donderdag, september 08, 2005

EEN SPROOKJE IN DE BIJBEL ? (preek)


EEN SPROOKJE IN DE BIJBEL ?

“Jabes bad tot de God van Israël: ‘Zegen mij: maak mijn grondgebied groot en bescherm me tegen het kwaad, zodat ik geen pijn hoef te lijden”. God gaf hem wat hij gevraagd had” 1 Kronieken 4 : 10 (NBV)

Het is toch niet te geloven wat er in deze woorden uit de bijbel, de tekst, (hierboven te lezen) staat? Dat kan toch niet waar zijn? Dat moet een sprookje zijn! Want zo is het leven, ook het leven met God niet.
Zeg nou zelf. Wat gebeurt er? Iemand bidt tot God. Nou komt dat meer voor. Het aantal echte bidders slinkt, vrees ik. Maar gelukkig, ze zijn er nog. Het gebeurt nog. Nou, deze man bidt. En…hij vraagt nogal wat! Hij blinkt bepaald niet uit door bescheidenheid! Wat hij vraagt, liegt er niet om. Eigenlijk vraagt hij vrijmoedig -of moet je misschien zeggen: vrijpostig?- al wat zijn hartje begeert.
Nou ja, kun je dan zeggen, onbescheiden mensen, die heb je nou eenmaal. En dat aantal groeit, vrees ik. Het is een kwestie van “tok tok tok, alweer een eis!” Dat beruchte meer, dat nooit ofte nimmer vol raakt, weet u wel. Zulke mensen zijn er. Daar moeten we maar mee leven.
Zo gaat deze bidder naar God toe. Je zou denken: God zal hem wel even op zijn nummer zetten. Zoiets van: “ Zo gaat dat niet, vriend. Even dimmen, dacht ik zo. Ik ben geen geest uit de fles, je dienstwillige dienaar, die al je wensen vervult. At your service of iets van dien aard. O nee!”

Maar nee, het vreemde is: dat zegt God niet. Wat doet Hij dan wel? “God gaf hem wat hij gevraagd had”.
Niks meer en niks minder. Zonder beperkingen, zonder mankeren! Nou, dan breekt die andere klomp toch ook nog? Dat kan niet waar zijn. Dat is een sprookje, een fabeltje Zo gaat het niet in dit barre leven op dit ondermaanse. Dat zou wat wezen, zeg! Dan zou iedereen toch staan te springen, om meteen christen te worden? Want christen zijn zou dan een garantie zijn voor voorspoed in alle opzichten.
Alle reden, om eens nader te kijken.
------------
Dit gebed van Jabes
staat midden in een opsomming van allerlei namen. Allemaal geslachtsregisters. Saai dus. Onbelangrijk voor ons. Dat mag volgens u zo zijn. Maar het zegt ons wel: De HERE, de God van de bijbel, heeft een volk. Met stammen, geslachten, families.
Maar ieder lid van dat volk is wel belangrijk voor Hem. Hij kent ieder bij name. Hij kent hen van binnen en van buiten zogezegd. Ze mogen persoonlijk met Hem omgaan. Zo kent Hij u en jou en mij ook, wil dat zeggen. Want Hij is geen spat veranderd, zie je. En ik vind dat een geweldig rijke zaak. Denk er eens over na. Groots toch, dat jij tot God mag bidden. Dat Hij wéét heeft van jouw omstandigheden. En dat Hij je hoort, als je bidt!

Zo is God. Dat blijkt bij Jabes. Jabes is één van de nakomelingen van Juda. En er staat van hem, dat hij onder zijn broers het meeste aanzien genoot. Dat zul je zult wel zo moeten opvatten: Jabes kréég het meeste aanzien door wat we hier van hem lezen. Door zijn gebed en de gevolgen daarvan: de zegen van God.
In elk geval begint hij niet met een voorsprong. Integendeel, hij heeft eigenlijk een handicap: zijn naam.
En die handicap is gróter, dan wij zo op het eerste gezicht kunnen vermoeden. Want de Israëlieten hoorden in de naam Jabes het woord “smart”. Jabes’ naam was dus: smartekind. Die naam had zijn moeder hem gegeven.
Het was namelijk een zware bevalling geweest. Het had de moeder erg veel gekost, veel meer dan in de regel bij een geboorte.
En dan is het vaak zo, dat het eerste wat de moeder vraagt, als het kind ter wereld gekomen is: “Is alles goed? Is de baby gezond?” En als dat zo mag zijn, dan zijn de moeite en de pijn ook als snel weer weggeëbd. Zo was het bij de moeder van de kleine Jabes dus waarschijnlijk niet. Ze kon er niet overheen komen. En zo gaf ze haar baby de naam “kind van de pijn”, “smartekind”.
Het kan ook zijn, dat er nog een ándere reden voor deze naam was. U moet weten: in Israël was de regel, dat de man de naam gaf. Denk maar aan Zacharias (Lucas 1). Die schreef op een lei, omdat hij niet kon spreken: “Johannes is zijn naam”. Denk ook eens aan Rachel. Die had het bij de geboorte van haar tweede zoon zó zwaar, dat ze in het kraambed stierf. Zij wilde, dat haar zoon Benoni zou heten. Dat betekent zoiets als: zoon van mijn ongeluk, mijn rouw. Maar Jakob veranderde die naam in Benjamin. “Zoon van mijn rechterhand” betekent dat.
Dus de vader deed de naamgeving. Bij Jabes niet. Waarschijnlijk was zijn vader dus gestorven. Het kan zijn, dat dát mede de reden was, dat Jabes’ moeder deze naam gaf. Een zware bevalling. En haar man was er niet om te ondersteunen. Vandaar: Jabes, smartekind.

Hoe dan ook: met die naam moet Jabes door het leven.
Nou, stelt u zich voor, dat u zo zou heten. Elke keer weer: “Mag ik me even voorstellen? Smartekind is mijn naam!” Niet leuk, denk ik zo. Niet leuk, en geen fijne erfenis van je ouders. Maar veel dieper gaat het bij ons, nu, ook weer niet. Daar is wel overheen te komen, dacht ik zo.
Maar in het oude Israël was het vele malen erger. Een naam had echt betékenis. Een naam zei iets, gaf een boodschap door. En in dit geval bepaald geen mooie, maar een erg negatieve boodschap. Zijn moeder had hem een sombere, dreigende naam en boodschap meegegeven. Dreigend, omdat men toen de kracht van het woord nog meer zag. Zo’n naam kon gaan werken als een vloek. Dus die naamgeving is geen uiting van veel vertrouwen en een groot geloof.
Want het is, wat wij wel “doemdenken” noemden.
Zoiets van: “Jij bent bepaald geen zondagskind. Het ziet er niet rooskleurig voor je uit. Je zult wel veel pijn brengen aan mensen. En zelf veel tegenslagen en verdriet meemaken.” Nou, ga dáár maar eens frank en vrij de toekomst mee in! Met een naam, die niet maar minder leuk is. Maar die als een molensteen om je nek hangt. Als een dreigende vloek, die elk moment kan gaan werken.
En als we geloven in de goede, zegenende God, mogen we onze kinderen via de opvoeding juist een zegen meegeven. Mogen we hen voorleven, dat het leven iets positiefs, iets blijs, want een gave van de lieve Vader in de hemel is. Daar falen we vaak in. Maar dan doen we onze kinderen tekort. Want onze God gunt ons én onze kinderen een blij, gezegend leven!
--------
Jabes draagt zijn naam als een last met zich mee. Hij moet wel denken –want zo werd er toen gedacht-: wanneer en hoe zal de vloek in werking treden? Wanneer kómt die pijn, dat verdriet, die tegenslag? Bij elke stap was er die vrees. Die angst voor de toekomst.
Herkent u daar iets van?
Want in onze tijd wordt veel negatief gedacht, zo bleek uit een onderzoek. We “somberen” heel wat af! Over de economie. Die schijnt weer wat "aan te trekken', zoals dat heet. Maar toch, is dat zeker? Dus zorgen over de economie. Dat allereerst, want dat schijnt het belangrijkste te zijn. Maar ook over de tegenstellingen in onze maatschappij. Over het milieu. Zorgen over je kinderen, je gezondheid. Hoe komt het, als je oud bent? En ga maar door.
En…hoe ga jij met al die dingen om? Hoe kom je van die somberheid áf?
--------
Jabes wist een goede, DE beste weg: het gebed. Hij vráágt het gewoon: God van Israël, zegen mij: maak mijn grondgebied groot en bescherm me tegen het kwaad, zodat ik geen pijn hoef te lijden.
Wat moet je van zó te bidden, van dit gebed denken?
Onbescheiden, brutaal, vrijpostig?
Ik denk tóch: eerder gepast vrijmoedig. Maar als ik dat zo zeg, vraagt dat wél om een verklaring. Nu, er spreekt allereerst een onbegrensd vertrouwen uit. Hij blijkt de Here te kénnen. En dan niet maar van horen zeggen, in theorie. Nee, heel persoonlijk, van binnen, met zijn hart. Er is een band.
Hij kent Hem ook als de Machtige. Als de God, die de vloek in zijn werking kan tegenhouden. De vloek in zegen kan veranderen. En daar vráágt hij dan vrijmoedig om. “God, laat het kwaad, de tegenspoed, die dreigen, die mijn naam voorspelt, niet komen. Bewaar me voor pijn. Maar geef me gezondheid,voorspoed, gebiedsuitbreiding. Laat mij, het smartekind, een fijn, goed leven hebben”.
Is dat gepast, die vrijmoedigheid?
Vooral gebiedsuitbreiding lijkt ons veel te veel gevraagd. Moeten volksgenoten daar de dupe van worden? We moeten dat zien tegen de achtergrond van die tijd en situatie. Het volk had het land Kanaän veroverd. Maar lang niet alle oorspronkelijke bewoners waren van hun land verdreven. En dat was wél opdracht. Want als ze bléven was dat gevaarlijk: denk aan hun afgoden!

Dus Jabes vroeg eigenlijk om kracht, om Gods gebod uit te voeren. En voor het overige: wij weten, dat voorspoed een valstrik kan worden. Afbreuk kan doen aan je geloof. Voor Jabes en zijn tijdgenoten was voorspoed, lang leven, rijkdom zonder meer een zegen. Daarin bleek Gods gunst.
Dus Jabes pleit op Gods macht. Hij vraagt: mijn God, laat uw macht zien. Toon in mijn leven, dat niet de vloek het wint. Dat niet het kwade regeert, maar U.
Bovendien: Jabes is nakomeling van Juda.

stromen van zegen...
En dat is de stam van de grote verbondszegen. Juda is de voorvader van David. Jabes mag via zijn nageslacht van nabij delen in de zegen van de Messias. We mogen dus zeggen: Jabes’ gebed is ten diepste vragen om te delen in wat Juda en daarin ook hem beloofd is. Hij bidt om die rijke zegen, stromend uit Gods hand.
Zo blijkt Jabes geen slaaf van de angst te zijn, maar dienstknecht van God. Het smartekind is kind van God. En dát is beslissend, niet wat je vooruitzichten lijken. En wat de mensen om je heen verwachten, wat er in je leven allemaal aan ellendige dingen zullen gaan komen.
*****
En wij? Wij zijn kinderen van de 21e eeuw, jazeker. Maar bent u ook kind van God? En heb je het gebed nog als houvast in je leven? Want regelmatig een goed gesprek met God hebben, dat is bepááld niet weg! En het mag, zie je. We worden er in de bijbel regelmatig toe opgeroepen. Om zo óm te gaan met de hemelse Vader. Om Hem te vragen om de zaken, die je nodig hebt.
God is écht Váder, weet je.
Daarom heeft Hij het één en ander voor je in petto. En als je gedoopt bent toen je klein was, dan heeft God toen hoogstpersoonlijk aan jou hoogstpersoonlijk verklaard: het volle pond aan gaven, die Jezus, mijn Zoon verdiend heeft,ze zijn stuk voor stuk voor jou! En die gaven, dat betekent nogal wat. Dat is alles, voor nu en voor de toekomst, tot over de grens van de dood heen! Om dat alles mag je vragen. En dat mag vrijmoedig! Kijk maar naar Jabes!

“Jabes stond in hoger aanzien dan zijn broers”, zo lezen we. Dat was het gevolg niet van vloek, maar van Gods zegen. Want “God gaf hem, wat hij gevraagd had”, staat er. God gaf dat allemaal! Verrassend, vindt u niet?
Ja, maar de Here is geen kruidenier,
met een zuinig mondje en een heel precies weegschaaltje, die zo weinig mogelijk aan je geeft. Hij heeft niet die kruideniermentaliteit. Hij heeft een vaderhart! Hij wil, dat we gelukkig zijn. Hij wil niet, dat we bang zijn voor de toekomst. Maar dat we die blij en vol vertrouwen in gaan. “Geen paniek, lieve dochter van me”, zegt Hij. “Ik ben er toch? Niet mensen, deskundigen op welk gebied dan ook regeren de wereld. Of de media. Nee, Ik heb het voor het zeggen. Ik leid de wereldgeschiedenis. En Ik heb de leiding over de kerk en de kerkgeschiedenis.
Ik leid ook jouw leven. Geef je angst maar aan Mij. Wees niet bang voor de vloek. Ja, die heb je verdiend. Daar heb je ’t naar gemaakt. Maar Ik gaf mijn enige Zoon. En Hij heeft de vloek vanwege de zonde gedragen. Hij heeft die wéggedragen, voorgoed. Daarom is er zegen voor jou. Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank Hem in al uw gebeden (Filip. 4:6 NBV)”.

Mijn liefje, wat wil je nog meer!Maar, kun je zeggen, is dat niet ál te simpel?
En inderdaad, het kan ook anders. De profeet Habakuk heeft het over een totaal ándere situatie: de vijgenboom bloeit niet; de wijnstok brengt niets voort; de oogst van de olijfboom valt smerig tegen; er staat geen koren op de akker; er is geen schaap meer binnen de kooien en geen rund binnen de omheining. Nou, dat is totaal andere koek! Zó kan het ook. Oók in het leven van een gelovige!
Nee, ook voor een christen lijkt het leven in niets op een sprookje.
En dan? Die oude profeet van zopas, Habakuk, die zegt: al zou het allemaal zó zijn. Al zou werkelijk álles tegenzitten, “toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt”.
Dat is wat! Ongekende tegenslag, en daardoor héél dicht bij God! Smart, die tot zegen wordt! Tegenslagen, ze komen zeer zeker. Soms als een enorme stortvloed. Maar dan draagt God je daar doorheen. Dat staat als een paal boven water! Maar we mogen, net als Jabes, vragen: God, bewaar me daar alstublieft voor.
Maar vraag vóór en boven alles: Here, wees en blijf bij me, in alle omstandigheden, om Jezus wil. En dat is een gebed met zékere, letterlijke verhoring. En God bij je te hebben, dat is me wat! Dat is méér dan alle voorspoed en wát dan ook. Want dat is álles!

Amen.


Suggesties voor de dienst der gebeden:Leer ons bidden – niet vrijpostig, brutaal, aanbieden van verlanglijstje
vertrouwend; wél in het geloof: God is Vader, Hij wil mijn geluk;
vrijmoedig, pleitend op Gods beloften, op zijn verbond.
Leer ons de juiste prioriteiten stellen in ons bidden
Geef ouders en opvoeders aan de kinderen positieve dingen over God en het leven mee te geven.

---------------------------


Voorstel voor de liturgie:

Eventueel vooraf: Zingende gezegend 322 : 1,2 (melodie psalm 119) of Liedb.427 : 5,7
Na votum en groet: Zingende gezegend 322 : 3,4 of Ps. 146 : 3,4
(In ochtenddienst: Schuldbelijdenis, lezen Dan. 9 : 4,5 en zingen: Ps. 130 : 1
Woord van genade: Dan. 9 : 9 en zingen: Ps. 130 : 2
Gods wil (Deut. 5 : 6-21 en) Matth. 5 : 13-16 )

Gebed
Schriftlezing: Joz. 13 : 1-7
1 Kron. 4 : 9,10
Zingen: Ps. 81 : 1,8,9
Na verkondiging (over 1 Kron. 4 : 10): Ps. 73:10
Slot: Gez. 456 : 1,2 (in middagdienst Geloofsbelijdenis) en 3
(maart 2005)

Geen opmerkingen: