woensdag, april 05, 2006

DE OPGESTANE IS HERDER (meditatie, Paasfeest)



DE OPGESTANE IS HERDER

“Hij is verschenen aan Kefas” 1 Korintiërs 15:5 NBV

Er is heel wat nagedacht
over de ontmoeting, die boven deze meditatie vermeld staat. Want die “Hij”, die hier verschijnt, dus zich laat zien, is Jezus. De Jezus, die doodgemarteld is. Die heeft gehangen tussen hemel en aarde, genageld aan een kruis. Wiens lichaam in een graf gelegd is, met een enorm grote, ronde steen vóór de opening van het in de rotsen uitgehouwen gerold. De Jezus, van wie geen enkele twijfel overgelaten was: Hij was dood. Punt, uit!
Maar nu dus: niks niet “punt uit”. Hij laat zich zien. Hij lééft!

En die andere heet Kefas. Zo op het oog een grote onbekende. Maar hij is de bijbellezers zeer bekend. Want het is Hebreeuws voor: Petrus. Dit is de leerling van Jezus, die altijd vooraan stond. Die zoveel uitstraling had, dat hij door iedereen als leider werd erkend. Maar die wel zó vreselijk door de mand gevallen was! Niet normaal gewoon. Hij had Jezus namelijk verloochend.

Hij was zó bang
tijdens het proces-Jezus! Daar was hij in de marge bij aanwezig namelijk. En toen had hij drie keer verzekerd, in antwoord op vragen: “Of ik bij die verdachte hoor? O nee, geen sprake van. Ik ken hem niet”. Niet best dus. De leider van de leerlingen liet het helemaal afweten. Zijn naam was haas!

En nu komt de uit de dood, van tussen de lijken opgestane Meester die leerling opzoeken. Dát wordt een pittig gesprek, dacht ik zo!

Nou, dat zál dan wel.
Dat kan best het geval geweest zijn. Maar ik mag dan zo mijn gedachtes hebben. Maar dat is uiteraard totaal onbelangrijk. Belangrijk is alleen, wat de bijbel daar over zegt. En dat is: helemaal niets. Daar wordt geen woord, geen letter, aan gewijd. En de enige conclusie is daarom, dat ik en jij en u daar niet éne snars mee te maken hebben.

Want als je over dat tweegesprek iets gaat zeggen, dan loop je vlak langs het randje van een afgrond. En dat is gevaarlijk. Dan kun je zómaar vallen. Dan kun je vastlopen met je meditatie-schip op zandbanken. Dan kun je verzeilen in leuk gevonden, maar zelfbedachte fantasieën.. En daar heeft niemand wat aan!

Nee, God vindt het niet nodig, ons daarover te informeren. Als hij ons er iets door wilde leren, dan had Hij het wel op laten tekenen. Maar Hij gaf ons de bijbel niet, om puur onze nieuwsgierigheid te bevredigen. Maar dit blijkt privé-terrein. Dus houden we onze wijsneus er maar buiten.

Wél is belangrijk, dat de opgestane koning, de Levensvorst zich láát zien. Dat Hij mensen opzoekt. Mensen, die vertwijfeld zijn na zijn dood aan het kruis. Mensen, die nog twijfelen. Die nog niet vast geloven, dat Hij leeft. Mensen, die zitten met wat voordien gebeurd is in hun leven, zoals Petrus.

Die zoekt Hij op.
In pastorale, herderlijke zorg. Zorg, die toegespitst is op de enkeling. Zoals een herder in de kudde ook heeft te zorgen voor elk schaap van zijn grote kudde. Als er één kreupel is. Of een ander mankement heeft. Die neemt hij apart, om er wat aan te doen. Zó besteedt de opgestane Jezus ook persoonlijke aandacht aan ieder, die bij hem hoort.

Zo had Petrus
óók verzorging nodig. En nog wel dringend ook. Want Jezus was naar hem toe gekomen, nog op de dag van de opstanding, die zondag. Dat kunt u nalezen in het evangelie van Lucas. (hoofdstuk 24). Als de zogenaamde Emmaüsgangers hun ontmoeting met Jezus willen vertellen, krijgen ze dat te horen: “De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt en Hij is aan Simon (de oude naam van Petrus) verschenen”.
Jezus, de Levende, heeft er haast mee gemaakt, om Petrus te spreken. Dat had deze apostel nodig. Omdat ook hij getuige moest zijn van het feit, dat Jezus uit de dood verrezen was. Ook Petrus kon zeggen: “Mensen, Jezus lééft, hoor. Echt. Ik heb Hem zelf in levenden lijve gezien”.

Om dat getuigenis te geven is het één en ander nodig. Daar moet je voor toegerust worden. En Petrus was blijkbaar door de verloochening zó aangeslagen, dat een ontmoeting nodig was. Een extra gesprek onder vier ogen. Maar wat daar precies besproken is, dat mocht en moest privé blijven. Het diende, om Petrus toe te rusten.

Want getuige zijn
van de opstanding van Jezus, dat is niet bepaald een fluitje van een eurocent. Dat dóe je niet zomaar even. Dat moet je kunnen en durven. Want dat willen velen niet horen. Daar zitten de mensen niet op te wachten. Daarom moet je vrijmoedigheid hebben. En die wil Jezus geven, ook aan Petrus. Vandaar dat pastorale gesprek.

En dat bleef niet zonder gevolg. Jazeker, er volgde ook nog een tweede gesprek. Maar dan met de anderen erbij. Als een soort openbare rehabilitatie (zie Joh. 21). Maar dat was waarschijnlijk meer voor de ánderen. Hoewel dát gesprek wel degelijk confronterend was.

Maar als het Pinksterfeest wordt en de Geest allen vervult, is Petrus de eerste en belangrijkste woordvoerder.

Jezus is de Levende,
horen wij hier in de tekst boven deze meditatie. Het is Jezus met een verheerlijkt lichaam. Hij komt en gaat zoals en waar en wanneer en hoe Hij dat wil. Een verheerlijkt lichaam heeft Hij. Maar het is toch Dezelfde. Vóór zijn dood zei Hij, dat Hij de goede herder was. En dat wás Hij metterdaad.

Hij was de herder, die elk van zijn schapen kende en leidde. Dat liet Hij zien op vele manieren. Nog wel het duidelijkst, door zijn leven te geven voor de schapen.

Maar Hij is nóg de goede herder. Die wéér en nóg elk lid van zijn kudde de aandacht en zorg geeft, dat het nodig heeft.

Ook dát is Pasen.
We hebben een levende Koning. Hij leeft. En dat om pastorale zorg te bieden.

Misschien zit u in de knoei. Heb jij je in de nesten gewerkt. Of hebt u klappen opgelopen. Want dit leven is zeker geen lolletje. De Opgestane wil gráág bij u zijn. Wil je dolgraag helpen. Wilt u dat ook?

De agenda kan wel vol zijn. Maak ruimte voor Hem. Want we hebben aandacht en zorg nodig. Hij wil die geven. Hij heeft altijd álle tijd voor je. Geen wachtlijst. Maar alle nodige zorg, nu en hier! Dus…?

Zingen/bidden: Gez. 241

Geen opmerkingen: