vrijdag, oktober 24, 2008

KERSTFEEST HEEFT EEN DATUM (preek, Kerstfeest)


KERSTFEEST HEEFT EEN DATUM (preek, Kerstfeest)

"In die tijd..." Lucas 2 : 1a en 6

Kerstfeest heeft een datum. Nogal logisch, zeg je. Dát is bepaald geen verrassing. Kerstfeest heeft een datum. En een kind weet, dat die datum 25 december is. O ja, én 26 december. Hebben we er nog bij gekregen, als een soort bonus. 2 voor de prijs van 1, zeg maar.
Maar 25 december is de datum van het Kerstfeest, ook in de kerk. Eind december, hartje winter. En allemaal vinden we, dat er eigenlijk een flink pak sneeuw bij hoort. Jammer, dat dat vaak net niet gebeurt!

25 december is de datum. Stel je voor, dat het 20 juli was. Dát zou nog eens vreemd zijn! Kerstfeest buiten, met een barbecue. Kerstfeest in shorts of in bikini! Dat kán toch niet? Nee, Kerstfeest heeft een vaste datum. En wel: 25 december. En zo je wilt 26 december -om nog wat na te genieten of uit te slapen en te bekomen.

Kerstfeest heeft een datum. Jazeker. Nou bedóel ik het anders. Ik bedoel: Kerstfeest staat op de kalender. Beter nog: Kerstfeest staat in de annalen. Er was bij wijze van spreken een uitgave van "de dagen onzer jaren" (een boek met foto's van feiten die in een bepaald jaar gebeurd zijn). En in die uitgave van dat jaar stond op een bepaalde dag als gebeurtenis vermeld: Jezus Christus geboren. Dat was trouwens niet op 25 december. Die naam december bestónd nog niet eens. Waarschijnlijk was het zelfs in de zomer. Maar het was een bepaalde dag. Toen gebeurde het feit, dat voor ons aanleiding is, Kerstfeest te vieren.

"In d
ie tijd...". Kerstfeest vond plaats in de tijd. Als een feit. Als een werkelijkheid in onze tijd. De tijd, die mensen hier op aarde beleven.

En dat is belangrijk. Belangrijk voor óns. Voor de mens op aarde. De mens, die óók op die kalender voorkomt. Die óók een datum heeft, heeft gehad, of zal hebben. Belangrijk voor u en mij. Ook wij hebben een plekje in de tijd, die de mens op aarde heeft gekregen. Want Jezus kwam naar ons toe. Laten we zien en kijken naar Jezus en luisteren naar het Woord van zijn Vader.
-----

"In die tijd…" "Die tijd", dat was de tijd van keizer Augustus. Er worden méér namen genoemd in vers 2 en 4 en 5. Maar Quirinius had alleen macht, voorzover en zolang Augustus hem die verleende. En Jozef en Maria hadden al helemaal niets in de melk te brokkelen. Die mochten alleen gehoorzamen.

Augustus. dat was de wereldheerser van die dagen. "De verhevene" betekent zijn n
aam. En als titels had hij: "Heer" en "Heiland". "Die tijd", dat is de tijd van keizer Augustus. Het zijn óók dagen van vrede en voorspoed. Zeldzame zaken, toen. En nu. En heel erg belangrijk voor de mensen.

Maar de vrede en voorspoed werd ook toen duur betaald. Ook letterlijk. Vandaar, dat er een bevel uitging. De inwoners van heel dat wereldrijk moesten ingeschreven worden. Dat was geen registratie ten bate van de gezondheidszorg of iets dergelijks. Keizers en andere machthebbers, die waren er, vooral in die tijd, niet voor het welzijn van mensen. Soms ook wel dát, een beetje, zo nu en dan. Maar altijd op de tweede plaats. Machthebbers dachten in de eerste plaats aan zichzelf.

Dus g
ing het bij de volkstelling om de registratie voor de belastingdienst. Er moest van overal geld naar Rome stromen. Richting schatkist. Wat dan in de practijk betekende: de portemonnee van de keizer. Zodat hij allereerst nóg meer te verteren en te genieten had.

Vandaar die volkstelling. En alles op een vernederende manier. Ieder werd opgeroepen, te gaan naar de plaats, waar zijn "roots" lagen. En ieder had maar te gáán. Zelfs Maria, die "op alle dagen" liep. Hoogzwanger, zeg maar. Je werk, je huis achterlaten. En op reis. En dat samen als familie.

En dan kwam de registratie. Je moest letterlijk ál je bezittingen opgeven. En als man en vrouw of vader en zoon verschilden in het noemen van de bezittingen, dan werden ze gedwongen tégen elkaar te getuigen. Waarbij het middel van foltering niet geschuwd werd
------

"Die tijd"- de tijd van mensen toen. En Augustus deed het nog echt zo slecht nog niet. Zoals het vandáág nog beroerder zou kunnen wezen. Maar "de dagen" in het begin van de 21e eeuw, de tijd van ons mensen, lijkt ook in ander opzicht verdacht veel op "de dagen" van Jezus' geboorte.

Namelijk, dat ook betrékkelijke voorspoed (of misschien een relatief slechte tijd door de recessie, zoals dat heet) een prijs heeft. En dat er een kloof blijft gapen tussen de zeer rijken en de anderen, de zéér armen. En dat sommigen erg hun best doen, die kloof te dichten. Maar echt lukken doen die pogingen eigenlijk niet. Want voor de massa blijft het hemd een flink stuk nader dan de rok, zie je!

En de vrede vandaag is eveneens zéér betrekkelijk. Er zijn en blijven vuurhaarden. Er zijn en blijven gebieden, waar de oorlogsbrand volop woedt. Honderdduizenden slachtoffers vallen er jaarlijks. En ook dát kunnen we blijkbaar maar slecht veranderen. Vrede en voorspoed? De mens blijft zichzelf gelijk. En dat gaat ten koste van die voorspoed voor allen. En ten koste va
n die vrede.

Ja, mensen zijn bezig. Sommige mensen maken geschiedenis, net als Augustus. En sommigen -ván die sommigen- doen hun best, er iets goeds van te maken. Maar dat is moeilijk. Het zit tégen. De economische situatie bijvoorbeeld. En, veel belangrijker: de mens zélf zorgt, dat het niet zo lukt. Omdat de mens geneigd is tot het verkeerde. En ze krijgen ook nog de káns om verkeerd te doen ten nadele van anderen.

En zo is de voortgang vaak een néérgang. Ja, is de óndergang nabij, als het aan die mens ligt.

Is er dan helemaal niets veranderd? Is het saldo van 2000 jaar christendom dan 0 euro 0?
-----

Er is wel degelijk met Kerstfeest, door de geboorte van CHristus, wat veranderd! Want de dingen zijn niet altijd, zoals ze lijken. Er is namelijk nog een tweede "in die tijd". Zie vers 6: "Terwijl ze daar waren". De tijd van Augustus blijkt de tijd van Gód te zijn. "Die tijd", dat is de dag van de vervulling. De dag van de volheid.

Ja, want zo noemt Paulus (Galaten 4:4) de tijd van Christus' geboorte: de tijd. Gewoon DE tijd. De volle tijd, de tijd van de vervulling. Toen ging Jezus, Gods zoon, onze geschiedenis in. DE tijd, dat is het moment dat God bepaalt en kiest. Hij heeft een plan met de wereld en de mensen. Een plan, hét verlossingsplan. Dat plan heeft een tijdsschema. In dat plan heeft Jezus' geboorte en werk een beslissende plaats.

Eeuwen lang hebben vromen daarop gewacht en naar uitgezien. Maar Gods plan heeft Gods tijdsschema. Hij heeft de wekker afgesteld. Die loopt op zijn gekozen moment af. Als Gods zandloper aan de bovenkant leeg is, dan is hij aan de benedenkant vol. En dan begint de beslissende fase.

"Die tijd", de tijd van Augustus, het is Gods tijd. Het is de volheid van de tijd. Het draaipunt in de geschiedenis is gekomen. Niet met de regering van Augustus. Maar met de geboorte van het Kind, neergelegd in de kribbe. God had een termijn gesteld. En die was op dát moment gekomen. Gods wekker liep af, daar in Bethlehem, op die dag.
Gods heilsplan liep niet stuk in de aardse, in onze tijd.

Gods plan gaat dóór. "Die tijd", ze is gekomen. Bijna niemand verwachtte de komst van de Redder op dat moment. Ieder was veel te druk met de volkstelling. Veel te vol van eigen problemen. Maar God dacht aan zijn volk. En aan zijn plan. En toen, op dát moment, was de zandloper vol.
-----

Kerstfeest heeft een datum. Góds datum. Wij willen zo dolgraag op Gods klok kijken. Dat geldt, als het gaat om zijn heilsplan. Dat geldt eveneens voor de zaken in ons eigen leventje. Bijvoorbeeld als het gaat om ons gebed en de verhoring daarvan. Die wensen we op ónze tijd. Maar de Heer heeft een eigen klok. En die loopt meestal niet gelijk met die van ons.

De mensen toen hadden het tijdstip van de komst van de Verlosser al veel eerder verwacht. Eeuwen eerder zelfs. Het duurde allemaal veel te lang. Maar: de tijd wérd vol. De zandloper liep vol. De dagen werden vervuld. Maria bracht het Kind ter wereld. De Verlosser ging de tijd binnen. En dat voor ons.
-----

Want Jezus kwam naar óns toe, naar jou en u en mij. Hij kwam híer. Hij kwam in onze tijd. In de tijd, die wij delen. Waar jij en ik ook een stukje van mogen beleven. Dáár kwam Jezus binnen. Als onze Redder. Hij heeft een stempel op de tijd gedrukt. Hét allesveranderende stempel.

Hij kwam namelijk in een verblijfplaats voor het vee. En werd neergelegd in een voerbak. Er was geen plaats voor Hem. Uiteindelijk geen plaats meer op aarde. Daarom werd Hij gehangen boven de aarde, aan een kruis. En er was evenmin plaats voor Hem bij God. Tótdat Hij die plaats verdiend had. Door te sterven. Verzoenend te sterven. In onze plaats. Om voor óns een plaats bij God te verdienen.

Dát bracht de verandering. Daarom zijn "die dagen" van beslissende betekenis. Het is de tijd van de verlossing. Ieder, die dit Kind, deze Man van smarten aanvaardt als Redder, ontvangt die verlossing ook. En dat heil, die vrede, ze kleuren zijn dagen. Maken zijn dagen góed.

En ze doen hem heenleven naar wat de bijbel noemt "de dag". De dag, waarop zal blijken, dat Jezus écht alles goed heeft gemaakt. En nieuw. Dankzij de volheid van de tijd en het feit van Kerstfeest, komt de Dag. Het einde van de tijd.

Kerstfeest heeft een dátum. En dat is voor u, jou en mij, zusters en broeders, meisjes en jongens, van belang. Van beslissende betekenis. Want dat betekent heil, redding. En toekomst.

Als u, als jij Kerstfeest zó viert, met Jezus, die geboren werd op het scharnierpunt van de geschiedenis, dan is dat voor u en jou óók een beslissend punt. Dan vier jij het heil van Kerstfeest. En dan leef je heen naar DE Dag van Jezus Christus. Als het heil voor eeuwig volkomen voorhanden is en ervaren wordt.

Kerstfeest heeft een datum. Dat houdt in: het heil, mijn redding, uw behoud, het heeft een basis. Gelukkig maar! God zij geprezen! Halleluja!
Amen.

-----


Enkele suggesties voor de liturgie: Schriftlezingen kunnen zijn (naast Luc. 2 : 1-7) Gal. 4:1-5 (over de volheid van de tijd) en 1 Thess. 5 : 1-11 (over de Dag, die komt)

Wat de liederen betreft:
Na de preek zou Gez. 296 goed passen.
In "Zingende Gezegend" van ds. Troost staan ook erg mooie Kerstliederen. Gez. 114 uit die bundel past prima in dit geheel. En ook Gezang 134

dinsdag, oktober 07, 2008

DE RECHTMATIGE KONING KOMT! (preek, Advent)





De rechtmatige koning kómt! (preek voor Advent of na Kerst)

“..…totdat hij komt, die er recht op heeft…” Genesis 49:10


“Ik sta in mijn recht” .
Dat is een uitdrukking, die je best nog wel eens hoort. En die je wellicht zelf ook wel uitspreekt, als je problemen met iemand hebt. Je vindt je recht bést wel belangrijk.

Rechten zijn ook belangrijk. Je moet maar eens lezen over dictators en wat zij met mensen zoal uitspoken! Je ziet er soms ook een miniem stukje van op tv of internet.. Erg, als mensen worden onderdrukt, gemarteld, vermoord soms! Ja, de rechten van de mens moeten gerespecteerd worden.

Er zijn rechten. Niet alleen zaken als vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. Nee, we hebben ook recht op arbeid, op sociale voorzieningen enzovoort.


In de tekst

(dat is dat schuingedrukte zinnetje, dat boven dit stuk, deze preek staat) wordt gesproken over iemand, die recht mag laten gelden op de koninklijke macht, op de heerschappij, op de troon. De wettige troonopvolger dus.

Want aan Juda is heel wat beloofd. Bepaald niet mis! Dat is hem en zijn nageslacht beloofd door zijn vader op diens sterfbed. En die vader, dat is Jakob. En déze Jakob had niet zeven zonen, maar zelfs twaalf. En daar is Juda er één van, de vierde. Hij had dan ook vier vrouwen. Meerdere vrouwen hebben, dat mocht toen, zie je. Dat was de gewoonste zaak van de wereld.

Nu sterft de oude Jakob.
Oud, ja, dat kun je wel zeggen! 147 jaar is hij! De mensen werden in die oude tijd allemaal heel oud. Maar hij sterft. En hij is bepaald niet seniel of dement. Nee nee, hij is heel goed bij de tijd nog. Alle zonen staan rondom zijn bed. En hij geeft elk van zijn zonen een woordje mee. Nou nee, het is niet een woordje. En niet alleen maar een woord tot zijn zonen op zijn sterfbed. Nee, het zijn de woorden van God aan het adres van die zonen. En eigenlijk gaat het over de nakomelingen van die zonen.

Er komt niet voor elk van hen zo'n leuke boodschap. Ze krijgen wel een zegen mee. Maar ook worden telkens dingen gezegd, die moeilijk te slikken waren. Daar hebben ze het dan ook bepaald zelf naar gemaakt, hoor. Er waren nogal wat deugnieten bij. Het was zo nu en dan zo hier en daar een zootje ongeregeld, om het zo maar te zeggen.

Maar Juda krijgt wel dégelijk een goede boodschap voor de toekomst. Juda was de vierde zoon wat leeftijd betreft. Die krijgt de grootste zegen. Je kunt wel zeggen DE zegen van God. Normaal gesproken was voor de grootste zegen de eerstgeborene, de oudste, dé man. De aangewezen persoon, zeg maar. Maar hier wordt een ánder aangewezen. God gaat aan Ruben, de oudste voorbij. Evenals aan zoon 2 en 3.
Juda, de vierde zoon wordt het.

Waarom Juda?
Nou kun je van de drie bóven hem qua leeftijd wel lelijke dingen noemen en dáár dan de reden in zoeken. Zo was de oudste, Ruben, “vreemd gegaan”, zo noemt men dat vandaag, geloof ik. En dat, ja, je hoort het goed, met de vrouw van zijn vader. Ja, het was dan wel diens bijvrouw, maar toch. Niet best!

En de twee daarop volgende in leeftijd, die lieten hun handjes wapperen. En dan nog wel met een wapen erin. Ze hadden namelijk de hele mannelijke bevolking van het plaatsje Sichem uitgeroeid. Dus dat waren ook bepaald de besten niet!

En Juda dan? Een goeie, vrome jongen? Een voorbeeld voor al zijn broers? Nou, nee. Ja, je kunt goede dingen van hem vertellen. Bijvoorbeeld in de vreselijke gebeurtenis met Jozef. Toen die die Jozef, die van die rare, voor zijn broers beledigende, dromen, in een put hadden gedumpt. Die was weliswaar droog, maar toch.

Hij werd als slaaf naar Egypte verkocht. Maar was daar langs een heel moeilijke weg zelfs onderkoning geworden. Toen werd Juda borg voor Benjamin, de benjamin, de jongste van de broers. In diens zak met graan had Jozef, de onder-Farao van Egypte, de zilveren beker laten verstoppen. En daarom werd hij in Egypte vastgehouden. Jozef borg voor zijn broer bij zijn vader. Hij ging staan in diens plaats.

Toch moeten we de reden, dat Juda de grote zegen krijgt, niet daarin zoeken. Juda had totaal niets verdiend bij God. Hij was geen enkel haartje beter dan de rest van de broers. Hij kreeg die zegen, omdat de HEER het zo wilde. Hij was daar voor uitgekozen Het was gáve, een geschenk. En daar betaal je toch nooit voor?

Daar mogen wij, u jij en ik,

ook wel eens weer aan herinnerd worden. Als God ons iets geeft -en Hij geeft niet maar iets, zelfs meer dan heel veel, Hij heeft álles gegeven en geeft ons elke dag alles- is dat nooit verdiend door de mens. Dan is dat altijd gegeven, zonder dat er ook maar iets tegenover staat.

Wij leven van, zoals de bijbel dat noemt, genade. Dat betekent zoiets als: we zijn bedelaars. We moeten dagelijks onze hand ophouden. Je begrijpt wel: daar zijn we niet gelukkig mee uit onszelf. En dan druk ik het nog heel erg zwak uit. In wezen verzet alles in ons zich daartegen. We willen ook bij God verdienen, wat Hij ons geeft. We willen ervoor werken, ploeteren, vechten desnoods. Maar gave? Nooit!

En toch is alles genade, gave, geschenk.
We verdienen totaal niets! Daar moeten we telkens weer heel goed van doordrongen worden. We moeten maar niet teveel capsones maken. Want met een boel lef en praatjes kunnen we bij mensen soms heel wat máken. Maar bij God vallen we door de mand. Hij heeft ons dóór, zie je. Hij is immers onze schepper? Of we dat nou willen erkennen of niet, het is een feit.

Dus doe je niet beter vóór dan je bent. Ga maar als klein mensje naar God. En bedel maar om een aalmoes. En dan word je niet teleurgesteld. Soms krijg je, waar je niet eens om gevraagd hebt. Krijg je een geschenk, puur omdat God dat wil. Omdat Hij het zo bepaald heeft. Omdat Hij je daarvoor heeft uitgekozen.

Dat overkwam Juda. Hij kreeg de grote zegen. Hij kreeg macht, heerschappij. Hij mocht heersen over zijn broers. In de toekomst zou de koninklijke waardigheid in zijn stam, onder zijn nakomelingen, bekleed worden.

Macht is een gewild artikel.
We zijn er dol op. In wereld is veel macht te verdelen. En er is veel macht gepákt. Gestolen dus eigenlijk. En vaak wordt die macht uitgeoefend over medemensen. En dat gaat ten koste van die onderdanen. Die zijn eigenlijk onderworpenen. En ze wórden vaak onderdrukten.

Overal in de wereld komt dat voor. Volkeren worden onderdrukt. Maar ook volksstammen, bevolkingsgroepen, stammen, minderheden. Mensen worden onderdrukt, mensen met bepaalde opvattingen, godsdienst bijvoorbeeld. Mannen misbruiken hun macht tegenover hun vrouw, hun kinderen.

En dat is erg. Dat is machtsmisbruik. En het gaat tegen Gods wil in. Daarvoor heeft hij mensen niet hun macht gegeven. Laat ieder zich daarvoor in zijn eigen positie bewust zijn. Ook al is het misschien een klein kringetje, ieder machtsmisbruik is in strijd met Gods wil.

Hier wordt aan Juda macht toegezegd.
Van koninklijke heerschappij is de scepter, de heersersstaf het symbool. De volksstám, die uit Ruben voort zal komen, krijgt een leidende rol. Het wordt de koninklijke stam, kun je zeggen. Die stam zal de koning voortbrengen. De eerste was nog uit een andere stam: Saul, uit Benjamin.

Maar de tweede was de koning: David. En dat koningschap was erfelijk. Totdat het volk mét zijn koning het wel heel erg bont maakten. Zó erg, dat ze in ballingschap weggevoerd werden. Maar het volk kwam terug. Maar toen kwamen de Romeinen. En daarmee was het gedáán met het koningschap. “Totdat”, zegt Jakob namens God.

En dat woordje is belangrijk. Dat woord werd voor Israël Advent. En dat woord zegt: het is niet uit, niet gedaan. "Totdat" zegt: dat is maar tijdelijk. Er is een advent, een hij, een komen van weer een koning. Er is iemand, die er récht op heeft. Recht op het koningschap. Recht op het koningschap over alles en iedereen.


En hij is gekomen.
Je begrijpt het al: die koning, die recht heeft op de heersersstaf, de heerschappij, is Jezus, de beloofde koning. Dwars door alles, inclusief de ballingschap, heen, waren de kinderen van God op hem blijven wachten: de beloofde Messias. Dat betekent: Gezalfde. De koning dus, door God aangewezen en aangesteld. De koning ook die van God de gaven had ontvangen voor zijn taak. De ware, ideale koning.

En Advent is vervuld. Kerstfeest is gekomen. En die Koning is uit de stam van Juda.
Hij is de rechtmatige koning van Israël. Maar hij is méér. Hij is ook de Zoon van God. En dus is Hij God, met alle macht. En Hij draagt de kroon, om te heersen over al wat er is. Hij heeft recht, om ook mijn en jouw koning te zijn.

We zullen dus voor hem moeten buigen, hem vereren, jij en ik.
Dat is nog geen simpele zaak. Want Hij is naar onze begrippen een vreemde koning Kijk maar: een krib, een voerbak voor dieren. Kijk maar: een kruis. Wie wil zich daar nou aan onderwerpen?

Maar toch de echte koning, die heerst. Dat was toen hij als mens op aarde was, ook te zien. Als je goed keek, zag je zijn koninklijke macht: over wind en water.Over ziekte en dood. En over degene, die áchter die ellende stond: boze. De boze,in de bijbel duivel of Satan genoemd. Jezus behéérst de ellende. Want Hij is machtiger dan de duivel. Jezus, die gééft leven. Want Hij is leven. Hét Leven. Want Hij leeft door graf en dood héén.

In de toekomst komt Hij wéér.
En dan blijkt zijn heerschappij over alles en iedereen. En dan maakt Hij alles nieuw. Spiksplinternieuw!

Ook nu heerst Hij, rechtmatig.
God, zijn Vader, staat achter Hem. En dat kun je merken. Dat is voor velen onzichtbaar. En ongelooflijk, niet te geloven, te aanvaarden. Maar als je dat wél aanvaardt en gelooft, dan kun je daar veel aan hebben.Dan voel je soms zo duidelijk zijn arm, om je heen!

Hij wíl troosten, helpen, en beschermen. En Hij kán dat ook. In alle omstandigheden. Hij slaat zelfs zijn arm om je heen, als je de dood in moet.
Daar kun je op rekenen. Want dat heeft Hij beloofd beloofd. Je kunt op Hém aan. Hem kun je vertrouwen. Vertrouw jij je ook aan hem toe? Hij heeft daar récht op, zie je! En je krijgt er nooit één milligram spijt van!

Amen.

Voorstel voor een orde van dienst.

Eventueel vooraf: Ps. 72:1,3
Na stil gebed, “Onze hulp” en groet:Ps. 72:5,6
[[[ in ochtenddienst: Schuldbelijdenis: Psalmen 130:1-3
Woord van vergeving: Psalmen 130:4 en 7-8
Wil van God voor ons leven:Matteüs 5:14-20
Zingen:Gez. 449:5 ]]]

Gebed om de Geest
Schriftlezing: Genesis 49: 1-12
Zingen: Ps. 89:12,13
Schriftlezing: 1 Kor. 15: 20-28
Zingen: Gez. 296 : 1,3
Preek
Zingen: Gez. 121 : 2,4

Gebeden

Offers
Zingen: Gez. 281: 1,2,3
[[in tweede dienst geloof belijden]]
Zingen: Gez. 281: 4
Zegen.



Hulp bij de dienst van de gebeden.

Doe schuldbelijdenis, óók voor zonden op het gebied van het sexuele leven, zoals Ruben. En voor gewelddadigheid, ook met woorden en in gedachten, zoals Simeon en Levi.
Bid, dat machtsmisbruik, in het groot én in het klein, op mag houden. En dat wie eronder gebukt gaan, ervan verlost worden. En kracht en troost ontvangen.
Dank, dat God zich tot ons richt. En dat nog wel met een heerlijke boodschap….
Vraag om een open oog voor de liefde van Jezus.
Vraag, dat je Jezus, de koning, aanvaardt en voor Hem buigt. En (meer) uit Hem en zijn liefde gaat leven. En zijn recht, zijn gaven en wensen, uitdraagt.

Bid voor ouderen met hun moeiten…. Bid voor mensen, die moeten sterven….

maandag, september 15, 2008

O, WAS IK MAAR DOOD! (preek)



O was ik maar dood…!

…verlang ik ernaar te sterven… Filippenzen 1:23

Voorstel voor een orde van dienst:

Ter inleiding zingen: Zingende Gezegend 198 : 1,5,6,7
Stil persoonlijk gebed
Toewijdingswoord en groet
Zingen: Psalm 17 : 3,7

[[in ochtenddienst:
Als schuldbelijdenis lezen Daniël 9 : 15 en 19
en zingen Psalm 5 : 2 en 6
Want voor wie vertrouwt op God geldt:
lezen Romeinen 8 : 1,2
Gods wil: Romeinen 12 : 9-21
en zingen Psalm 19 : 3 ]]

Gebed om opening van Gods Woord
Schriftlezing: Filippenzen 1:12-26
Zingen: Psalm 73 : 9 en 10
Verkondiging over Filippenzen 1: 23 “Verlang ik ernaar te sterven…”
Zingen: Evangelische Liedbundel 413 : 1,2, en 4

Dienst van de gebeden

Dienst van de offers
Z
ingen: Gezang 279 : 1, 6 en 7

[[in tweede dienst: Geloofsbelijdenis, 12 artikelen
Zingen: Gezang 281 : 4]]

Zegen
Beaming met samenzang: Gezang 456 : 3


Verlangen om te sterven, daar hoor je nog wel eens van. Vaak klinkt het wat ruwer en rauwer. Zo van: “was ik maar dood!”

Kunt u dat begrijpen? Of vindt u het leven nog steeds mooi, waard om geleefd te worden? Ook als je ziek wordt, of “gewoon” oud, blijven er meestal nog genoeg dingen over, waar je van geniet. Kleine dingetjes, heel gewoon, maar toch.

Maar er zijn óók mensen, die best wel verlángen naar het einde van dit bestaan. Er zijn zelfs mensen, die een euthanasie-verklaring op zak hebben. Of die vrágen om euthanasie. Dat is dan vaak, omdat ze lijden. Lichamelijk lijden, maar soms ook psychisch. En dan vinden ze dat lijden ondrágelijk. En ze achten hun bestaan mens-onwaardig.

Nu kun je over die zaken verschillend denken. Christenen zeggen dan wel: zou God je dan meer te dragen geven dan je kúnt dragen? Nee toch? God heeft veel kracht, álle macht zelfs. En daar deelt Hij van uit aan wie dat vraagt. En zou HIJ willen, dat we onder de vracht bezwijken? Geen denken aan! Daarom geeft Hij ook álle kracht die we nodig hebben om die zak op je schouder, die je mee moet zeulen, te dragen.

En daar ben ik het mee eens. Sterker nog: dat wéét ik uit eigen ervaring. Ik heb elke dag veel draagkracht nodig. En ik vraag er elke morgen om. En elke avond moet en mag ik God loven. Want ik kréég en krijg die kracht. Elke dag weer. Zodat ik elke dag kan genieten, toch, ondanks alles. Niet, dat ik dat altijd doe. Maar er is réden voor, elke dag.

Conclusie voor ieder, die de Heer kent: niet klagen, maar dragen en vragen om kracht! Dat is een regel uit een veel langer gedicht trouwens, maar goed. Het is wél de weg, die we moeten, mogen gaan. En die weg is begaanbaar. Die kún je gaan, tot het einde toe! Dat geloof ik met heel mijn hart.

Maar als je nou de Heer Jezus niet kent, en hem niet liefhebt? Dan vraag je óók niet aan hem om kracht, toch? En als je dan lijden op je bordje krijgt? Lichamelijk, psychisch misschien. En als je dat lijden dan als ondragelijk ervaart? Want dat kán. Ja, dan kan het gebeuren: dat je ernaar verlángt om te sterven. Dat je mensen vraagt, je te helpen om dood te gaan.


Nou zegt Paulus, het staat hierboven,: “Ik verlang ernaar te sterven”. Dat lijkt iets dergelijks te zijn. Maar dat moet u maar niet denken. Het is niet zo, dat Paulus, de schrijver van deze brief aan de gelovigen in Filippi, ook te maken krijgt met lijden. En daarom wil, dat er een eind aan komt. Aan dat lijden, aan zijn léven.
Nee, dáár gaat het hier niet om. Hier is de achtergrond heel anders. Er is een andere reden. En het is in wezen een heel ander verlangen. Laten we maar eens kijken.

Er is wél sprake van lijden. Dat was erg vaak het geval in zijn leven. Het dienen van Jezus kostte hem erg veel. Toen hij deze brief schreef aan de gemeente in Filippi, zat hij in de gevangenis. En dat was bepaald geen luxe hotel! Hij was al voor de rechter geweest. En hij wachtte op de uitspraak.

En dat dubbeltje kon twee kanten op vallen. De kant van de vrijspraak. En dat betekende: weer vrij, aan het werk, opnieuw lijden enzovoort. Of veroordeling. En dat was de doodstraf. Wat zou u kiezen? Ik zou kiezen voor vrijspraak, voor het léven. En Paulus?

Hij zegt: er wordt van béide kanten aan me getrokken. Of anders gezegd: binnen in me klinken twee stemmen. De ene zegt: vrijspraak is beter. Dat is beter voor de mensen van al die gemeenten. Hen kan ik dan nog dienen.
Maar de andere stem zegt: Sterven, daarmee ben je beter af. Dat is beter voor jezélf.
Ja, zegt Paulus: sterven is het allerbeste voor mij.

Nou weet ik: uiteindelijk kiest Paulus voor vrijspraak. En hij rekent er ook wel op, dat dit zál gebeuren. En daarmee terugkeer naar Filippi en naar andere gemeenten. Naar de mensen, die hem nog zo nodig hebben. Naar het werk, want er is nog zoveel te doen in Gods dienst. Nog zoveel mensen moeten horen van Jezus’ liefde. En opgebouwd worden in het geloof.

Voor hem zélf is sterven verreweg het beste. Maar er is daarbij geen levensmoeheid in het spel. Integendeel. Want Paulus denkt, wéét eigenlijk, dat er nog veel te doen is voor God en zijn rijk. En hij denkt: ik daar nog méér aan bijdragen? Graag! Nee, Paulus is het leven niet beu.

En dit is eigenlijk zelfs geen verlangen naar de dood. Naar de dood zonder meer, de dood op zichzelf. Een gelovige verlangt niet naar de dood. Ook voor hem is de dood een pikdonker gat. En hij weet: de dood is een vijand. Dat zegt de bijbel namelijk. Een vijand, die zéker verliest. De dood gaat eráán. Die is op sterven na dood. Maar hij lééft nog. Hij kan je pijn doen. En dat doet hij ook. Zoveel mogelijk zelfs.

Want de dood, die scheurt je los van alles, wat je lief is hier op aarde. Je moet afscheid nemen van je werk, van je vrienden, van je familie, je vrouw, je man, je kinderen misschien. En die zullen je missen, als je weggerukt wordt. Die hebben ook pijn, omdat ze afscheid moeten nemen.

Paulus is nog niet oud ook. Kijk, wij zeggen: als je oud bent, dan kom je steeds dichter bij de dood. Dan moet je er rekening mee houden, dat je verblijf hier niet zo lang meer zal zijn. Maar dat betekent niet, dat je naar het sterven moet verlangen, omdat het zo moeilijk wordt. Omdat je pijn hebt. Omdat je steeds minder kúnt. Omdat de eenzaamheid steeds groter en moeilijker te dragen valt.

Dat kan allemaal heel erg zwaar zijn. En dat je daarvan verlost wilt worden, natúúrlijk. We zijn allemaal mensen. En dat weet God ook. Dus zal die wens altijd méé spelen. Maar als er niet méér in je hart en gedachten leeft…

Dán ga je naar de dood verlangen, om van die pijn en moeite en eenzaamheid verlost te zijn. Ja, de Heer wil en zal ons daarvan verlossen. Gelukkig wordt eens alles volmaakt en goed. Maar of dat nu DE reden is, de enige of belangrijkste reden, om te verlangen naar het einde, nee.

Want Paulus zegt wat anders: ik verlang te sterven en -meteen daaraan verbonden, als de invulling- bij Christus te zijn. Dát is het allerbeste. Dáár verlangt hij naar, met alles wat hij in zich heeft. Bij de Heer te zijn, Hem te zien, dat is werkelijk het allerbeste. Er is niets dat daarmee ook maar enigszins te vergelijken is.

Bent u het daarmee eens trouwens? Gaat het om hém in uw leven?

Dan kun je verzadigd zijn van het leven. Dan kun je last hebben van je beperkingen en graag willen, dat daar een eind aan komt. Dan kun je vooral ook last hebben van die zonden, die telkens weer de kop opsteken. Dan verlang je ernaar, van je zondige hart, je zonden doen, je zondig zijn, verlost te worden.

Maar dan verlang je vooral, bij Christus, je Heiland te zijn. Dan is die donkere dood de poort naar het leven. Dan is IN die donkere tunnel licht. Want dan is je Heer bij je. En hij gaat met je mee. Hij neemt je bij de hand. En leidt je door die tunnel. Naar een leven in glorie, in heerlijke volmaaktheid. Want het is een leven met Christus, je Heer.

Paulus zegt: ik verlang ernaar, de Heer te zien. Dat verlangen heeft in beginsel niets te maken met omstandigheden, leeftijd of wat dan ook. Het gaat om verenigd te worden met je Heiland.

Dáárom wil Paulus heen gaan. Hij verlangt ernaar, de tent op te breken, zoals er letterlijk staat. Of: het anker te lichten en naar de laatste haven te gaan.

De havenplaats kénnen we nog niet. Daar wordt in de bijbel alleen in béélden over gesproken . Maar het valt niet tegen. Het valt in alle opzichten méé. Daar kennen we God toch goed genoeg voor? Hij is beroemd om de aangename verrassingen, waar hij voor zorgt!

Jerusalem, stad met de paarlen poorten, naar u verlang ik. Maar vooral hierom: daar zal ik mijn Heer ontmoeten!


Amen

Suggesties voor de dienst van het gebed:


Allereerst God loven, omdat Hij (jou) nog het leven geeft. En danken voor de kracht, die Hij gééft om te leven.
God prijzen voor al het mooie en goede, dat er altijd nog is.
Bidden voor hen, voor wie het leven zwáár is en wordt... Bidden om dráágkracht voor hen.

Bidden voor oudere zusters en broeders. En dat de gemeente aan hen denkt, en niet alleen met woorden...
Voor mensen die moeten sterven...
Vragen, (meer) verlost te worden van egoïsme, ook met het oog op de dood en doodsverlangen. Dat we zien, hoeveel werk hier nog te doen is... En moed en kracht daarvoor krijgen we ook op het gebed...
Danken, dat de dood een verslágen vijand is!
En dat de Heiland je bij de hand wil pakken en door de donkere tunnel wil leiden.
En dat áchter die tunnel de lichtstad ligt...


woensdag, mei 14, 2008

WIE IS JOUW FAVORIETE KONING(IN) ? (preek)

Wie wil jij als koning?

Voorstel voor een orde van dienst
Eventueel vooraf: zingen Psalm 93
Na stil gebed ter voorbereiding op de dienst, votum en groet: Gezang 477

(In ochtenddienst:
Gods wil voor ons leven:
Matteüs 32:37-40 en zingen Gezang 478:4,5,6,7)

Gebed om de Geest
Schriftlezing: Rechters 9:6-21
Psalm 99:1,3,4
Preek over vers 8a
Na verkondiging: Gezang 476:5
Dienst van de gebeden
Dienst van de offers
Slotlied: Zingende Gezegend 265:3,4
(In middagdienst: Geloofsbelijdenis van Nicea en Gezang 409:5)
Zegen

“Eens gingen de bomen eropuit om een koning te kiezen.” Rechters 9:8a


Machtsmisbruik, deze wereld is er vol van. In het groot, in het klein. Krijgsheren met een zwaarbewapende bende achter zich, die een dorp uitmoorden. En dat puur, omdat de inwoners behoren tot een andere stam of clan. Politieke coalities, die hun plannen doorvoeren, ook al zijn er redelijke argumenten aangevoerd tegen die plannen. “Gewoon” omdat ze de meerderheid in de Kamer bezitten.

Dichterbij ons lijf: een man, die zijn vrouw en kinderen terroriseert. Omdat hij nu eenmaal de sterkste is. Een klas, die een jongen of meisje het leven vergalt, dat niet in de pas loopt met die klas. Samen ben je sterk immers? Een kind, misbruikt door zijn vader. Omdat die gewoon veruit de sterkste is. Och, ik zou nog veel meer voorbeelden kunnen noemen.

Overal kom je misbruik van macht tegen. Tot in de kerk toe zelfs. Terwijl die toch een beeld zou moeten laten zien van het komende rijk vol vrede. Maar ook daar heeft soms het getal méér te koop dan Gods woord. En ook daar kunnen soms een paar mensen een of andere verantwoorde vernieuwing tegenhouden. Puur door zich te beroepen op gewetensbezwaren of gevoelens en niet op argumenten. Of daar kan een kerkenraad een besluit nemen, dat voor de gemeente niet goed is. Omdat het te vroeg komt.

Dat verwacht je niet binnen de kerk, misbruik van positie en macht. Macht, invloed kan groot gevaar opleveren. Het kan in de kerk de voortgang van de goede tijding belemmeren. Daarin bezig zijn, het is geen zaak, waar je vanuit jezelf op uit moet zijn. Alleen als God je roept tot een bepaalde taak. En tot een plaats, een positie, die in zeker op zich macht, beter: gezag, met zich meebrengt.

Gideon was er niet op uit, macht uit te oefenen. Hij had bepaalde invloed en macht. Maar die had hij gekrégen. Hij was namelijk geroepen, om richter te zijn. Eerst maar eens even uitleggen, wat dat voor een “beestje” is, een richter. Als je bij het woord denkt aan rechter, rechtspreken, dan heb je het goed. Maar je moet ook aan gerechtigheid denken. Een richter was rechter. Als er problemen waren tussen mensen kon hij erbij geroepen worden. Dan had hij de taak, een uitspraak te doen in zo’n zaak.

Maar gerechtigheid in een ander opzicht kwam ook aan de orde. Een ander volk kon Israël binnenvallen. Dan moest een richter namens God optreden. Hij moest dan de vijand verjagen.

Daartoe was Gideon destijds geroepen. Hij had zich goed van zijn taak gekweten. Wé zaten erl flinke plooien in zijn optreden. Zo had hij een flinke harem, vertelt de bijbel. Zo kwam hij dus aan 70 zonen. En hij liet een schitterend priestergewaad maken. En daar liet hij het volk afgoderij mee plegen.

Maar toen het volk hem het erfelijk koningschap aanbood, toen weigerde hij toch resoluut. “De HEER is uw heerser”, zei hij. Terechte opmerking. God heeft het voor het zeggen. Dus: als er een koning moet komen en als ik die koning moet zijn, dan zou de HEER dat wel laten weten, zo is Gideons visie. Dus blijft Gideon “gewoon” richter, tot aan zijn dood.

Maar het volk is toch beslist “in” voor een koning. Daar maakt één van de zonen van Gideon handig gebruik van. Die zoon, van een bijvrouw, heet Abimelech. “Mijn vader is koning” betekent die naam. En als Gideon die naam gegeven heeft, dan zit er toch een verdacht luchtje aan, vindt u niet? Nou ja, als je 70 zonen hebt, dan kun je met de naamgeving wel eens in de problemen komen, zeg nou zelf!

Maar goed, die Abimelech liet zich in Sichem, waar zijn moeder vandaan kwam, tot koning uitroepen. Want hij ziet het koningschap wél helemaal zitten. Een schitterende baan toch? Hij ziet het al vóór zich: heel het volk aan zijn voeten. Het hele land onder zijn bewind. En hij wonen in een prachtig paleis in de hoofdstad Sichem. Wie doet je wat! En dan zelf kunnen doen, wat je wil! Een luizenleventje toch? (afbeelding: Sichem)


Ja, want we moeten denken aan een absoluut koning. Geen sprake van democratie, geen parlement. Nee, de koning bepaalde toen alles. Dat wil zeggen in Israël: hij deed, wat God hem opdroeg. Niets anders, niets minder, niets meer.
Abimelech ziet het anders. Hij ziet koning zijn als: doen wat je zelf wilt, ten koste van alles en ten koste van iedereen.


En daarom begint hij meteen met een vreselijke gruweldaad. Hij neemt al zijn broers gevangen. En laat ze vervolgens onthoofden op dezelfde rots. Nou, bepaald een stevige basis onder je koningschap: een grote plas bloed! Door de moord op zijn eigen broers en halfbroers. Gruwelijk! Als zoiets koning is!

Nu is de jongste zoon van Gideon, Jotam, erg slim geweest. Hij had zich verstopt en is zo aan de dood ontkomen.
En hij mag dan de jongste zijn, de domste is hij niet. Integendeel, hij blijkt erg wijs te zijn. En vanaf de berg Gerizim spreekt, beter: roept, hij de inwoners van Sichem, in het dal, toe.

Hij vertelt een fabel. Nu, velen van u zullen “de Fabeltjeskrant”, het kinderprogramma op tv, dat ook door veel volwassenen bekeken werd, nog wel kennen. De uil vertelde verhalen over dieren, die sprekend en handelend werden ingevoerd. Ja, “want dieren zijn precies als mensen”. En dat klopt. En mensen zijn soms ook precies als dieren, zou ik erbij willen -en moeten- zeggen.

In de fabel van Jotam worden bomen sprekend en handelend ingevoerd. Bomen blijken dan precies als mensen te zijn. Van bomen kun je dan leren.
“Eens gingen de bomen er op uit, om een koning te kiezen”. Wie wil er koning worden? Jij misschien? Of jij? Ja, want het wordt een echte zoekpartij. Het wordt een hele tour, om er één te vinden.

Eerst komen ze bij de olijfboom. “Hé olijfboom, wil jij onze koning worden?” De olijfboom is een hele boom, kan honderden jaren oud worden en blijft vreselijk lang, jaar in jaar uit, vrucht dragen. Een heel nuttige vrucht, gebruikt om olie te maken. Voor voedsel, voor de lampen.
“Nou”, zegt de olijfboom, “dat olie geven wil ik blijven doen. Bedankt, dat jullie aan mij gedacht hebben. Maar nee, alsjeblieft, zeg. Ik zie me al wat staan wuiven met mijn takken en bladeren. Ik ben daar niet geschikt voor. Ik ben niet beter dan jullie. Ik wil geen superboom, geen koning zijn. Zoek maar een ander”.


Dan maar naar een ander, de vijgenboom. “Zeg vijgenboom, wil jij misschien onze koning wezen?” Maar wéér vangen ze bot. De vijgenboom levert elk jaar heerlijke vijgen. En dat wil hij maar zo houden. Niks geen wuiven boven de andere bomen. “Dank je stichtelijk!”.




Kom op, naar de wijnstok. Die wil vast graag, want dat is zo’n onooglijk ding. Van zijn hout kun je nog niet eens met goed fatsoen iets timmeren! “Wijnstok, wil jij onze koning zijn?” Maar wéér lopen ze een blauwtje. De wijnstok wil óók blijven, zoals God hem gemaakt en bedoeld heeft: leverancier van druiven. “Dank je feestelijk!”


Dat wilde Gideon ook. Niet koning worden, maar blijven waartoe God hem geroepen had en waarvoor hij bestemd was: richter zijn.

Ten einde raad gaan de bomen naar de doornstruik, met dezelfde vraag: “Wil jij koning over ons worden?” ’t Is een noodsprong, maar ja, wat moet je. Ze moeten en zullen een koning!
En de doornstruik ziet het wel zitten. Helaas betekent dat niets goeds voor de “onderdanen”. Hij belooft schaduw, dat wil zeggen: bescherming. Maar dat kan die armzalige struik niet bieden. Integendeel, als je te dicht bij hem komt, loop je de kans op prikken en schrammen. Bovendien, een doornstruik kan goed en fel branden. En kan dus een flinke vernieling aanrichten. Zo kan een bos van prachtige ceders op de Libanon erdoor verwoest worden!

De inwoners van Sichem zijn ondankbaar geweest jegens Gideon. De zonen van hun weldoener gingen ze voorbij. En de zoon van een bijvrouw wordt tot koning verkozen. Maar ze komen er bedrogen mee uit. Lees het vervolg in het boek Rechters er maar op na. Niets dan ellende, oorlog en dood.
Ja, dat had Jotam goed gezien. Want hij bedoelt, zijn vader en broers te rehabiliteren. Maar er zit toch nog méér in die fabel van hem. Iets, wat ook voor óns van groot belang is.


Kijk, eigenlijk moeten we heel die episode over Gideon in het boek Rechters lezen. Of nog beter: het hele boek. Dan kom je diep onder de indruk. Aan de ene kant: onder de indruk van de zonde van Israël. En van hun vasthoudendheid. Ze hielden de zondige poot stijf. Telkens wéér vervielen ze tot afgodendienst. En dan kwamen er weer vijanden. Om te moorden. En om ge- en vermoord te worden. (plaatje: afgod Moloch)

En nu moet u niet meteen zeggen: wat een barbaren waren de mensen toen toch! Want in dat opzicht is er niet zoveel veranderd. Volkerenmoord, misdaden tegen de mensheid zijn er nóg, volop! En dichtbij ons leven de slachtoffers van seksueel misbruik. En stille tochten zijn er telkens weer, na het zoveelste zinloze geweld. Helaas, het blijken eigenlijk zinloze tochten. Het geweld blijft. Want weet u, het is van alle tijden. Het zit in ons hart namelijk, weet u! Ook in dat van mij en jou! En willen we rust krijgen, dan moeten we dat aan God belijden…

Maar het was, óók in die tijd, heel erg! Om moe van te worden! Je zóu zo’n volk toch! Je zou ze in hun eigen sop laten gaar koken, dat in elk geval. Maar God had beloften gegeven. Hij had zichzelf gegeven. Zich verbonden aan dat volk. Daarom werd Hij niet moe, om er telkens weer iets aan te doen. Ze te verlossen van de problemen, die ze zelf over zich heen hadden geroepen. Hoe vreselijk ontrouw ze ook bleken, telkens weer, God bleek en bleef trouw. Dáárom kwam steeds weer die verlosser. Die werd geroepen om te verlossen. Die kreeg kracht en wijsheid van God.

Maar Abimelech maakte zichzelf tot verlosser, tot koning nog wel. Terwijl hij niet geroepen was door DE koning van Israël, God zelf. En dan leer je als volk, als kiezers dus, door schade en schande een les. Namelijk, dat je met een selfmade koning, een slechte man, die koning wil zijn, bedrogen uit komt. Dan beland je van de regen in de drup. Als we het in het rijk van God van mensen zouden moeten hebben… Als je het in gemeente en kerk van mensen verwacht, komt er niets van terecht.

Gelukkig, God blijft trouw. Hij heeft een koning gegeven. Eerst koning David. Maar uiteindelijk, door allerlei diepten heen, de Koning. Koning Jezus, door God zélf als koning gezalfd. Denk maar aan de doop van Jezus. Toen kwam de Geest neerdalen. Die wees Jezus als koning aan. En door die Geest verrichtte koning Jezus zijn werk.

Een koning is Hij, die zijn macht niet misbruikt. Maar zijn almacht gebruikt ten dienste van zijn onderdanen. Die ook priester is. En die priesterdienst verricht zonder weerga! Een eenmalig offer, voldoende om álle zonden voorgoed weg te wissen. Op Golgotha namelijk.



Een koning is Hij, die zijn onderdanen zó verzorgt, dat ze gelukkig zijn. Hij leidt zijn onderdanen naar de vrede. Waar Hij heerst is al vrede. En Hij gaat met de zijnen door de dood heen naar het leven in het eeuwige vrederijk. Ja, dát is pas een koning!


Wie wil jij als koning in en van je leven? Je zou zeggen: geen vraag. Déze koning uiteraard! Daar héb je wat aan. Aan aardse machthebbers héb je niet zoveel. Ze laten je hier soms al stikken. En na de dood is hun macht afgelopen. En geld en macht, die machten bedriegen je ook. Ze verteren je. Zoals de doornstruik zijn omgeving plat kan branden. Het zijn in wezen boze machten. Ze voeren je in opdracht van de duivel naar de ondergang.

Wie wil jij als koning dus? Natuurlijk koning Jezus. Ja, maar er is een probleem. Die koning ziet er niet uit! Een koning aan het kruis. En zijn macht lijkt niet zoveel voor te stellen. Van de macht blijkt weinig. Van die vrede is nog zo weinig te zien. Wat moet je ermee! Ja, het blijft voor 100% een kwestie van geloof.

En toch: ik kies voor Jezus. En ik raad u en jou aan, dat ook te doen. Want schijn bedriegt. Die macht van aardse leiders is gezichtsbedrog. En eens blijkt dat. Dan blijkt Jezus de almachtige heerser voor altijd. Tjonge jonge, dat wordt wat! Jezus als je koning hebben, dat is het helemaal!
Kies dan nu nog, wie je dienen wilt. Om Jezus te dienen als je koning, moet je wél zelf van de troon áf. Moet je de aanspraken op zelfbeschikkingsrecht opgeven. Moet je tot óvergave komen. Je zaakjes uit handen geven. En in de handen leggen van koning Jezus

En als Hij het voor het zeggen krijgt, dan ga je wat beleven! Een eeuwig vrederijk, tot aan de nok gevuld met gerechtigheid. Nu nog niet,nee. Maar het komt, reken maar van yes! En een leven in vrede, vrijheid en vreugde, voor altijd. Ook daarvan geldt: hier en nu nog niet. Nog niet altijd tenminste. Maar ook dát zit er aan te komen, wis en drie!

Amen.

Suggesties voor de dienst der gebeden:

Gebed om geen misbruik te maken van de situatie, de gelegenheid en mogelijkheid, om onszelf te bevoordelen ten koste van de ander.
Belijden, dat we geneigd zijn, dat wél te doen.
Bidden, om onze positie en macht góed te gebruiken, ten báte van de ander.
Bidden, om onszelf niet te overschatten, maar ook onze gáven te zien en te gebruiken.
Gebed om zich op Jezus, onze koning. Ook om hier en nu al tekenen te vertonen van de vrede, die Hij tot stand heeft gebracht.
En om uitzicht naar het komende vrederijk.