dinsdag, december 13, 2005

SAMEN KIJKEN NAAR EEN PAREL (preek)


Samen kijken naar een parel

“…ook een wit steentje… Openbaring 2:17

Als je in een winkel rondkijkt,
waar ze sieraden verkopen, bijv. gouden ringen met een edelsteen, dan zie je, hoe die zorgvuldig uitgestald zijn. Een juwelier weet: honderd heel mooie en kostbare ringen in een schoenendoos met wat houtwol op de bodem, dat verkoopt niet. Nee, één ring moet in een een mooi doosje. En vooral de achtergrond is belangrijk. Sieraden komen extra mooi uit tegen een donkere achtergrond.

Wij gaan een heel
rijke belofte
in de bijbel samen bekijken. Een parel van een belofte! En het is zaak, goed die belofte zélf te bezien, om het rijke ervan te ontdekken. Maar ook de donkere achtergrond is van belang. Tegen die donkere achtergrond komt de rijkdom van die belofte des te beter uit!

Die achtergrond
is de situatie, waarin de gemeente in Pergamum verkeert. Pergamum is de tweede gemeente waaraan Jezus, de levende Koning van zijn kerk een brief laat sturen. En dat door de dienst van Johannes, de discipel, die Jezus liefhad. Op hoge leeftijd was hij verbannen naar het eiland Patmos. En op de dag van de Heer Jezus, de dag van de opstanding, de zondag, verschijnt hem de Heer. En Hij openbaart hem de werkelijke stand van zaken van de Kerk, in heden en toekomst.
(op plaatje hier links boven: Pergamum)
Aan Johannes worden brieven gedicteerd, gericht aan de gemeenten in Klein Azië, en zo aan de Kerk van overal en altijd. Ook een brief aan de engel, de boodschapper, de voorganger van de gemeente in Pergamum. Bestemd voor heel die gemeente uiteraard.

Die gemeente
verkeerde in een zeer moeilijke situatie. Jullie wonen bij wijze van spreken in de hél, zegt de Heiland in vs. 13. De Satan heeft dáár zijn paleis. Bedoeld wordt, dat daar de afgoden een grote plaats innamen. Zo was Pergamum residentie van de het bestuur van de Romeinse provincie Asia. Daarmee was het een centrum van de keizercultus. De keizer werd als halfgod gezien en vereerd met de belijdenis: de keizer is kurios, heer.

Verder werden Dionysius en natuurlijk Zeus, de oppergod en Athene er vereerd. Bovendien stond er de tempel van de godheid Aesculapius. U weet: het teken op de auto van een arts, met die slang, heet esculaap. Die naam komt hier vandaan. Aesculapius was de god, die gezondheid heette te schenken aan zijn vereerders. Het embleem was de staf met een daarin klimmende slang.

En daarbij dachten christenen in die tijd als vanzelf aan de duivel, die al in het paradijs in de gedaante van een slang de mens verleidde. De Satan had zijn tempel, zijn centrum van verering in Pergamum. Hij woonde daar dus. En voor christenen is het moeilijk, daar óók te wonen. In een stad die vergéven is van afgoderij! Hoe blijf je dan staande!


Ja, wij denken wel eens,
dat het nooit zo erg gesteld geweest is met de wereld dan nu. Maar in de Romeinse tijd, vooral toen dat rijk zijn bloeiperiode gehad had, was het ook erg. Maar u hebt gelijk: ook wij leven in een boze wereld. En het is goed te beseffen, dat volharden in het geloof ook voor óns moeilijk is. Te onderkennen, dat de duivel veel in de melk te brokkelen heeft vandaag de dag. En dat de afgoden veel invloed hebben. Alleen heten de afgoden nu anders….

Er wordt, om een voorbeeld te noemen, steeds verder gebouwd en gerestaureerd aan een schitterende tempel voor god welvaart. Als er maar veel werkgelegenheid is, als we maar goed verdienen, dan is het goed. Gelukkig zijn is: veel te besteden hebben, zodat je lekker kunt leven. En dan natuurlijk ook een goed pensioen opbouwen, Als je dan stopt met werken, zo vroeg mogelijk!, dan begint het grote genieten! Financieel gebeiteld zitten, dat is het toch helemaal? Mijn liefje, wat wil je nog meer!

Nee? Wil je niet méér?
En als je nu eigenlijk niet in die welvaart kunt delen? Als je eigen lichaam dat harde werken niet áánkan en dat werk ten koste van je huwelijk en gezin gaat? Als je niet kunt werken? Als je wél een prima pensioen hebt, maar niet gezond bent en er van het grote genieten niets terechtkomt, en kán komen?

Wil het liefje ook dán niet méér? Ben je dan toch gelukkig? Welvaart en daarvan genieten, het wordt u en mij gegund. Maar welváárt is heel wat. Maar welzijn is veel meer! Het goed hebben is fijn. Maar je wél bevinden is méér. Afgod welvaart geeft je geen rust van binnen. Vergroot alleen je onrust. Afgod welvaart kan je niet gelukkig maken!

En toch lopen ook u en ik gevaar, ijverig en van harte mee te doen met
de dienst van god welvaart.
Want hij belooft veel. En hij geeft ook veel, wat ons bevalt. Hij geeft ons veel, wat eigenlijk uit de hand van de Heer onze God komt. Maar wat de mens vaak toeschrijft aan andere goden. Maar afgod geld maakt niet gelukkig. Laat je in de steek. Laat je liggen waar je ligt. Zo zijn afgoden. Zo is Satan!

Ziet u het donker van deze tijd? Ja, die kan óók zitten in zaken als verruiming van de mogelijkheden tot abortus en euthanasie. Maar de bedreiging voor ons persoonlijk geestelijk leven ligt veel dichterbij op de loer. Want het lokt erg aan, mee te doen met de dienst van god welvaart. Je doet vanzélf zó maar mee. Je hart wordt zomaar van de God af en naar de Satan toe getrokken. Wees er op bedacht!


De gemeente van Pergamum
woonde dus in de residentie van de Boze. Sommigen waren dan ook aan de Satan ten prooi gevallen. Vs. 14 noemt aanhangers van de leer van Bileam. Dat waren mensen, die zeiden: je kunt christen zijn, God dienen. Maar in onze stad moet je tegelijk ook méé doen. Dus waren ze present op heidense offermaaltijden en sloegen ze de feesten beslist niet over.

Dan waren er ook nog Nicolaïeten. Dat was een stroming, waarvan de volgelingen allerlei zonden goedpraatten. Want het lichaam, en wat je dóet met je lichaam, dat is eigenlijk niet van belang. Dat lichaam sterft toch en vergaat. Het gaat maar om de ziel.

Satan had dus succes in Pergamum. Bij sommigen dan. Maar wat de gemeente op zichzelf betreft, daar is de brief positief over. Die valse leer, die lijdt tot vals leven, moet echt aangepakt worden, schrijft de Heiland. Er moet vermaand worden, om zulke afdwalenden terug te brengen. Maar heerlijk, dat jullie volharden in het geloof. Terwijl jullie toch weten wat dat voor gevolgen kan hebben. Antipas wordt genoemd, Jezus’ getuige.
Hij stierf de marteldood!

En dan te volharden, in zo’n verleiding! In de woonplaats van de baarlijke duivel! Wat een prestatie? Nee, wat een genáde! Want, laat vs. 17 weten, volharden heeft alles te maken met je oren open te zetten. En te horen, wat de Geest door middel van het Woord zegt. God doet door zijn Geest je volharden. Maar in een bepaalde weg. Namelijk door te blijven luisteren naar het woord, zoals de apostelen en hun opvolgers dat brachten. Je oor niet te luisteren leggen naar wat mensen zeggen: verleidende woorden, dreigende taal. Maar je oor richting God, naar de stem van de Meester!


Zó bewaart Hij zijn kind!
Zo geeft Hij het verborgen manna. Dat is: zo houdt Hij het leven van de zijnen in stand. In het verborgen, niemand merkt het op, jij zelf soms ook niet. Maar je wordt gevoed. Hij bewaart je door alles heen. Zelfs door verleiding en vervolging heen.

En wat je hoort is de moeite waard! Want de aanwijzingen die Hij geeft zijn belangrijk. En zijn beloften zijn rijk. Een párel, die belofte van onze tekst. Juist tegen deze donkere achtergrond schittert die! Tegen de donkere achtergrond van de woonplaats van de vorst der duisternis. Tegen die inktzwarte dreiging van vervolging en verleiding. Zo ligt de belofte van bewaring, van overwinning, van blijvend leven voor wie volhardt te pronken.


Laten we dan nu
naar die parel zélf nauwkeurig kijken.
“Ik zal hem een wit steentje geven.” Oppervlakkig bezien zeg je: wat heb je dáár nu aan in deze omstandigheden: een steen. Ja, het is een witte steen; en wit is de kleur van de reinheid, de heiligheid. Maar toch: een steen. Wat moet je dáár nu mee!

De eerste lezers van deze woorden, in die tijd, zij begrepen het wél. Ze hoorden hierin eigenlijk een term uit de rechtspraak. Rechters maakten toen wel gebruik van stenen, witte en zwarte stenen. Als zij de aangeklaagde schuldig achtten aan de overtreding of misdaad, dan kreeg hij de zwarte steen. Maar was hun oordeel “onschuldig”, dan kreeg de aangeklaagde als
teken van zijn vrijspraak en onschuld
een witte steen.

Dus daar had je wel dégelijk wat aan. Het betekende vrijheid en leven in plaats van gevangenschap en misschien wel de doodstraf.

Nu, zij die in de woonplaats van Satan volharden in het geloof worden door God vrijgesproken van schuld en straf. Ja, dat zeg je dan zómaar. En op goede gronden. Op basis van wat God Zelf zegt namelijk. Maar het is en blijft wél een wonder. Het is het wonder van Gods liefde, Die zijn Zoon naar de aarde stuurde. Het is het wonder van de genade door Jezus, die zijn leven gaf en zijn bloed stortte.

Een wonder toch, dat de schuld van ons op Hem neerkwam? Dat Hij de zonde van ons wegdroeg? Is dat al een wonder voor je geworden? Is dat nóg een wonder voor u en mij?


Vrijspraak voor hen die volharden
in Pergamum. En dat Hij ze een witte steen gééft wil zeggen, dat Hij hun ook laat weten, dat ze onschuldig zijn.

Nu, dat hadden ze daar wel nódig ook! Want ze werden door iedereen juist veróórdeeld om hun vasthouden aan de God van hun leven. En sommigen overkwam het daadwérkelijk, dat ze door de aardse rechter veroordeeld werden. Omdat ze de afgoden niet wilden vereren. Omdat ze de keizer niet als heer wilden erkennen en hun eigen Heer Jezus als de enige Heer wilden blijven dienen.

Veroordeling! Een zwarte steen! Maar God geeft zijn kinderen een wit steentje: vrijspraak! Dát krijgen ze te horen en te beleven, heel persoonlijk. Want, zegt het slot van vers 17: op die steen staat een nieuwe naam geschreven. En u weet: in de bijbel is een naam niet máár een naam, om de drager te kunnen aanduiden. Maar het is méér: de naam is uitdrukking van het wezen. Een nieuwe naam voor een mens, dat is: een nieuw mens.

Gods kinderen zijn nieuwe mensen.
Ze ontvangen eens een nieuw, heerlijk bestaan. Maar hier al en nu, zijn ze nieuwe mensen in Gods ogen. Hij kent ze allemaal persoonlijk. Ze zijn nieuwe mensen, zijn onderdanen, zijn kinderen! Ze zijn onschuldig, rein door het bloed van het Lam.

En dat is een groot wonder, nieuw te mogen zijn in Gods oog, kind van Hem!


Zó’n wonder,
dat het alleen heel persoonlijk ervaren kan worden. Die naam, laat Jezus aan de kerk weten, weet niemand dán die hem ontvangt. Wie zou dat geheim ook kunnen doorgronden? Een zondig mens –en hoe zondig wel, ook van binnen, onttrokken aan ieders oog, dat weet je alleen zélf maar. En toch: rein in Gods oordeel. En delend in het wonder van het nieuwe leven, nu en in de toekomst!

Gods kind krijgt een witte steen! Met een nieuwe naam! God laat hem weten: je bent onschuldig in mijn oordeel. Je bent een nieuw mens. Je deelt in het leven, dat niet stuk te krijgen is. En dat eens ten volle ontplooid zal worden.

Want er is ook nog
een andere verklaring
voor wat die witte steen betekent. In die Romeinse tijd werden natuurlijk ook party’s , feesten gegeven. Wanneer je uitgenodigd werd, kreeg je, zo schijnt het, van de gastheer een witte steen, voorzien van je naam. Dat was je persoonlijke toegangsbewijs voor het feestmaal. Nu, zo worden zij, die standhouden in verzoeking en verleiding, persoonlijk uitgenodigd voor het bruiloftsmaal van het Lam.

Maar u begrijpt, dat deze twee uitleggingen elkaar niet tegenspreken, maar juist elkaar aanvullen. Want het komende feest is voor hen, die de vrijspraak te horen hebben gekregen. En de Toekomst van Jezus en zijn Rijk is híer al begonnen!


Dat is die parel van een belofte,
zusters, broeders, jongelui! Misschien ben je er stil van, zó blij ben je er mee! Dat zoiets voor jou bestemd is! Dat dat feest je toekomst is! Dat God je nu persoonlijk kent. Dat Hij je vrijgesproken heeft! Wat een heerlijk wonder!

Misschien zit je ook nog met een grote vraag. Namelijk,
hoe krijg je die steen in handen?
Of: hoe wéét ik, dat ik die witte steen gekregen heb? Hoe weet ik, dat mijn schuld vergeven is? En dat ik rein ben in Gods ogen? En dat Hij me bij name kent als zijn lieve zoon of dochter? En dat de feestmaaltijd voor mij aangericht is?

Er zijn mensen, die zeggen: de Heilige Geest verzekert je daarvan. En Hij doet dat in je leven door een ingrijpende gebeurtenis, of door een tekst, die heel bijzonder, zomaar in je hart valt. Slechts weinig mensen, speciale mensen, krijgen dat in hun leven. En het is een bepaald gevoel, dat je dan krijgt. En dán ben je zeker van je kind van God zijn. En van de vergeving van zonden. En van het eeuwige leven, dat komt.

Maar zo is het niet. Deze belofte is niet je deel, alleen wanneer je daar een goed gevoel over hebt, zoals dat vandaag heet. Deze parel is niet bestemd voor een elitegroepje. We hoeven niet te wachten op teksten, die we krijgen, heel misschien, maar veel waarschijnlijker niet. Of op een hardhandig of wonderlijk direct ingrijpen van God in je leven.

Want die grote gebeurtenis is gewéést:
op Golgotha en in de hof van Jozef. Jezus’ sterven en opstanding zijn allesbepalend voor mijn heil. Dáár is de witte steen, de vrijspraak, verworven. En we krijgen niet een tekst, we hebben alle teksten in hun verband, in de bijbel. Geen bijzondere openbaringen, maar de beloften. Ook déze belofte is voor u, voor jou, voor mij!

Ook van deze belofte geldt vs. 17a: Wie een oor heeft, die hore. Geef gelovig gehoor. Aanvaard in het geloof wat God hier toezegt. Zó krijg je de parel in handen. God biedt hem aan, welgemeend. En ik mag hem in het geloof me toe eigenen.

En die naam van je, die is al genoemd voor het aangezicht van God. Tenminste, als je gedoopt bent. Dat is een persoonlijke toezegging, dat die witte steen voor jou klaar ligt. Met een nieuwe naam, jouw nieuwe naam er op. Zo persoonlijk is het!

En als die vrijspraak nu al geklonken heeft –dan past ook geen leven in zonde meer. Als je een nieuwe naam hebt gekregen als Gods lieve kind –dan wil je ook als kind van God léven. Dat kost strijd. Strijd tegen zonde en verleiding.

Maar het feestmaal wacht je!

Amen.

Liturgie:

Eventueel vooraf: Gez..445:2,3;
Na stil gebed, votum en groet: Ps. 96:1,3;

(in de ochtenddienst: Schuldbelijdenis: Hebr.12:4 en zingen Ps..143:2;
Genadeverkondiging: Hebr. 13:12 en zingen: Ps.143:8;
Gods wil voor ons leven: Hebr. 12: 1,2, 12-16, en Hebr.13:1-7, zingen: Ps. 143:9;)

Gebed
Schriftlezing.: Openb. 2 : 12-17;
Zingen Gez..115:1,3,4.
Preek
Zingen: Ps.73:9;
Gebed
Slot: Gez. 109: 3,4,5 (middagdienst. Geloofsbelijdenis) en vers 6
-----

Enkele aanwijzingen voor dankzegging en voorbeden:

Er is álle reden, God te danken voor zijn Woord. Voor die enorm rijke beloften!
God vragen om goede (geloofs)ogen, om de parels van Gods beloften op waarde te schatten.
En ook de zeer betrekkelijke waarde van wat afgoden te bieden hebben. En de gevaren ervan!
Voorbede voor de arme mensen, die zich rijk wanen met namaak-parels.
Gebed om een leven te voeren in overeenstemming met je rijkdom in Christus!

Geen opmerkingen: