezamen, jubelend van vreugde;
    komt nu, o komt nu naar Bethlehem!
    Ziet nu de vorst der englen hier geboren.
    Refr.: Komt, laten wij aanbidden (3x) die Koning.

3. Het licht van de Vader, licht van den beginne,
    zien wij omsluierd, verhuld in 't vlees:
    goddelijk Kind, gewonden in de doeken!
    Refrein.


4. O Kind, ons geboren, liggend in de kribbe,

    neem onze liefde in genade aan!
    U, die ons liefhebt, U behoort ons harte!
                                                           Refrein.

Verteller:
Zo hebben we een aantal ontmoetingen van mensen met de pas geboren Jezus meegemaakt. Op die manier kunnen wij de Heiland niet ontmoeten. Maar wij kunnen en mogen Hem ontmoeten door het werk van zijn Geest in zijn Woord. En de weg naar die ontmoeting loopt langs hetzelfde traject. Ook daarvoor is nodig, gelovig Gods beloften te aanvaarden. Gelovig en gehoorzaam het wonder te aanvaarden. Het wonder van God, die mens werd. Die in onze plaats heeft geleden voor de zonden. Het wonder van de opstanding uit de doden. Het wonder van de wederkomst op de wolken en van de nieuwe hemel en aarde. Het wonder van de wedergeboorte, zodat je gehoorzaamt en Gods wonderen aanvaardt.
Dat mogen ook wij ons toe-eigenen. Want Kerstfeest, beter: de Heiland, is voor iedereen, wie hij of zij ook is. En iedereen ontvangt het, die zichzelf geeft. Die zich overgeeft aan de Redder en zich laat redden.
Dat is Kerstfeest vieren.
En wie zou je dat niet gunnen? 

Declamatie: Gebed met de woorden van “Het nieuwe lied” (Nel Benschop)\
Aansluitend staande zingen: “Ere zij God”.

Declamatie: Het nieuwe lied  (Nel Benschop)
Ik kán het niet, God, ik kan het niet:
Ik kan het niet zingen, dat nieuwe lied,
een lied van de vrede, van ’t stralende licht,
van ’t heilige Kind, van het hemels bericht,
van engelen, zingend in wondere nacht,
van ’t rijk van de Vrede, waar ieder op wacht.

Ik kan niet meer spreken van ’t grote geluk:
Uw naam is vergeten, uw wereld is stuk,
Uw vrede geschonden, de landen verscheurd;
ik huiver bij wat hier daaglijks gebeurt:
de honger, de wanhoop, de haat en de dood
regeren de wereld. Hun macht is zeer groot.

Ik kan niet meer zingen; mijn lied is verstomd,
mijn hart is vol angst voor het lijden dat komt.
O God, scheur de hemel en daal tot ons neer,
en leer ons de boodschap van Bethlehem weer,
dat U in uw liefde wou delen ons lot;
leer ons weer te zingen het: “Ere zij God!”.

                   Zingen: “Ere zij God”

           Ere zij God
            in den hoge.
            Vrede op aarde.
            In de mensen een welbehagen.
             Amen.         

maandag, september 26, 2011

LICHT IN DE DUISTERNIS Johannes 8:12 (preek)



LICHT IN DE DUISTERNIS (Preek over Joh. 8:12)

“Hij (Jezus) zei: Ik ben het licht voor de wereld.” Johannes 8:12

Vaak treffen vakantiegangers het niet zo met het weer, vinden ze. Althans zij,die in ons mooie landje gebleven zijn. Ze hebben het zonnetje al te vaak gemist. En wat is nou vakantie zonder zon?!
Ja, wat zou het leven zijn zonder zon, kun je vragen. En het antwoord is: niets. Want er als er geen zon was zou er geen sprankje leven zijn! De zon, het licht is levensvoorwaarde nummer één, zie je!
Dat beseffen we meestal niet. Want die zon mag wel eens schuil gaan onder een dik pak wolken. Váák, té vaak naar onze smaak. Maar ja, het is waar: áchter de wolken schijnt de zon. Ook ’s nachts geeft de zon via weerkaatsing door de maan nog licht. Maar dat is niet veel.
Dat merken we in de tent. Dan heb je wel hulpmiddeltjes, maar het blijft behelpen.
In het donker buiten –voor zover het nog donker is in onze moderne wereld- kun je dat óók merken in een bewolkte nacht. Je ziet geen hand voor ogen. Je weet niet waar je loopt, kunt je nergens op oriënteren. Je dreigt te verdwalen, ergens tegenaan te lopen, te vallen, je te bezeren, zodat je niet verder kunt.
De zon, die hebben de planten nodig. En de zon, daar kunnen wij mensen niet zonder leven.
                                                   ------
God schiep het licht, op de eerste dag. En op de vierde dag de grote en de kleinere drágers van het licht. God heeft het licht, de zon aan ons gegeven. Het licht, de zon, komt van God. God is zon, licht, heerlijk, stralend licht.
En nu zegt Jezus: “Ik ben het licht voor de wereld”.
de zon komt op...
Dat betekent voor de goede verstaander nogal wat! Voor hen zegt Hij: Ik ben de door God beloofde en nu gegeven Messias. Ik kom rechtstreeks van God, HET Licht, DE Zon. En dat konden de mensen toen weten. Want de laatste profeet van het Oude Testament, Maleachi heet hij, had een belofte van God doorgegeven. Deze: “Maar voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt”.
Dus Jezus is die zon. Dat zegt Hij met nadruk van zich zelf. IK ben het licht voor de wereld. Dat zie je zo niet in het Nederlands. Maar neem het maar van me aan. IK ben het licht. IK ben het en anders niemand. Het licht, met gerechtigheid en genezing, dat ben IK.

een lamp
Jezus is het LICHT. We maken verschil tussen lamp en licht, bijv. daglicht, licht van de zon. Vergeleken met daglicht is lamplicht maar surrogaat. Nu, Jezus noemt Johannes de Doper een lamp. (Joh.5:35) Maar Hij noemt zichzelf het Licht. Hij is de bron, de drager van alle licht. En dat is exclusief. Het licht, dat is alleen HIJ. Zo komt het ook in het Grieks, (de taal waarin het Nieuwe Testament oorspronkelijk geschreven is) naar voren. Het Licht, dat ben IK.
Jezus komt van God. Het licht komt van God. Hij is het Licht. En Hij heeft het licht aan de mens gegeven. Daar begon de schepping zelfs mee. Op de eerste dag schiep Hij het licht. En op de vierde dag gaf Hij de Zon, de drager van het licht. God gaf aan de aarde, de planten, de dieren, de mensen dat grote geschenk: de zon, het licht.

achter de wolken...
En de zon, die IS er. Nooit kun je naar waarheid zeggen: "Waar blijft die snuiter nou weer? Alweer, net als die trein gisteren, een uur vertraging"". Je hoeft niet ’s morgens als je opstaat, je af te vragen: “Zou de zon er nog wel zijn?” Nee, ze is er, elke morgen weer. Je ziet haar niet altijd. Maar achter de wolken schijnt de zon, altijd, elke dag weer. Die levensvoorwaarde biedt onze God, zolang deze aarde bestaat. Zo lang is er lichte en warmte.
De zon is er. En zo is Jezus er ook. Daar hoeven we niets voor te doen. Helemaal niets. We hoeven Hem niet te voorschijn te roepen. Of Hem naar ons toe te roepen. Nee, Hij is er. En van die aanwezigheid mogen we “gewoon” -nou ja, gewoon?, het is een wonder van de bovenste plank- gebruik maken. En zeggen: “Dank U, dat U er bent. Dank U voor wat U hebt gedaan, voor wat U bént voor mij! Dank U, dat ik daarom mag leven. Echt mag leven, ongestoord, voor altijd”.

Zó is God, tot ons grote geluk. Hij is goddelijk royaal. Hij laat zijn zon opgaan over bozen en goeden. En zo heeft Hij zijn Zoon gegeven als licht. Als licht voor elk en iedereen. Iedereen, die dat als grote wens heeft: in het licht van Jezus te staan. Door de Heiland leven te hebben. Leven, ondanks dat wij het verprutst hebben. Leven, dat tegen alles bestand is. Dat door slopende ziekte heen, ja, door de dood heen, blijft.
Besef je wel, hoe onze situatie zonder hem zou zijn? We hebben het licht niet in bezit. Ons leven is uit onszelf van vreselijk slechte kwaliteit, weet je. Het lijkt nergens op.
                                                         -----
Want als Jezus zegt: “Ik ben het licht voor de wereld”, wat houdt “licht” dan in?
Dan gaan we maar wéér even naar het Oude Testament. Want daarin wordt immers de komst van de Heiland beloofd? Nu dan, in Jesaja 9 wordt verteld over een volk -dat is het volk van God. En dat volk zit helemaal in dichte duisternis. Dat wil zeggen: nergens is hoop, nergens is redding. Want de vijand onderdrukt het volk, maakt er slaven van.
Maar dan gebeurt er een wonder. Er komt licht in het donker. Helder, schitterend licht. Hoe komt dat dan?
De reden: “ Een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven”. En het is de toekomstige koning, die zal  bevrijden. Zo zal het licht gaan schijnen, de zon gaan stralen. Dus: het licht betekent verlossing, bevrijding.
En in Jesaja 49 (vers 6) staat, dat God die verlosser, de Messias, de Heer Jezus, zal maken tot een licht voor alle volken. Jezus is dus het licht, redding, bevrijding, voor de hele wereld! Jezus brengt licht in de duisternis. Hij doet de zon opgaan over je bestaan. Zodat de duisternis wijkt. De duisternis in je leven als gevolg van de zonde.

Want ons grootste probleem is niet die verregende vakantie. We moeten niet als centrale vraag hebben: waar blijft mijn vakantiezonnetje? Maar: hoe wordt het licht in mijn leven? Hoe kom ik van de óórzaak van de duisternis in mijn bestaan, de zonde, af?
Want het is vaak donker in ons leven. Het kan soms stikdonker zijn in een mensenleven. Ik denk, ik vrees moet ik zeggen, dat velen daarvan mee kunnen praten. Dat zouden er wel eens veel meer kunnen zijn, dan we denken. Want er zijn veel binnenvetters. Mensen die over hun gevoelsleven weinig of niets kwijt willen Of die daarover misschien erg moeilijk kúnnen spreken. Maar erg veel mensen om ons heen zitten in het donker.
Voorbeelden? Ze zijn er te óver.Je kijkt opeens naar de toekomst als naar een gapend zwart gat. Want de diagnose luidde: ASL. Of: kanker in een ver-gevorderd stadium. En een operatie is volkomen zinloos. Of: hoe moet ik verder, nu zij er niet meer is. Ze heeft je verlaten. Of hij, van wie je zo intens hield, is gestorven.
eenzaam
Wat kan het pikdonker zijn, als je altijd maar pijn hebt. Of als je je wel zó ontzettend eenzaam voelt. En bij eenzaamheid denkt u uiteraard aan een oude man of vrouw in het verzorgingscentrum. En die kunnen dat ervaren. Eén donkere nacht is hun leven!
Maar je wilt niet weten, hoeveel jonge mensen er eenzaam zijn! Eenzaam op school, in de klas. Wat een duisternis!
Duisternis, als niemand je schijnt te begrijpen. Of, want dat kan ook, dat je dreigt te verdrinken in een inktzwarte zee van zonde en schuld.

De blijde boodschap luidt:Jezus, het licht voor de wereld, kan elk mens die in het donker ronddwaalt, in het licht zetten. Elk mens bevrijden
Dat kan Hij. Kijk maar eens naar wat aan deze woorden voorafgaat. Het gaat daar over een vrouw. Ze zat bij wijze van spreken in de dodencel. Want ze was op heterdaad betrapt bij het plegen van overspel. Dus was ze op weg naar de executie: de dood door steniging. Een inktzwarte toekomst wachtte, en verder niets.

Maar ze gaat bij Jezus vandaan, wandelend in blij zonlicht. “Ga naar huis en zondig vanaf nu niet meer”, had Jezus gezegd. Vrijspraak! Jezus zet haar in het licht. Hij verlost van zonde en schuld. En maakt het zo licht in je leven. Hij laat de zon opgaan in het leven van elk die in het duister dwaalt. En dan in die duisternis Hem en zijn werk, zijn offer aanvaardt.
Zijn offer, ja dat toch echt wél. Dat was absoluut noodzakelijk, om mensen te redden, het leven te geven. Door het licht te doen opgaan. Door de zon te laten schijnen in hun leven. En waarom was dat offer van zijn leven daarvoor nodig?
Nou, het licht was niet vanzelf weggegaan uit hun leven. De zon had niet gezegd: “Aju paraplu, ik kap ermee, zoek het maar uit, zorg zelf maar voor licht voortaan.” Nee, zij hadden God, de bron van alle licht, de Zon van leven en liefde, de rug toegekeerd. “We zoeken het zelf wel uit, vaarwel, God”. Zó waren ze in het donker beland, zonder enig uitzicht.

En om dat weer in orde te maken, moest Jezus zijn leven geven. Moest Hij in de duisternis van de hel. Dat zag je al, toen Hij aan het kruis hing. En toen het drie uur lang donker werd. Toen Hij het moest stellen zonder het licht van het liefdevol gezicht van zijn Vader.
Dáárom is er licht voor mensen, die zelf het donker uitgekozen hebben. En nu met de brokken zitten. Met een heden en een toekomst zonder een sprankje licht. Voor eeuwig zonder de Zon, die God is. Zonder Jezus, het Licht voor de wereld. Zonder het licht van zijn liefde. Zijn liefde die vergeeft. Die je in de vrijheid en de vreugde van God zet. Die vriendelijk naar je kijkt om de wille van Jezus en zijn offer aan het kruis.
Er is volop licht, dát licht voor hen. Dat is er door Christus te aanvaarden. Door Hem te vragen, in je leven te komen. Dan gaat op een wonderlijke manier, door het werk van de Heilige Geest, dat echt gebeuren. Dan wandel je in het licht. En dat niet alleen als de zon écht op je bolletje schijnt. Als je levenspad over rozen gaat. Maar ook in het donker van grote problemen is er licht.
En dáárom is dat licht zo beslissend. Want het kan nu al zo donker zijn. Maar eens komt de nacht. De nacht van de dood. Maar wie gelooft, wie het Licht vertrouwt, zich daaraan toevertrouwt, die heeft ook dan licht.
Geweldig is dat! Niet te geloven, maar werkelijkheid. En dat gun je toch iedereen?

Daarom moet je, zoals het vervolg zegt, Jezus volgen. Dan wandel je zelf in het licht. En dat zien mensen, die in het donker rondtasten en aan het dwalen zijn. Wandelen in het licht. Want Jezus zegt ook tegen zijn leerlingen, tegen al zijn volgelingen: “Jullie zijn het licht voor de wereld”. Dat komt kun je zijn door de verbinding met Christus, het Licht.
De weg van de kinderen van het licht gáán, bewandelen, zo zegt Efeze 5 dat. Dat brengt goedheid voort en gerechtigheid en waarheid. In het vervolg van dat hoofdstuk wordt dat concreet gemaakt. Dat heeft te maken met je omgaan met alcohol, met dankbaarheid en gezamenlijke blijdschap, aldus Paulus. Dus dankbaarheid naar God toe. Het heeft ook te maken met je huwelijk, je omgaan met je man, je vrouw in liefde. Met je houding ten opzichte van je ouders, en je kinderen.
in de klas
Kortom: iets uitstralen, licht uitstralen, dat moet je zoeken in de zaken van het gewone leven. Dicht bij huis. Zelfs in huis. Maar ook in de klas. Ook als de leraar of lerares met de rug naar je toe staat. En op je werk. Hoe je de collega’s op kantoor benadert. Denk je er dan aan, dat Jezus het Licht voor je is? Hij is het allerbelangrijkste voor je. En je laat merken, hoe fijn het leven, dat Hij geeft wel is. En dat Hij erbij blijft en je Licht blijft, ook in tegenslag. Dat je licht hebt in het donker.
Nu zijn er veel méér mensen, die blij zijn, vriendelijk, attent, noem maar op. Maar die toch de Heiland niet kennen. Wat maakt nou het verschil? Dan gaat het om het uitgangspunt. En dat is God, het Licht. En Jezus, door God gegeven als licht voor de wereld. Hij blijft centraal staan in je leven. Daardoor kun je volharden. in die vriendelijkheid. In dat er-zijn voor de ander, zelfs ook als je zelf in de nesten zit.

En daardoor kun je vriendelijk maar beslist soms NIET meegaan met die ander. Omdat je Heiland dat niet wil. En zijn wil is wet, zie je.
Want Hem wil je nooit verliezen. En... Hem verlies je niet. Want Hij verliest jou niet, verlaat je nooit ofte nimmer! Die Zon blijft, zeker weten!

Amen dus!
-------------------------------------------------------------------------------------------------------
Handreiking voor de liturgie:
De volgende liederen zouden een plaats kunnen krijgen:
Psalmen: Ps. 27 (:1,2,) 68:7,12; 36
Gezangen:379: 1,2, en 3,5
26:1,3; 167:1,3,6 430:1,2,5,7
90:11; 75:7-9
Zingende Gezegend 310: 1,2,3
Schriftlezing: Johannes 8:1-20
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
Tips voor de dienst der gebeden:
Bidden voor mensen die, soms om ons niet bekende redenen, in het donker zitten, hulpeloos, radeloos. Geef hun een open mond!! en een luisterend oor (die van mij, jou?)
Voor eenzamen, chronisch zieken. mensen, die elke dag moeten leven met pijn.
Danken, dat God zijn zon doet opgaan voor iedereen...
Vergeef ons neiging, Hem rug toe te keren.
Help ons Gods licht te weerkaatsen op de plaats waar we gaan/staan.