vrijdag, januari 27, 2006

OP ZOEK NAAR GELUK ? (preek)


WAT EEN GELUK !

Velen zeggen: “Wie maakt ons gelukkig?” –
HEER, laat het licht van uw gelaat over ons schijnen. Psalmen 4:7 NBV

Laat ik meteen duidelijk zijn:
dit is géén site, die je helpt bij het zoeken van een partner. Daarvan zijn er wel genoeg, denk ik zo. De ene betrouwbaarder dan de andere trouwens, dus kijk uit! Maar het gaat hier wél over geluk en gelukkig zijn.

Gelukkig zijn is voor de mens wel heel erg belangrijk. Je kunt stinkend rijk zijn, eigenlijk alles hebben wat je hartje begeert - en toch niet gelukkig zijn. Je kunt de liefste vrouw hebben van de wereld en kinderen met wie alles naar wens gaat, en toch niet goed in je vel zitten.

We wensen elkaar aan het begin van een nieuw jaar “Gelukkig Nieuwjaar”. Maar wanneer gaat zo’n wens in vervulling? Het maakt veel uit, als je de mazzel hebt, om een grote prijs te winnen. Maar het volmaakte geluk houdt dat nog lang niet in alle opzichten in. Gezondheid is een grote schat. Maar een zieke kan gelukkiger zijn dan een gezond iemand.

Kortom: wat is geluk?
Wanneer ben je gelukkig? Bent u het? En jij?
Velen zijn het niet.
-----

Dat was al zo in de tijd van David.
Hij wordt in het opschrift genoemd als de dichter van het lied, dat in het bijbelboek Psalmen is opgenomen. En dat we kennen als nummer 4, psalm 4 dus. En als het opschrift dat zo vermeldt, dan mogen we aannemen, dat David inderdaad de auteur is. Tenzij de inhoud van de psalm daar mee in strijd is.

En dat is hier niet het geval. Integendeel, de inhoud pleit er juist vóór. Dit lied past precies in het leven van David. In een bepaalde, niet zo fijne periode in zijn leven. Dat zullen we zo wel zien.

“Velen zeggen: wie maakt ons gelukkig?”
Die “velen” zijn bepaalde mensen, die David voor ogen heeft. Naar mijn mening zijn het de vrienden, althans de medestanders, de bondgenoten van de dichter.
Hij heeft namelijk ook tegenstanders, vijanden. Eén van hen steekt er letterlijk en figuurlijk met kop en schouder bovenuit: de boomlange koning Saul.

Die kan die David wel schieten, het liefst letterlijk. Maar hij krijgt hem maar niet te pakken. En waarom heeft hij zo’n gruwelijke hekel aan die jonge man uit Bethlehem? Omdat hij afgunstig is op diens populariteit. Die volksgunst heeft hij verworven in de veldslagen met bijvoorbeeld de vijandige Filistijnen. Toen hosten de vrouwen en meisjes en scandeerden zijn naam: David, David! Zoals nu een kampioen bejubeld wordt. Maar toen zong men niet: we are the champions! Maar: Saul heeft zijn duizenden verslagen, David zijn tienduizenden!

Nou, dat prikte wél even bij Saul, om het maar heel voorzichtig te zeggen. Hij kreeg in de gaten, dat die jongeman zijn rivaal was. Dat hij misschien hem van de troon zou stoten. Dus moest hij dood. En dat, terwijl die David nog totaal niets ondernomen had, om dat tot stand te brengen! Geen wonder, dat psalm 4 spreekt van onrecht, van leugen, waardoor zijn belagers zich laten leiden.

Hij roept ze op tot inkeer.
Tot bezinning over hun houding tegenover David. En vooral en allereerst ten opzichte van God. Want wie onrecht doet en zich door de leugen laat beheersen, die doet zonde. Die handelt verkeerd, in strijd met wat God wil. Dus zegt David: bezin u. En breng zondoffers. Zodat dat verkeerde weggezuiverd wordt. En ga anders leven: vertrouw niet op leugens, onrecht en geweld. Maar stel uw vertrouwen op de HEER. Dat houdt de dichter hen voor.

Intussen gebeurt dat nog echt niet. Om moedeloos van te worden! Nou, dat zijn de medestanders dan ook. Zij zijn de “velen”, die aan het woord zijn. Dat zijn dus anderen dan degenen, die David eerder aansprak. Die “machtigen”, dus Saul en de zijnen. Dit zijn de mannen, die zich aangesloten hebben bij David. Die óók door Saul aan de kant waren gezet, of onrecht was aangedaan. De mensen, die, om wat voor reden dan ook, de zijde van de jonge David hadden gekozen.

Zij zeggen: “Wie maakt ons gelukkig?”
In het Hebreeuws staat daarin letterlijk het woord “tof”.
Nou, dat is in onze taal doorgedrongen. En we weten, wat dat betekent. Dan kun je je ook voorstellen, dat deze mannen klagen. Want een tof leventje hebben ze bepááld niet! Constant moeten ze op hun qui-vive zijn voor een overval van Sauls leger! Ze worden opgejaagd als een vos door een troep jagers met honden!

Wie maakt ons gelukkig? Wie brengt een keer in ons lot, zodat we weer rust krijgen. En weer van het leven kunnen genieten. Wie helpt ons toch. Moedeloos zijn ze, aan het eind van hun Latijn. En ze zoeken hulp, troost, geluk bij ménsen. Of bij iets of iemand, die ze niet kennen. Maar waarvan ze verwachten, dat die hulp kan bieden.


Wie maakt me gelukkig? Misschien is dat
jouw vraag
óók wel! Voel jij je ook bepááld niet tof, niet lekker. Er zijn heel wat mensen, die op het spreekuur van de dokter komen. Maar ze zijn eigenlijk niet echt ziek. En toch zitten ze niet goed in hun vel. Ze zijn niet gelukkig. Ze hebben een goed huwelijk, verdienen goed, met de kinderen is alles in orde. En toch: door bepaalde omstandigheden zitten ze niet lekker in hun vel. Voelen ze zich ellendig.

En vaak weten ze zélf niet eens, waarom. Och, soms is het gewoon de tijd van het jaar: de donkere dagen vóór (of na!) Kerstfeest. Of de tijd van de vallende bladeren. Of de leeftijd: de puberteit, de overgang, de midlifecrisis of wat dan ook.

Och, wie heeft dat nooit? Iedereen toch wel?!Ieder kent toch dat gevoel toch wel?!
Maar soms zit het ook heel diep.
Ben je onrustig, ontevreden met dit leven, met jezelf. Je ziet alleen zinloosheid. Je zit in je maag met wat er om je heen gebeurt. Je ziet verschrikkelijke dingen gebeuren in deze wereld. En je voelt je eigen omacht. Dan ben je ongelukkig, terwijl je geen enkele reden tot klagen hebt.

En dan? Wie maakt me (weer) gelukkig? Nou ja, mensen kunnen erg veel voor je betekenen. Je vrouw kan er ééntje uit duizenden zijn. Je man kan heel veel voor je betekenen. En je goed begrijpen, ook als je je niet happy voelt. Soms helpt de dokter je wel wat op weg. Of een vriend of vriendin. Door naar je te luisteren. Soms helpt een lichttherapie je over je dipje heen. Maar het kan ook gebeuren, dat zoiets toch niet echt helpt.

Dan zit het inderdaad dieper. Soms kunnen mensen je niet gelukkig maken. Al doen ze nog zo vreselijk hun best. Zijn ook zij volstrekt machteloos. Nee, ook je partner niet. Die kan je erg gelukkig maken. Maar niet altijd. En niet in alle omstandigheden. En niet voorgoed.

En dan?
Wie maakt me dan tóch gelukkig?


David wist het wel.
Zomaar in de ruimte een vraag stellen, helemaal ongericht, zonder adres, dat heeft totaal geen zin. Nee, hij doet het zijn mannen vóór: niet vragen, aan mensen en dan ook nog in het vage. Maar: bidden, heel gericht. Want er is een God, bij wie je terecht kunt. En dat is de HEER, met hoofdletters geschreven.

En dat is de God, die niet maar bestáát, er ís. Maar de God die erbij was en is en zal zijn. En dan niet maar in de zin van: present, als toeschouwer. Maar zeer betrokken, actief, werkzaam. Dat is in het verleden in de geschiedenis van het volk van die God zóveel en zó vaak gebleken, overduidelijk. Wát een tekenen van zijn actieve aanwezigheid! Wat een wonderen, wát een goedheid en betrouwbaarheid!

En daar doet David dan ook een beroep op.
“HEER, laat het licht van uw gelaat over ons schijnen”.
Dát is zijn gebed. En om dat te vragen, daarvoor heeft hij grond onder de voeten. Vaste grond, solide als een rots.

Want als je regelmatig in de bijbel leest, en de mogelijkheid hebt, regelmatig in de kerk te komen, dan denk je: deze woorden komen me bekend voor. Waar heb ik iets dergelijks méér gehoord? En velen zullen het weten: dit is eigenlijk een weergave van woorden uit de zegenbede uit Numeri 6. Woorden die wel klinken aan het einde van een kerkdienst.

Daar staat in de Nieuwe Bijbel Vertaling: “Moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn”. Daarop klinkt in psalm 4 de echo. In de vorm van een gebed. HEER, maak die zegen in mijn leven tot tastbare werkelijkheid.

Nou, ik verzeker u, dat de HEER dat wil. Maar ál te graag. Deze woorden zijn een rotsvaste belofte. Als je ze nabidt, zoals David hier, dan zal Hij wis en drie dat wáár maken!

Maar wat
houdt die uitdrukking “het licht van zijn gelaat over ons laten schijnen” nu precies in?
Het is duidelijk, dat het gelaat heel wat zegt over de gezindheid van iemand. Zo kun je een lang gezicht trekken. Dan ben je boos of teleurgesteld. “Zijn gezicht staat op storm”, dat belooft niet veel goeds.

Maar iemand kan ook een vriendelijk gezicht hebben. En iemands gezicht kan ook oplichten, als hij of zij je ziet. Dan is hij of zij blij, je te zien. En dan spreekt dat gezicht van herkenning, en vaak van genegenheid, vriendschap of liefde.

Nu, dat laatste is het geval bij God. Het is natuurlijk erg menselijk van God gesproken, maar toch mag je het zó zeggen: als jij naar God kijkt en om hulp vraagt, dan klaart dat gezicht op.
Dan begint het te strálen.
En komt er over Gods gezicht een glans van goedgunstigheid. Die liefde straalt er “gewoon”, beter: ongewoon, van af!

Is dat niet overweldigend? Het is toch onbestaanbaar, dus een levensgroot wonder, dat die hoge en heilige God stráált, van liefde, als Hij naar ons kijkt? En toch is het werkelijkheid. Mensen, mensen, wat een geluk! Wat een onvergelijkelijk blij nieuws is dat. Wat heerlijk om te horen en te lezen, elke keer wéér. Je zou er toch van blozen, dat Gods gezicht stráált van liefde, voor JOU nota bene! Daar ga je zélf ook van stralen, als je het tot je door laat dringen? Want dat belóóft wat, dat verzeker ik u!

God buigt zo diep naar beneden,
naar u, jou en mij, dat die goedheid op ons neerkomt en ons verlicht.
Dat is op het Kerstfeest heel duidelijk geworden. Maar je moet het wél willen zien. Want dat Kind in die voerbak, dát was Gods vriendelijk gelaat! Gezien? Grandioos toch? Want Jezus kwam, om ons te redden. Om ons heil te geven, te helen. Geen koren en wijn, zoals velen van die vrienden graag willen hebben. Nee, veel meer: heling, redding, hulp.

Ja, want de HEER láát het niet bij vriendelijk kijken, nee, hij gaat gunsten bewijzen.
Hij maakt je echt gelukkig.
Altijd, in alle omstandigheden, overal en voor altijd!

David ook. Nee, niet dat hij nou per kerende post, pats boem, op de troon werd gezet door God. Nee, hij moest nog een poos wachten. En wachten duurt altijd verschrikkelijk lang. Maar David wás gelukkig. Want hij wist van Gods genade, zijn onverdiende gunst. Daarom was hij gelukkig. Had hij vrede in zijn hart.

Kijk maar in vers 9: “In vrede leg ik mij neer en
meteen slaap ik in”.
Nou moe, zou je zeggen. In die omstandigheden? Met Saul en zijn soldaten op de hielen? In een grot waarschijnlijk, op de harde rotsbodem? De spreekwoordelijke lakens nog niet ruiken of in slaap vallen? Kan toch niet. Menig mens ligt om veel kleinere zorgen wakker!

En toch: het kan. Jazeker wel! Want Gods gelaat, zie je. “U laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis.” Een huis, gebouwdop een rots. Zo kan het. Zo is het bij de dichter.
Daarom raadt hij zijn mannen aan, met hem mee te bidden. En bidden betekent óók: je richten op God. Hem recht in het gezicht kijken, zeg maar. Zodat je dat vriendelijke, strálende gezicht ziet.


Dus zegt God ook tegen ons, wat David tegen zijn vrienden zei. Deze goede raad:
Zeg het maar gewoon tegen God:
“Laat het licht van uw gelaat over ons schijnen, HEER”. God, ik wil zo graag uw liefde zien. Alstublieft, mag ik uw vriendelijk gezicht zien? En zo gelukkig worden?

Dan wordt niet meteen alles tof. Maar je gaat je wél tof voelen. Dan ben je een gelukkig mens. Want wat ontbreekt je eigenlijk nog, als God je van vlakbij met een van goedheid en liefde stralend gezicht in de ogen kijkt? Als de Heer Jezus aan het kruis zijn liefde voor jou heeft getoond? En als de uit het graf verrezen Koning je aankijkt. En zegt: “Kijk eens naar mijn gezicht. Zóveel houd ik van je!”

En op elke bladzij van de bijbel, die je leest, kun je dat van liefde gloeiende gezicht van Jezus zien. Let er maar eens op door goed te lezen.

Gods van liefde lichtende gezicht, dat is het helemaal! Wat wil je nog meer?
Dat is toch het einde?
Amen.
-----

Voorstel voor een orde van dienst:

Eventueel vooraf als intochtslied Ps. 27:1,2
Na votum en groet: Ps. 97:5,6

(In de ochtenddienst
Vóór de schuldbelijdenis lezen 1Joh.1.:5-7
Als schuldbelijdenis en betuiging van vergeving zingen: Zingende Gezegend 269:3,4,5
Gods wil: 1Joh.2:9-17
Zingen: Zingende Gezegend 269:6)

Gebed om opening van het Woord.
Lezen en zingen: Psalmen 4 en wel: zingen: vs. 1
lezen: vs 5-8
zingen: vs 3
Lezing uit Nieuwe Testament: Titus 3:3-7
Zingen: Gez.90:4,11
Verkondiging over Psalmen 4:7
Zingen: Gez.430: 1
Gebeden
Collecte
Zingen: Gez.456:1,2
(in 2e dienst geloofsbelijdenis van Nicea)
Zingen: Gez.456:3
Zegen.

-----
Handreiking voor de dienst der gebeden:

God danken en loven, dat Hij zich zó diep naar ons heeft neergebogen; en dat we de Heiland via het Evangelie met een zó van liefde stralend gelaat kunnen ontmoeten.
Bidden voor mensen, die zich diep ongelukkig voelen; vooral ook voor mensen, bij wie dat een psychische oorzaak heeft; om ontferming voor psychiatrische patiënten, hun familie, artsen en verzorgers; om zegen van de middelen om te helpen, de nood te lenigen.
Ontferming voor mensen, die lijden aan slapeloosheid; geef innerlijke rust en contact met U.
Bidden voor mensen, die het geluk op andere, verkeerde plaatsen zoeken, waar geen (blijvend) geluk te vinden is;
Geef, dat wij het licht van uw vriendelijk gezicht gretig opvangen, waar en wanneer we maar kunnen.
En dat ons gezicht de weerschijn daarvan verspreidt in onze donkere omgeving.


(januari 2006)

Geen opmerkingen: