dinsdag, oktober 07, 2008

DE RECHTMATIGE KONING KOMT! (preek, Advent)





De rechtmatige koning kómt! (preek voor Advent of na Kerst)

“..…totdat hij komt, die er recht op heeft…” Genesis 49:10


“Ik sta in mijn recht” .
Dat is een uitdrukking, die je best nog wel eens hoort. En die je wellicht zelf ook wel uitspreekt, als je problemen met iemand hebt. Je vindt je recht bést wel belangrijk.

Rechten zijn ook belangrijk. Je moet maar eens lezen over dictators en wat zij met mensen zoal uitspoken! Je ziet er soms ook een miniem stukje van op tv of internet.. Erg, als mensen worden onderdrukt, gemarteld, vermoord soms! Ja, de rechten van de mens moeten gerespecteerd worden.

Er zijn rechten. Niet alleen zaken als vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. Nee, we hebben ook recht op arbeid, op sociale voorzieningen enzovoort.


In de tekst

(dat is dat schuingedrukte zinnetje, dat boven dit stuk, deze preek staat) wordt gesproken over iemand, die recht mag laten gelden op de koninklijke macht, op de heerschappij, op de troon. De wettige troonopvolger dus.

Want aan Juda is heel wat beloofd. Bepaald niet mis! Dat is hem en zijn nageslacht beloofd door zijn vader op diens sterfbed. En die vader, dat is Jakob. En déze Jakob had niet zeven zonen, maar zelfs twaalf. En daar is Juda er één van, de vierde. Hij had dan ook vier vrouwen. Meerdere vrouwen hebben, dat mocht toen, zie je. Dat was de gewoonste zaak van de wereld.

Nu sterft de oude Jakob.
Oud, ja, dat kun je wel zeggen! 147 jaar is hij! De mensen werden in die oude tijd allemaal heel oud. Maar hij sterft. En hij is bepaald niet seniel of dement. Nee nee, hij is heel goed bij de tijd nog. Alle zonen staan rondom zijn bed. En hij geeft elk van zijn zonen een woordje mee. Nou nee, het is niet een woordje. En niet alleen maar een woord tot zijn zonen op zijn sterfbed. Nee, het zijn de woorden van God aan het adres van die zonen. En eigenlijk gaat het over de nakomelingen van die zonen.

Er komt niet voor elk van hen zo'n leuke boodschap. Ze krijgen wel een zegen mee. Maar ook worden telkens dingen gezegd, die moeilijk te slikken waren. Daar hebben ze het dan ook bepaald zelf naar gemaakt, hoor. Er waren nogal wat deugnieten bij. Het was zo nu en dan zo hier en daar een zootje ongeregeld, om het zo maar te zeggen.

Maar Juda krijgt wel dégelijk een goede boodschap voor de toekomst. Juda was de vierde zoon wat leeftijd betreft. Die krijgt de grootste zegen. Je kunt wel zeggen DE zegen van God. Normaal gesproken was voor de grootste zegen de eerstgeborene, de oudste, dé man. De aangewezen persoon, zeg maar. Maar hier wordt een ánder aangewezen. God gaat aan Ruben, de oudste voorbij. Evenals aan zoon 2 en 3.
Juda, de vierde zoon wordt het.

Waarom Juda?
Nou kun je van de drie bóven hem qua leeftijd wel lelijke dingen noemen en dáár dan de reden in zoeken. Zo was de oudste, Ruben, “vreemd gegaan”, zo noemt men dat vandaag, geloof ik. En dat, ja, je hoort het goed, met de vrouw van zijn vader. Ja, het was dan wel diens bijvrouw, maar toch. Niet best!

En de twee daarop volgende in leeftijd, die lieten hun handjes wapperen. En dan nog wel met een wapen erin. Ze hadden namelijk de hele mannelijke bevolking van het plaatsje Sichem uitgeroeid. Dus dat waren ook bepaald de besten niet!

En Juda dan? Een goeie, vrome jongen? Een voorbeeld voor al zijn broers? Nou, nee. Ja, je kunt goede dingen van hem vertellen. Bijvoorbeeld in de vreselijke gebeurtenis met Jozef. Toen die die Jozef, die van die rare, voor zijn broers beledigende, dromen, in een put hadden gedumpt. Die was weliswaar droog, maar toch.

Hij werd als slaaf naar Egypte verkocht. Maar was daar langs een heel moeilijke weg zelfs onderkoning geworden. Toen werd Juda borg voor Benjamin, de benjamin, de jongste van de broers. In diens zak met graan had Jozef, de onder-Farao van Egypte, de zilveren beker laten verstoppen. En daarom werd hij in Egypte vastgehouden. Jozef borg voor zijn broer bij zijn vader. Hij ging staan in diens plaats.

Toch moeten we de reden, dat Juda de grote zegen krijgt, niet daarin zoeken. Juda had totaal niets verdiend bij God. Hij was geen enkel haartje beter dan de rest van de broers. Hij kreeg die zegen, omdat de HEER het zo wilde. Hij was daar voor uitgekozen Het was gáve, een geschenk. En daar betaal je toch nooit voor?

Daar mogen wij, u jij en ik,

ook wel eens weer aan herinnerd worden. Als God ons iets geeft -en Hij geeft niet maar iets, zelfs meer dan heel veel, Hij heeft álles gegeven en geeft ons elke dag alles- is dat nooit verdiend door de mens. Dan is dat altijd gegeven, zonder dat er ook maar iets tegenover staat.

Wij leven van, zoals de bijbel dat noemt, genade. Dat betekent zoiets als: we zijn bedelaars. We moeten dagelijks onze hand ophouden. Je begrijpt wel: daar zijn we niet gelukkig mee uit onszelf. En dan druk ik het nog heel erg zwak uit. In wezen verzet alles in ons zich daartegen. We willen ook bij God verdienen, wat Hij ons geeft. We willen ervoor werken, ploeteren, vechten desnoods. Maar gave? Nooit!

En toch is alles genade, gave, geschenk.
We verdienen totaal niets! Daar moeten we telkens weer heel goed van doordrongen worden. We moeten maar niet teveel capsones maken. Want met een boel lef en praatjes kunnen we bij mensen soms heel wat máken. Maar bij God vallen we door de mand. Hij heeft ons dóór, zie je. Hij is immers onze schepper? Of we dat nou willen erkennen of niet, het is een feit.

Dus doe je niet beter vóór dan je bent. Ga maar als klein mensje naar God. En bedel maar om een aalmoes. En dan word je niet teleurgesteld. Soms krijg je, waar je niet eens om gevraagd hebt. Krijg je een geschenk, puur omdat God dat wil. Omdat Hij het zo bepaald heeft. Omdat Hij je daarvoor heeft uitgekozen.

Dat overkwam Juda. Hij kreeg de grote zegen. Hij kreeg macht, heerschappij. Hij mocht heersen over zijn broers. In de toekomst zou de koninklijke waardigheid in zijn stam, onder zijn nakomelingen, bekleed worden.

Macht is een gewild artikel.
We zijn er dol op. In wereld is veel macht te verdelen. En er is veel macht gepákt. Gestolen dus eigenlijk. En vaak wordt die macht uitgeoefend over medemensen. En dat gaat ten koste van die onderdanen. Die zijn eigenlijk onderworpenen. En ze wórden vaak onderdrukten.

Overal in de wereld komt dat voor. Volkeren worden onderdrukt. Maar ook volksstammen, bevolkingsgroepen, stammen, minderheden. Mensen worden onderdrukt, mensen met bepaalde opvattingen, godsdienst bijvoorbeeld. Mannen misbruiken hun macht tegenover hun vrouw, hun kinderen.

En dat is erg. Dat is machtsmisbruik. En het gaat tegen Gods wil in. Daarvoor heeft hij mensen niet hun macht gegeven. Laat ieder zich daarvoor in zijn eigen positie bewust zijn. Ook al is het misschien een klein kringetje, ieder machtsmisbruik is in strijd met Gods wil.

Hier wordt aan Juda macht toegezegd.
Van koninklijke heerschappij is de scepter, de heersersstaf het symbool. De volksstám, die uit Ruben voort zal komen, krijgt een leidende rol. Het wordt de koninklijke stam, kun je zeggen. Die stam zal de koning voortbrengen. De eerste was nog uit een andere stam: Saul, uit Benjamin.

Maar de tweede was de koning: David. En dat koningschap was erfelijk. Totdat het volk mét zijn koning het wel heel erg bont maakten. Zó erg, dat ze in ballingschap weggevoerd werden. Maar het volk kwam terug. Maar toen kwamen de Romeinen. En daarmee was het gedáán met het koningschap. “Totdat”, zegt Jakob namens God.

En dat woordje is belangrijk. Dat woord werd voor Israël Advent. En dat woord zegt: het is niet uit, niet gedaan. "Totdat" zegt: dat is maar tijdelijk. Er is een advent, een hij, een komen van weer een koning. Er is iemand, die er récht op heeft. Recht op het koningschap. Recht op het koningschap over alles en iedereen.


En hij is gekomen.
Je begrijpt het al: die koning, die recht heeft op de heersersstaf, de heerschappij, is Jezus, de beloofde koning. Dwars door alles, inclusief de ballingschap, heen, waren de kinderen van God op hem blijven wachten: de beloofde Messias. Dat betekent: Gezalfde. De koning dus, door God aangewezen en aangesteld. De koning ook die van God de gaven had ontvangen voor zijn taak. De ware, ideale koning.

En Advent is vervuld. Kerstfeest is gekomen. En die Koning is uit de stam van Juda.
Hij is de rechtmatige koning van Israël. Maar hij is méér. Hij is ook de Zoon van God. En dus is Hij God, met alle macht. En Hij draagt de kroon, om te heersen over al wat er is. Hij heeft recht, om ook mijn en jouw koning te zijn.

We zullen dus voor hem moeten buigen, hem vereren, jij en ik.
Dat is nog geen simpele zaak. Want Hij is naar onze begrippen een vreemde koning Kijk maar: een krib, een voerbak voor dieren. Kijk maar: een kruis. Wie wil zich daar nou aan onderwerpen?

Maar toch de echte koning, die heerst. Dat was toen hij als mens op aarde was, ook te zien. Als je goed keek, zag je zijn koninklijke macht: over wind en water.Over ziekte en dood. En over degene, die áchter die ellende stond: boze. De boze,in de bijbel duivel of Satan genoemd. Jezus behéérst de ellende. Want Hij is machtiger dan de duivel. Jezus, die gééft leven. Want Hij is leven. Hét Leven. Want Hij leeft door graf en dood héén.

In de toekomst komt Hij wéér.
En dan blijkt zijn heerschappij over alles en iedereen. En dan maakt Hij alles nieuw. Spiksplinternieuw!

Ook nu heerst Hij, rechtmatig.
God, zijn Vader, staat achter Hem. En dat kun je merken. Dat is voor velen onzichtbaar. En ongelooflijk, niet te geloven, te aanvaarden. Maar als je dat wél aanvaardt en gelooft, dan kun je daar veel aan hebben.Dan voel je soms zo duidelijk zijn arm, om je heen!

Hij wíl troosten, helpen, en beschermen. En Hij kán dat ook. In alle omstandigheden. Hij slaat zelfs zijn arm om je heen, als je de dood in moet.
Daar kun je op rekenen. Want dat heeft Hij beloofd beloofd. Je kunt op Hém aan. Hem kun je vertrouwen. Vertrouw jij je ook aan hem toe? Hij heeft daar récht op, zie je! En je krijgt er nooit één milligram spijt van!

Amen.

Voorstel voor een orde van dienst.

Eventueel vooraf: Ps. 72:1,3
Na stil gebed, “Onze hulp” en groet:Ps. 72:5,6
[[[ in ochtenddienst: Schuldbelijdenis: Psalmen 130:1-3
Woord van vergeving: Psalmen 130:4 en 7-8
Wil van God voor ons leven:Matteüs 5:14-20
Zingen:Gez. 449:5 ]]]

Gebed om de Geest
Schriftlezing: Genesis 49: 1-12
Zingen: Ps. 89:12,13
Schriftlezing: 1 Kor. 15: 20-28
Zingen: Gez. 296 : 1,3
Preek
Zingen: Gez. 121 : 2,4

Gebeden

Offers
Zingen: Gez. 281: 1,2,3
[[in tweede dienst geloof belijden]]
Zingen: Gez. 281: 4
Zegen.



Hulp bij de dienst van de gebeden.

Doe schuldbelijdenis, óók voor zonden op het gebied van het sexuele leven, zoals Ruben. En voor gewelddadigheid, ook met woorden en in gedachten, zoals Simeon en Levi.
Bid, dat machtsmisbruik, in het groot én in het klein, op mag houden. En dat wie eronder gebukt gaan, ervan verlost worden. En kracht en troost ontvangen.
Dank, dat God zich tot ons richt. En dat nog wel met een heerlijke boodschap….
Vraag om een open oog voor de liefde van Jezus.
Vraag, dat je Jezus, de koning, aanvaardt en voor Hem buigt. En (meer) uit Hem en zijn liefde gaat leven. En zijn recht, zijn gaven en wensen, uitdraagt.

Bid voor ouderen met hun moeiten…. Bid voor mensen, die moeten sterven….

Geen opmerkingen: