donderdag, maart 23, 2006

EEN DOOD-ERVARING? (Paasfeest, preek)


De levende, die dood gewéést is.

...Ik was dood, maar Ik leef, nu en tot in eeuwigheid... Openbaring 1: 18 NBV
{preek voor (na) Pasen}



Er zijn mensen,
die, zoals dat heet, een “bijna dood ervaring” hebben gehad. Bijvoorbeeld toen ze bijna verdronken. Meestal hebben die mensen zichzelf vanuit een donkere tunnel het heldere licht zien binnenzweven. En ze kwamen terecht in een ruimte, of een toestand, die geweldig mooi was. Ze vonden het jammer, dat ze weer terug moesten.

Een bijna-dood-ervaring. Als kind zongen we een liedje over dat woordje “bijna”. "Bijna is nog niet half. En een koe is nog geen kalf". Bijna dood is nog niet dood. Dáár kan niemand je over vertellen. Niemand kan vertellen over een “dood ervaring”. Sommigen kunnen zeggen: “Ik ben bijna dood geweest”. Maar niemand kan naar waarheid vertellen: “Ik ben dood geweest”.
Zo ver vervoegen wij het werkwoord dood zijn niet.


"Christenen máken
nogal wat tam-tam over dat Paasfeest. Ze zijn er wéken later nóg vol van. Eigenlijk bepaalt het héél hun leven! Dat is sterk!" Zo wordt er (hoop ik) wel eens door mensen die niet zoveel hébben met het geloof en de bijbel, gedacht.

Maar is daar eigenlijk reden voor?, denken ze er dan bij. Reden, om te spreken over en te zingen van leven. Leven na de dóód dan, hoor! Leven door de dood héén! Dáár hebben die mensen het over. En kán dat? Want er léven nu heel wat mensen. Maar aan dat leven komt onherroepelijk een einde. En dan zijn die mensen levend gewéést. Ze zijn dood. En ze zijn levend geweest.

Ja, dan kunnen zulke mensen nog wel een tijdje, en soms lange tijd, voortleven. "We zullen je nooit vergeten", staat er wel eens in rouwadvertenties. Dat blijkt in de praktijk soms al moeilijk genoeg trouwens. Maar dat voortleven, dat is dan: voortleven in de harten, in de gedachten van mensen. Méér, iets anders is het niet. Het is geen echt leven. Je kunt niet zeggen: hij of zij is dood gewéést.

Maar die christenen dan met hun Jezus Christus? Is dat Pasen en dat leven ná Pasen ook zoiets? Gaat dat ook om: iemand in gedachtenis houden. Leeft Jezus alleen voort in de harten van mensen? Of is er méér aan de hand? Gaat het om iets principieel anders? Zullen we eens samen kijken, wat die woorden (hierboven) van onze tekst daarover zeggen?


Johannes was leerling
van Jezus. En hij zit op Patmos. Dat is niet een vakantieadres. Want het is niet veel méér dan één kale rots eigenlijk, hebben ze mij verteld. Daar "zit" Johannes. Misdadigers en dissidenten werden naar dat vreselijke verbanningsoord gebracht. Dan had niemand meer last van hen. Waren ze voorgoed "achter het behang geplakt", om zo te zeggen.

Dus Johannes’ actieve apostelschap is over en uit? Moet hij zich, zoals zo velen, die uitgeschakeld zijn, afvragen: ben ik nog wel nuttig? Kan ik nog ooit iets voor Jezus en voor de mensen betekenen? Het lijkt onmogelijk. Maar....

Het is zondag.
Althans: het is de eerste dag van de week. Johannes noemt die dag in Openb. 1:10 "dag van de Heer". En sindsdien, tot vandaag toe, noemen christenen de zondag wel zo. De eerste dag van de week is de dag van de Heer Jezus. Namelijk van zijn opstanding. De dag van de overwinning op Satan, zonde en dood.

Op die dag komen volgelingen vandaag nóg bijeen, om die overwinning te vieren. De meeste agenda's en verreweg de meeste mensen laten tegenwoordig de week beginnen bij de maandag. Logisch toch? Dat is de eerste werkdag. En op vrijdagavond begint het weekend. En dat duurt dan tot en met de zondag.

Jammer toch wel. Christenen mogen de week ánders beginnen. Zij mogen beginnen met rusten, of beter: met feesten. Feest vieren ter herdenking van die grote overwinning! En daardoor gesterkt mogen ze dan op maandag beginnen met het dagelijkse werk. Het behoort dacht ik ook tot het "geheel ánders" zijn, de week zó te beleven als echte gelovige!

Op zijn eigen Dag
openbaart de Heer zich. Dáár gaat het in heel dit bijbelboek over. Het heet dan ook "Openbaring (enkelvoud!!) van Jezus Christus".

Johannes is in vervoering. Hij is in de geest. Want Christus wil hem het één en ander doen weten. Namelijk wat is, wat was, wat zal geschieden. Johannes mag zien en als profeet doorgeven, dat Jezus overwonnen hééft. Dat Hij aan de winnende hand is. En dat Hij eens de volkomen overwinning aan ieder zal laten zien.

Daarom ziet de apostel en profeet Iemand, die Jezus blijkt te zijn. En Hij is overweldigend om te zien. Vol majesteit. Een koning, DE Koning met volle macht en waardigheid. En aan zijn kleding te zien staat Hij daar eveneens als de Hogepriester.

Johannes is er ondersteboven van. Niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk: hij valt als dood aan de voeten van de Koning. Uit ángst!


En wie
zou niet zo gereageerd hebben! Zo is het toch? Jezus is de vriend van zijn volgelingen. Hij heeft zijn leerlingen zélf vrienden genoemd. Als jij Hem ként, dan wéét je dat. Jezus is mijn allerbeste Vriend. Hem kan ik vollédig vertrouwen.

Maar dat betekent niet, dat Hij gelijk is aan één van mijn vriendjes. Ik kan niet en nooit familiair zijn met Hem. Met Hem omgaan als met mijn vrienden. Hij is ook mijn Héér, mijn Koning! Ik heb diep ontzag voor Hem. Mij past grote eerbied. Mogen we wel weer eens goed beseffen!


Maar Jezus
is onze beste vriend. Als een vriend legt Hij zijn hand op Johannes' schouder. En Hij zegt: Wees niet bang. Dat is 1 van de 365 keer, dat die uitdrukking in de bijbel voorkomt. De krant kun je niet missen, geen dag. Zegt de reclame tenminste. Maar deze verzekering van Gods kant hoef je geen dag te missen! Die wil je moed geven voor elke dag van ieder jaar. Zonder angst de dag in- en uitgaan, met Jezus als vriend!

De Heer stelt Johannes gerust door te zeggen wie Hij is. En daarin hoe Hij is. En dat alles heeft duidelijk te maken met Pasen. "Ik ben degene die leeft". De levende. Ja, want Hij is de eersteling, die zó levend is. God de Vader is de levende, het LEVEN. Nu, dat geldt voor Jezus ook.

Maar er is méér.
Hij zegt ook: "Ik was dood". Fysiek is de Heiland als mens gestorven aan het kruis. Hij was dóód. Hij ademde niet meer. Zijn hart had opgehouden met kloppen. Zijn lichaam werd in het graf gelegd. Hij kwam terecht in het gebied, waar de dood heerst.

Maar: dat is voorbij, verleden tijd. Hij wás dood. Maar dat is gewéést. Jezus Christus is opgestaan uit de dood. Hij werd wakker. De Vader maakte Hem wakker. En toen ging Hij uit het graf. Hij wandelde van tussen de lijken vandaan, kun je zeggen.


En dat wil wat zeggen,
nou en of! Dat betekent al, dat het werk van Jezus door God aanvaard is. Dat het offer, dat Hij bracht, goed was. Dat de zonden van mensen verzoend, bedekt, weggepoetst zijn. Daar kan geen enkel mens voor zorgen. Hij wél. En dat is al een geweldig feit! Om je leven lang dankbaar te erkennen. Om altijd uit te leven! Dat ben jij toch zeker hartelijk met me eens? Daar leeft u toch ook uit?


Maar als Jezus zegt: "Ik wás dood", dan houdt dat nog méér in. Het zegt, dat de dood een geweldige uppercut heeft gekregen. De dood is néér gegaan, uitgeteld, knock-out! De duivel heerste door middel van de dood. Ieder kreeg hij voorgoed te pakken. En nu? Nu is er de levende, die dood gewéést is!

Jezus is uit de dood gekomen,
als de levende. De dood is voor Hem een gepasseerd stadium. In principe is de dood overwonnen, óók voor allen, die bij Jezus horen. Die door het geloof onlosmakelijk aan Hem vastgesnoerd zijn. Die gaan bij hun dood met de levende naar het leven! Ze zijn dood gewéést. Maar zie, ze léven!


"Ja", zegt men. En misschien zeg jij het ook wel eens. En komt het ook wel eens in uw gedachten naar voren sluipen. "Ja, dat verhaal kénnen we. Dát is de boodschap van Pasen. Dat verkondigt de kerk. Maar...is dat nou écht realistisch?"

Niet dus! Kom nou toch even, zeg. De gebroeders Grimm hadden het kunnen bedenken. Het is een sprookje. De dood is geen tunnel, geen doorgang. Maar het is het absolute eindpunt van ons allemaal. Niemand heeft echt de dood ervaren en kan dat navertellen.

De dood is. En van verleden tijd in welke vorm ook is geen sprake. Nooit van zijn leven! Er is totaal niets veranderd sinds Jezus zogenaamd is opgestaan, Kijk maar om je heen naar al die graven, bijvoorbeeld op een oorlogsbegraafplaats!

En toch...
En tóch is het geen sprookje, geen droom. Het is de zoete waarheid. Het is echt. Jezus is echt, is werkelijk de levende. Hij is zó reëel, dat Johannes er letterlijk en figuurlijk van ondersteboven was. Hij schrok zich een hoedje, zeg maar. Terwijl hij Jezus zo goed en van nabij kende. Eigenlijk het beste van al de leerlingen zelfs. Zó echt was de Jezus, die hij zag. Zó waar is het, dat Hij de levende is!


En of
er iets veranderd is? Reken maar van yes! Want die weer levende Koning heeft in zijn strijd met de dood, en de koning van de dood, de Satan, een verovering gedaan. Hij heeft de sleutels van de dood en van het dodenrijk. En het dodenrijk, de hades, is in bijbels spraakgebruik de plaats, waar de gestorvenen verblijven.

Nu, de levende Jezus bezit de sleutels. Als je een huis gekocht hebt en je ontvangt de sleutels, dan betekent dat bevoegdheid en macht. Dan kun je verhuizen. Dan kun je je nieuwe huis in. Je kunt er binnengaan zo vaak en wanneer je maar wilt. Je kunt er vrij over beschikken.

Jezus heeft de macht, de bevoegdheid, de beschikking over dood en dodenrijk. Tijdens en na het sterven blijven de mensen binnen zijn bereik.

Of er wat veranderd is
met Pasen? Nou en of! Jezus is dood gewéést. Hij is nu de levende. En Hij heeft gezag over dood en dodenrijk. Dat betekent véél. Niet alleen, dat het offer voor mijn zonden aanvaard is door God. Dat ik in Jezus vrij ben van schuld en van straf. IK vrij, rechtvaardig voor God! IK kind aan huis bij de Vader! Onvoorstelbaar. Maar wáár!

Maar er is veel meer. Ik mag dag in dag uit leven met de levende! Ik mag ook de dood in met Hem. En de dood dóór! Ik kan er weer uit. Want de levende, die mij ook in de dood niet verlaat, heeft de sleutel! Hij neemt mij mee naar het huis van de Vader! Dat graf, waar mijn lichaam in gelegd zal worden, gaat weer open! Dood en graf hebben niet alleen een ingang, ze hebben ook een uitgang. En zo zijn ze een doorgang. Een poort naar een leven zonder end.

Nou en of! Er is héél wat veranderd. Dat mag ik vanuit de tekst verkondigen.

Maar iemand anders
zegt of denkt nu misschien: ik heb alleen maar vraagtekens. Wat is van al dat moois dan eigenlijk te zien? Helemaal niets toch? Ik zie alleen lijken, bijvoorbeeld in Irak, die dood zijn en dood blijven. Ik zie alleen maar graven, en soms massagraven. En de sleutel is er niet!

En toch: dat leven, de levenden, de geopende graven, ze zijn te zien. God laat het je zien met het oog van het geloof, kijkend door de bril van de bijbel. Als je erom vráágt, ga je het ontdekken. Vraag om de bril van het geloof. Het geloof in God en in het woord van God. Dat biedt veel echte troost!

De levende Jezus, koning en hogepriester, draagt Johannes op, om te schrijven. Om zo profeet te zijn. Het woord door te geven. Dat er een levende Jezus is. Voor de kerk van toen, in haar situatie. En voor de kerk van nu. Doorgeven, wat er gaat kómen. Namelijk, dat Gods plannen doorgaan.

Ze gaan zéker door!
Want Jezus is de levende! Dat biedt perspectief! Voor de wereld.. Maar óók, zélfs voor mij!

Amen
-----

Voorstel voor de liturgie:

Vooraf: Gez. 217: 2,3
Na votum en groet: Psalm 40:1,2
[In ochtenddienst: ter verootmoediging en bemoediging: Gez. 449: 1,2,3,4
Gods wil: Romeinen 6:1-7
Zingen: Gez. 449: 5]
Lezing: Openbaring 1 : 9-20
Zingen: Gez.259
Preek over vers 18
Zingen: Ps. 17:7
Na gebeden: Gez. 476:1 (middagdienst: geloofsbelijdenis van Nicea) en 476:4
-----

Aandachtspunten voor de dienst der gebeden:

Bidden, om realiteit van God en boodschap van zijn woord (meer) te stellen boven de "realiteit", die we zien –dat de dood laatste station is.

Voorbede voor die twijfelen aan de realiteit van de Opstanding;
"Kom ook mijn eigen ongeloof te hulp".

Voorbede voor die een leven hebben te leiden, dat strijdt met wat de tekst en de preek verkondigden: vluchtelingen, vervolgden, gehandicapten enz.

Voorbede voor stervenden. Dat ze mogen ontslapen!

Geen opmerkingen: