maandag, mei 02, 2011

1,2,3,4, KOMT ER NOG WAT VAN ? Habakuk 2:3 (preek)


1,2,3,4, KOMT ER NOG WAT VAN ?













“Wacht maar, het komt zeker
het zal niet uitblijven” . Habakuk 2 : 3b


Voorstel orde van dienst:
Eventueel vooraf Psalm 103:1,2
Na stil gebed, votum en groet: Psalm 90:1,2
(In een ochtenddienst: Gods wil voor ons leven uit 1Tess. 5: 12-24 en als antwoord Gez. 449)
Na Schriftlezingen Hab. 1:14 tot hoofdst.2:4zingen Gez.288:1,7,8
Na preek Gez. 63
Slot: Gez. 300:1,4
,6

-----------------------------------


De beloften van God zijn wel mooi. Erg mooi zelfs. Maar er is één probleem mee. Een groot probleem. Reusachtig groot. En wezenlijk. Dit probleem: ze lijken net kauwgom. Dát kun je opblazen. En dan rekt het uit, heel ver. Maar op een gegeven moment dan spat het ballonnetje uiteen. Zo lijkt wat God beloofd heeft óók van elastiek. Ze gaan heel lang mee, maar je komt nooit aan het eind, bij de vervulling. Bijvoorbeeld de belofte van Jezus’ wederkomst. En van de nieuwe hemel en aarde. Daar lijkt ook nooit iets van te komen. En zo gaat het met meer van die beloften. Vandaar het thema: 1,2,3,4, komt er nog wat van? Een liedje van ongeduld. Waarvan je misschien de melodie niet kent. Maar dat je, wellicht met andere woorden, allemaal wel eens zingt.

Habakuk was een profeet, een man die namens God diens woorden doorgaf aan het volk van God. En hij zat met precies hetzelfde probleem. Ook hij vroeg zich af, wat er van Gods beloften terecht zou komen. En hij leed met dat volk mee. Hij was niet voor niets de “man van God”. Hij stond in zekere zin tussen de HEER en dat volk in. Dus trekt hij zich dat uitblijven van wat God beloofd heeft aan. Hij huilt mee.


Daar was de situatie dan ook naar.
Hoe wás die dan? Nou, wel heel erg treurig. Zonder meer. Er is onderdrukking, geweld, onrecht. En de rechtvaardigen zijn de dupe.
De profeet trad op in de tijd van de koningen Jojakin en Zedekia. Het volk van Juda wordt onderdrukt door de Assyriërs. En dat volk kon er wat van! Die waren beroemd, beter gezegd berucht om hun wreedheid.

Nu, met die rauwe, bittere realiteit worstelt Habakuk. “Help”, dat is zijn schreeuw naar God toe. Naar de HEER, de God van zijn volk. De God van het verbond en van de trouw aan dat verbond. De God van de beloften. De beloften waar je op kunt bouwen. De beloften, die werkelijkheid worden. Ook de belofte van hulp in benauwdheid. Van de verhoring van het gebed om redding.
Maar God lijkt blind en doof. Hij lijkt het onrecht niet te zien. En het blijft.
Uiteindelijk komt het antwoord. En dat antwoord –het staat in Hab. 1:5-11- luidt: straks is het gedáán met de macht van Assyrië. Ze zullen gekortwiekt worden door de Chaldeeën. En die zullen alle volkeren onderwerpen.

Nou, je ziet de profeet opstuiteren, zeg maar. De Chaldeeën? Dat betekent alleen maar nog méér ellende.
Nog meer ellende? Dat volk kan alleen maar nog erger straffen!! Mag dat, roept de profeet. Laat U dat toe? Komt er nou nooit een dag van vrede en heil? Die vraag leeft in zijn hart.


Een vraag, waarop een antwoord moet komen. En Habakuk verwacht dat antwoord. Hij gaat zijn wachtpost betrekken. Op de uitkijk staat hij. En hij wacht.
Maar wachten duurt lang. Tenminste als het gaat om iets, waar je veel belang bij hebt. Kijk, als je lekker in het zonnetje op bus of trein zit te wachten, en je hebt geen haast, dan valt het wel mee. Maar als je de aansluiting met de laatste trein dreigt te missen, dan is het heel andere koek! Dan kruipen de minuten voorbij. Lijken dat wel uren, zie je.

Nou, bij Habakuk gaat het om wel héél belangrijke dingen. Het is nijpend, het onrecht, het leed. Levensbedreigend zelfs. En dat voor een heel volk! Het volk van God dreigt er aan ten onder te gaan! Aan de onzekerheid moet heel snel een eind komen. God moet laten horen, dat Hij zijn volk door alles heen vast zal houden, zal redden.
Dat heeft de HEER gedaan. Maar Hij laat er een ander probleem voor in de plaats komen. De problemen in levenden lijve: de Chaldeeën. Dat schiet óók voor geen meter op! Integendeel, dat is áchteruitgang. Wat moet je dáár nou mee?! Wanneer komt er dan heil?


Nu, dat komt. Zeer zeker. Wacht maar af, zegt God. “Wacht maar, het komt zeker, het zal niet uitblijven.”
Waarom niet? Omdat het door God beloofd is. En God is de HEER, de God van Israël. En die heeft hart voor zijn volk. Hij beleeft erge pijn aan die ellendige toestand. Jazeker! Dat moeten we nooit vergeten. God is niet een onbewogen toeschouwer. Hij is geen God, die onbewogen toeziet, hoe wij lijden. Al is het dan ook gevolg van onze eigen zonde, van de zonde in het algemeen, Hij heeft er enorm veel last van. Hij háát die ellende, fel en intens. Hij wil het zo snel mogelijk weg hebben, nou en of!
Vandaar: wacht maar, het komt zeker, het zal niet uitblijven.



"Het", dat “het” is het visioen, waar dit vers over spreekt. En dat visioen houdt in de openbaring van vers 4: “Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw”. Weet je, het mag dan lang duren. En velen zullen misschien afhaken. En die kwijnen weg. Die kunnen het op zeker moment niet meer aan. En gaan er onderdoor. Gaan ten onder. Gaan de dood in. Want ze laten Gods beloften en zo God zelf, los. En dan ben je nergens meer.
Maar wie zich gelovig vastklemt aan God, die gaat niet ten onder. Die kan blutsen en builen oplopen. Maar die zal leven.

Want het is gekomen. De ballingschap. Maar ook het einde daarvan. En de grote, echte, enige Verlosser is gekomen: Jezus, de Christus, de Heer. Hij heeft verlost door zelf ten onder te gaan op Golgotha. En via de weg door het oordeel, door dood en graf heen. De verlossing werd zichtbaar op Paasmorgen. In dat open en lege graf. In Jezus, die aan de zijnen verscheen. Liet zien, dat Hij de Levende is.
En ook wij nog mogen iets van die overwinning zien. En in die verlossing delen. En dat eveneens door het geloof. Door te vertrouwen op die Verlosser.

Maar ook dat is nog maar half. Het wachten is nog op de tweede komst van de Heer Jezus. En dat wachten daarop is ook alweer een zaak van lange adem. In Hebreeën 10 (voor wie het na wil lezen: vers 36-39) staan woorden, die erg lijken op die van Habakuk. Ze zijn dan ook een citaat van die profeet. Het gaat daar over de wederkomst van Christus.
Daar is volharding voor nodig, zo kun je daar lezen. Je kunt óók, als het moeilijk wordt, of als het je te lang duurt, terugdeinzen voor de consequenties. Maar ook dát blijft niet zonder gevolgen. Dan word je op de dag van het gericht niet gered. Dan ontvang je geen vrijspraak. Dan blijf je niet leven. Immers: dan verlies je de gunst van God. Is Hij je niet langer welgezind. Dan ga je ten onder. Dan is God voorgoed weg voor je. En dat is wegkwijnen. Want dat is geen leven!

Maar als je volhardt, ieder die zich blijft vastklampen met de handen van het geloof aan de Heiland, die zal, door het gericht heen, léven. Leven met de uit de hemel weergekeerde Zoon van God. Echt leven, voorgoed. Wel iets om naar uit te kijken dus. Naar al dat nieuwe en volmaakte, dat komt. En vooral en allereerst naar Hem die komt: de Verlosser, de Koning, de Heer en God.

Dat is beloofd. En het komt, jazeker. Het zal niet uitblijven. O nee, geen sprake van. God heeft een tijdstip vastgesteld. Dán gaat het gebeuren. Want hij houdt zich aan zijn woord. Het gaat wis en waarachtig door, zo vertaalt de Grunneger Biebel. Het komt niet te laat, het hijgt naar het einde, aldus de Naardense Bijbel.
Maar het duurt wel heel erg lang. Vind je niet?

Of ben je daar niet zo erg mee bezig, als je eerlijk bent? Weet je, we hebben zo ons leventje hier. En we zijn min of meer gelukkig. Want zo is het leven nu eenmaal: ieder krijgt zijn eigen baaltje of baal op de nek. En bovendien: we hebben een volle agenda. We moeten tóch al van alles. Vaak léven we niet, maar wórden we geleefd. En komen we niet toe aan genieten van wat er allemaal is. En wát er zoal is, het is zo broos, zo kort, zo beperkt. Zodat hoe eerlijker je naar jezelf, naar het leven, naar jouw leven kijkt, des te meer heb je reden om te zeggen: is dat het nou?



En dan is de boodschap van de bijbel overduidelijk: O jonge nee! Er is veel en veel méér. In het geloof hebben we door Jezus nog te wachten, wat eigenlijk het leven, de toekomst is. De toekomst van de levende Heer, die we nog te wachten hebben.

Geweldig, als je dat gelooft! Als dat ook jouw toekomst is!

Maar dat blijft en is niet onbestreden. In die zin, dat Gods vijand nog aanknopingspunten genoeg heeft, om dat aan te vechten. En dat doet hij dan ook naar hartenlust. En hij hééft er lust in. En zijn hart is boos en listig.
Hij kan je in de houdgreep krijgen. En het je behoorlijk benauwd maken. Bijvoorbeeld met die spottende vragen uit 2 Petrus 3. “Waar blijft die Jezus nu? Hij had toch beloofd te komen?“ Daar kun je ’t benauwd van krijgen, Omdat die vragen áánkomen bij ons. De landingsstrook in ons hart is vrij toegankelijk. Want er lijkt inderdaad niets van te komen. Er is nog steeds niets veranderd, zo te zien.

Maar het gáát door. Wis en waarachtig. Juist die vreselijke dingen die er gebeuren vertellen ons dat. Die rampen, oorlog, honger, natuurrampen, die steeds frequenter en heviger schijnen te worden, zeggen dat. Ook wat er rondom ons heen in de maatschappij gebeurt zijn voetstappen van de Jezus, die komt. Maar intussen gebeuren die vreselijke rampen. Zijn er ook die onvolkomenheden in ons eigen leven. Die moeiten, dat verdriet, die pijn, die eenzaamheid. Is ons leven boordevol pijnlijk vol blutsen, builen, wonden. En ook dat gebrekkige in ons geloof. Die twijfel, die onverschilligheid, die moedeloosheid. We weten van dat schild boven ons hoofd. Maar het lijkt geen spat te helpen.
En die belofte, wat komt er van terecht? Is Jezus wérkelijk onderweg?

Jazéker! Dat mogen we geloven. Is dat zeker? Zeker, ja toch wel. Het staat toch zwart op wit in het woord van God, de bijbel? In dat woord, dat in alle opzichten betrouwbaar is? Je ziet er niets van, van de vervulling van die belofte. Er is ook niets van te zien met het blote oog. Maar als Gods Geest ons oog opereert, dan zien we het wél. Dan zien we die beloften, die stáán. Als rotsen in de branding.
En dan kun je wel eens verlangen naar die toekomst. Naar wat komt. Naar Hem die onderweg is.
Want dat zal pas wat zijn! Niet maar een verbetering van de huidige situatie, maar volkomen nieuw, gloednieuw! En alles, voorgoed! Zal me dat wat zijn! Niet alleen geen tranen, rouw, pijn, maar ook geen zonden meer! Zelfs geen strijd meer tegen de zonde. Niet alleen maar blije mensen, maar ook een God en een Heiland, die nooit meer op het hart getrapt wordt. En die alleen maar lof ontvangt!

Komt er nog wat van? Nou en of! Maak je maar klaar voor het komende, eeuwige feest!
Amen.



-------------


Vergeet in je gebeden de zorgen niet, die we kunnen hebben over onze samenleving, de wel enorm groeiende onkerkelijkheid, de vele "gelovigen", die van de God van de bijbel en de Middelaar niet willen weten. Denk ook aan de (onzichtbare) eenzaamheid dichtbij en veraf.

Dank voor de vastheid van Gods beloften! En voor het feit, dat God al bezig is, alles nieuw te maken! Vraag om (meer) geloof, dat is: vertrouwen op Gods beloften.

Geen opmerkingen: