dinsdag, november 29, 2005

GEEF MIJ DE RUIMTE (preek, Advent)


GEEF ME DE RUIMTE! (Advent)

Op uw hulp hoop ik, HEER. (Genesis 49 : 18)

We brengen
een flink gedeelte van onze tijd door met hopen op iets dat zal of moet komen. Hij of zij, die te laat is voor de afspraak. Op ziekenhuisopname, op een operatie, waarvoor je nog onderaan op de wachtlijst staat. En zo kunnen we doorgaan.

Nu kun je hopen in de zin van uitzien. Je kunt vol ongeduld uitzien naar je trouwdag. Want dán gaat het grote geluk wérkelijk beginnen! Maar je kunt ook hopen, dat je bericht krijgt over de hoogte van de boete voor de snelheidsovertreding, toen je geflitst werd.

Meisjes en jongens,
jullie weten vast goed, wat hopen, uitzien naar iets is. Je kunt uitzien naar je verjaardag. Nog zoveel nachtjes slapen, dan is het zover. Dan komen mijn vriendjes en vriendinnetjes. Dan komt de gezelligheid. Dan komen ook de taartjes. En de cadeautjes natuurlijk. Ja, daar kijk je echt naar uit. Je telt de nachtjes!

Als je een stuk ouder bent, dan wil je misschien graag een gezin stichten. Dan kun je op een bepaald moment hopen op gezinsuitbreiding. Daar ben je dan ook heel intensief mee bezig samen. Daar bereid je je op voor. Daar maak je dingen voor kláár: een babykamer, de wieg en verder alles wat nodig is. Want je bent samen "in blijde verwachting".

Als je oud geworden bent
heb je soms niet zoveel meer te hopen hier. Je kunt soms de ouderen in de grote zaal van een verpleeghuis zien zitten. Zitten te wachten. Ze hopen op bezoek waarschijnlijk. Want dat is één van de (weinige) hoogtepunten van de dag. Er zijn er ook, die al maanden tevergeefs zitten te wachten. Op bezoek, dat niet komt namelijk. Dan is het enige, wat nog komt: de dood.


In Adventstijd
gaat het in de kerk ook over hopen. Hopen op Iemand. Zijn komst verwachten, inwachten. Uitzien naar Iemand, die er áán komt.Daar willen we hier ook even samen over nadenken.


We kijken
naar een oude man, Jakob. Hij ligt op zijn sterfbed. Maar hij is nog 100% "bij de tijd", zoals we dat wel noemen. Geen spoor van dementie, van in de war zijn.

En dat is een groot voorrecht! Zoals het voor de partner, voor de kinderen een groot verdriet is, als hij of zij het niet zo helder meer ziet. In de war is. Je misschien niet eens meer kent. Erg moeilijk, om dat te verwerken! Moeten we in ons gebed eens aan denken!

Nee, Jakob ziet de zaken helder. Bijzonder helder zelfs. Hij ziet verder dan wie dan ook. Hij heeft "profetische vérgezichten". De kinderen staan erbij, rondom het sterfbed. We lezen geen woord van hen. Ze zijn stil, diep onder de indruk. Ze luisteren. Want vader spreekt. Hij profeteert over de levensloop van de 12 zonen En van de 12 stammen, die uit hen voort zullen komen.

En Jakob kijkt
nog veel verder en dieper. Hij ontvangt een kijkje in Gods plan met het volk, dat uit hem zal voortkomen. En met de wereld. En hij vertelt iets van dat grote plan. Elk van de stammen heeft daarin een plaats. Juda staat centraal. Hij mag de vader van Silo, de Verlosser zijn. Maar ook de anderen krijgen hun plaats. Ook Dan, richter én slang, met overlevings- en overwinningskracht.

Na Dan moeten nog méér zonen en stammen volgen. Maar Jakob pauzeert. Hij richt zich nu tot God.In een gebed tot de HEER (met hoofdletters). De God van Abraham en Isaäk wordt aangeroepen. Jakob heeft dat gebed nodig. Heeft die God nodig. Juist op dat moment.

Want hij heeft moeten spreken over vijanden. Het woord "slavernij" moest vallen. Jakob ziet op zijn sterfbed, als hij in de verte mag kijken, geen sprookjes. Hij ziet niet alleen mooie dingen. Hij ziet zijn volk strijden, een harde strijd. In de toekomst zal de ballingschap komen, weet de stervende. En dat is moeilijk.

Daarom zoekt hij steun.
Satan probeert hem aan het wankelen te brengen. Door hem tot twijfel te brengen over de verwerkelijking van Gods toekomstplan. Jakob zoekt bescherming tegen die pijlen van de duivel. Hij neemt het schild van het geloof ter hand. Want achter die strijd, die ballingschap ziet de oude Jakob de oorzaak. En dat is de zonde, zoals hij die ook in zijn eigen leven kent.

De zonde, die leidt tot de ondergang, als God er niet aan te pas komt. Maar Jakob ziet af van zichzelf. En van zijn kinderen. En hij kijkt richting God. Hij ziet op naar de HEER. En vertrouwt op Hem, dwars tegen alles in.

Jakob gaat sterven. Hij gaat naar zijn God. Dat wil hij ook graag. Maar... de zonen blijven achter. En hoe gaat het kómen. Er is zonde. Hij heeft profetisch dan ook lijden gezien. Het wordt moeilijk, een strijd op leven en dood. Wat moet de oude aartsvader? Hij kent maar één weg, die goed is: de weg naar God.


En dat geldt voor ons
niet anders. Advent, de vier weken vóór het Kerstfeest. Tijd, om daar naar toe te leven. Kerstfeest, gezellig! Jazeker, voor velen kán dat gelukkig. En zó mag je er naar uitzien. Maar Kerstfeest mag niet buiten de werkelijkheid staan! De realiteit blijft: die van lijden, dood, want die van zonde en schuld voor God.

We hoeven niet te denken, dat het allemaal opeens beter gaat. Beter tussen mensen. Tussen volkeren en volksstammen, die met elkaar in de clinch liggen. Tussen groepen binnen onze samenleving met verschillende godsdienst en cultuur. Jazeker, je mag, je moet aan de verbetering doen wat je kunt.

Maar van mensen,
inclusief onszelf, moeten we het niet verwachten. Mensen zonder God brengen het heil niet tot stand. Jakob had dat geleerd. Hij wilde zijn leven in eigen hand nemen. Zélf het heil pakken. Maar dat leverde niets op. Maar Pniël kwam. God zei: "Ho, Jakob, zó niet! Ik ben er óók nog. Ik ben er voor jou. Ik zegen. Ik breng het heil in je leven."

Dat heeft de patriarch goed geleerd. "Op uw hulp hoop ik, HEER!" En wij? Hopen, echt hopen, op hulp, voor jezelf, voor de samenleving, voor de wereld - daarvoor moet je naar God toe. Dus allereerst: afzien van jezelf. Van je vermogens, je gaven, je goede wil en wat dan ook. Van de goede wil van ánderen ook - al is die nodig. Maar het brengt je er niet!

Het is nodig, dat u en ik Jakob dat názeggen....


Jakob verwacht
hulp van God. Wat ís dat precies in deze situatie? Je bent misschien geneigd als volgt te redeneren: daar ligt een man op zijn sterfbed. 147 jaar oud, zegt de bijbel. Dus: oud en afgeleefd, moe en ziek. Wat heeft hij veel meegemaakt! En nu verlangt hij naar het einde. Hij verlangt naar verlossing. Naar het voorgoed bij God te zijn. Dan is hij geholpen.

Nu speelt dat echt wel méé. Maar dat is toch echt niet alles. Er is veel méér. Hulp, dat is in de Bijbel ruimte. En die ruimte mag je heel ruim opvatten. Hulp dat is ook de overwinning op de vijand, die je onderdrukte. Het is, dat je recht verschaft wordt, als je onrecht werd aangedaan. Helpen, dat is de taak van een koning ten opzichte van zijn onderdanen.

Jakob vraagt: HEER, verschaf mij ruimte in de ruimste zin van het woord. Hij vraagt óók, zeer zeker voor zichzelf.Hij ziet de hand van God. God strekt die uit naar Jakob. De stervende ziet die hand naar zich toe komen. En zijn hand vastgrijpen. En die vast houden, ook in de dood en door de dood heen.
Die hulp, die er echt toe doet, mag Jakob verwachten.

Dat is niet,omdat Jakob zulke geweldige prestaties had neergelegd in zijn leven. Jakob presteerde veel, maar het waren voornamelijk zonden. Dáár was hij "goed in". Dus: geen verdiensten, die dat heil waarborgden. Nee, Gods hand kwam naar hem toe, omdat de HERE dat wilde, ondanks alles. Omdat Hij het beloofd had: "Jakob, Ik zal met je zijn". En Hij is trouw, Hij doet helemáál en precies, alles wat Hij beloofd heeft.

Dáárom
verwacht Jakob die hand. Omdat hij rust, steunt op Gods trouw. Die hand laat niet en nooit los. Hij maakt zijn werk af. Met Jakob. En dan ligt het nog véél ruimer. Die hand, die pakt ook zijn kinderen beet. En die houdt ook het volk, dat uit hen zal voortkomen, omsloten. Die hand helpt, maakt ruimte, ook in de toekomst.


Gods hand bewerkt de werkelijke hulp voor mensen waarvan de stervende profetisch mocht spreken. De hulp, het heil, dat met Silo zou verschijnen. De Silo, die uit Juda zou voortkomen. Het heil, dat gekomen is in Jezus, onze lieve Heiland. Het heil van God, door de tijden heen, over de hele aarde. Mensen als u, jij en ik, vandaag, mogen leven uit dat heil. En als we er nog niet uit leven, mogen we het verwachten. Erom vrágen.

Om de hulp, die de Heiland geboden heeft gebracht. Ja, want Jezus heeft werkelijke hulp geboden op Golgotha. Hulp in de zin van: redding van zonde, van de Satan, van de dood. Petrus zei van Hem: het heil is in niemand anders. Niemand anders dan in Jezus. In Hem is alle heil, DE hulp in elk opzicht. Door en bij Hem krijg je de ruimte!

Weet u dat? Erken jij dat? Het is heerlijk, in de ruimte te leven! Dan kun je bevrijd ademhalen, zie je! Dan ben je los van de strikken van zonde en duivel. Dan ben je voor altijd geholpen!

Wil je dat graag?
Dan is er maar één weg. Vragen aan Jezus: "Geef mij alstublieft de ruimte!" Die gééft Hij. Zeker te weten! "Wij dan, gerechtvaardigd door het geloof", zeg je dan, "hebben vrede met God door Jezus Christus..." Dat is leven in de ruimte, omdat Christus in het nauw kwam. Hij kwam in het nauw, door God en mensen verlaten. Vanwege onze zonden. Hij kwam in het nauw. Maar Hij ging er door. En Hij kwam er uit!

En als je nu verbonden bent aan Hem door het geloof, dan kun je in de ruimte leven en sterven. Dan leef je met God aan je zij. En dat gaat dóór, ook als dat leven hier naar zijn eind gaat. De Ruimtemaker deed alle muren ómvallen. De muur tussen jou en de naaste. De muur tussen God en jou.

Met die muren
is het vreselijk benauwd. Die muren komen op je af. Verstikken je. Verpletteren je. Maar door de Heiland wordt het ruim. Nu en in de toekomst. Daarop mag je wachten. Niet afwachten, of dat komt. Maar inwachten, verwachten, je er naar uitstrekken. Dan komt, nee, dan is die ruimte al in je leven. Dan mag je er dagelijks in leven. Echt!

Hulp,
de hulp van de HEER. Jakob hoopt erop. Hopen is bij ons vaak het toppunt van onzekerheid. Je kunt hopen tegen wil en dank. Tegen beter weten in soms. Hopen kun je altijd nog. Maar soms wéét je: het wordt niks, een grote NIET.

Zó hoopt Jakob niet. Zijn hopen is: zekerheid. Is zich vastklampen. Hij klemt zich gespannen en ingespannen vast aan het heil van God. En aan de God van het heil. Hij gaat sterven. Hij gaat straks de drempel over naar het onbekende. Hij sprak zijn zonen toe. Hij ziet problemen: strijd met vijanden, ballingschap, slavernij. Hij ziet de zonde, ook in eigen leven. Met alle gevolgen vandien.

Maar de HEER is er óók. De reddende, helpende God! Aan Hem klemt de oude Jakob zich vast. Dat had hij geléérd, hoor! Eerst wou hij zélf zijn zaakjes prima regelen. Al moest hij anderen, zelfs zijn oom of eigen broer en vader, dan ook een loer draaien, hij zou zorgen, dat hij aan zijn trekkken kwam.
Maar daar kom je bedrogen mee uit, weet je!

Jakob was in Pniël
God tegengekomen. En daar had hij geleerd, zich vast te klemmen aan God. Zich vast te klampen aan zijn zegen. Zijn beloften en de vervulling daarvan in te wachten. En zo doet hij dat ook op zijn sterfbed: zich vastklemmen aan het heil van God. Reikhalzend uit te zien naar de God van het heil.

En hij heeft dat heil ontvangen. De HERE heeft hem thuis gehaald. Zijn sterven was een uitgaan uit dit aardse leven. Maar ook een binnengaan in het huis van zijn God en Vader. Velen waren hem vóórgegaan. Velen zijn hem gevolgd, tot vandaag toe. Zij delen in het heil van God.

Want de hulp,
waar Jakob naar uitzag, is nu op aarde gekómen. Het is eeuwen lang Adventstijd geweest, een lange tijd van verwachting. Van wachten op de Ruimtemaker. Maar het is Kerstfeest geworden. "De Heiland is geboren, voor u, heden", zo klonk het in de velden bij Bethlehem. U en jij en ik, we mogen leven uit Jezus Christus. We mogen door het geloof staan in de ruimte, die Hij tot stand gebracht heeft.

En tóch is het Advent. Nóg Advent, wéér Advent. Want Hij, de Redder, komt. Hij komt nóg. Hij komt wéér. Om de ruimte compleet, volmaakt te maken. Want dat is die nog niet! De deur is gemaakt, is van het slot af, maar staat nog op een kier.

Een blinde kan
dat bij wijze van spreken zien. Bijvoorbeeld:
mensen, die christenen heten, en het ook zijn, vergalopperen zich soms, gaan vreselijk in de fout;

kerken, die bijbelgetrouw willen wezen en dat ook zijn, staan los naast elkaar en soms tegenover elkaar, met bokshandschoenen aan;

de wereld puilt uit van ellende: oorlogen, Aids, honger;

de samenleving verruwt; vandalisme, geweld, vereenzaming.

En ieder kan dit lijstje aanvullen. Het heil, de redding is niet volledig gerealiseerd. Dáárvoor komt de Heiland wéér. Dan gaat Hij het anders, beter, volmaakt goed maken. Dat is ons Advent. Daar mogen wij op wachten, naar uitzien. Want dat doe je niet passief. Met de armen over elkaar. Of de handen gevouwen. Met een boekje, of Het Boek in een hoek.

Nee, bidden en bijbellezen, daar is niets op tegen. Integendeel. Er moet gebeden worden om de volle uitwerking van het heil. Als het maar wél een startpunt is. Je actief maakt. Want in beginsel hééft Jezus gered. Dus kunnen en mogen wij beginnen met in het klein, in eigen omgeving,het uit te werken.

Soms zijn er tekenen
van te zien. Bijvoorbeeld:
als christenen wérkelijk proberen, mensen die in deze wereld weinig of niets te verwachten hebben, ruimte te bieden;

als twee kerken, die al lang langs elkaar heen leefden, om Christus' wil elkaar herkennen en erkennen en de weg naar elkaar vinden en willen bewandelen;

als mensen niet alleen maar met de grote massa zeggen: "ik ben tegen zinloos geweld", maar dat ook in hun manier van doen vanuit het geloof tonen;

als mensen niet maar uit zijn op alleen geld, maar hun leven of een deel daarvan geven aan de verre naaste in nood.

En gelukkig zijn er meer voorbeelden te noemen.

Eens komt de Redder weer.
Dan krijgt ieder, die op Zijn beloften leerde vertrouwen, álle ruimte. Dan is alle beperking verdwenen. En vooral: dan krijgt God alle lof, die Hem toekomt. Ook en vooral dáár is dan alle ruimte voor. In alle opzichten. Voor eeuwig!

Amen.


Aanwijzingen voor de liturgie

Vooraf: Gez. (L.v.d.K.) 118
Na votum en groet: Ps. 62 : 1,4,5

( in een ochtenddienst: als schuldbelijdenis zingen : Ps. 25 : 5
als bemoediging lezen Jes. 61 : 10 en zingen: Ps. 25 : 4
Gods wil: Micha 6 : 6-8 en samenvatting van de wet uit Marc. 12 : 29-31
zingen: Ps. 25 : 6)


Schriftlezing: Gen 49 : 8-18
Gez. 68
na preek: Gez. 127 : 1,7
Slot: Gez. 120 : 1 en 4
(in middagdienst tussen beide coupletten: geloofsbelijdenis van Nicea)

----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Handreiking dienst van gebed en dankzegging:

Danken voor de Heiland en de ruimte die Hij maakte - en volledig gaat realiseren

Bidden om kracht voor hen die lijden - in de gemeente
in en áán de Kerk
in deze wereld

Leer ons, (meer, alles) te verwachten van U

Bidden voor demente mensen - houd U hen vast
de partners, kinderen, familie van demente mensen

Bidden voor mensen, die (moeten) sterven; grijp hun hand vast!

Leer ons (meer) uitzien naar het moment, waarop Uw eer volledig tot zijn recht komt









Geen opmerkingen: