donderdag, juli 19, 2007

VOGELTJES IN DE KERK ?


VOGELTJES IN DE KERK?  (meditatie)

Zelfs de mus vindt een huis,
en de zwaluw een nest,
waarin ze haar jongen neerlegt:
bij uw altaren, HEER van de hemelse machten…”
Psalmen 84:4


Vogeltjes staan altijd wel in de belangstelling bij mensen. In de winter worden ze veel gevoerd, met aan een draad geregen pinda’s en vetbolletjes. Hebben ze wel nodig ook. Ook al om reserves op te bouwen voor het voorjaar. Maar als de lente gekomen is, moet dat bijvoeren afgelopen zijn. Dat is dan niet nodig. En de jongen kunnen het niet verteren. En ze gaan er zelfs dood aan, als ze niets anders krijgen. Dat zeggen mensen, die het kunnen weten.
Maar dan hebben die beestjes het zo druk als kleine baasjes. Want dan moet er een nest gebouwd worden. Dan wordt er een gezinnetje gesticht. En de kleine bekjes van zoontjes- en dochtertjeslief staan de hele dag open!

-------      
Psalm 84 is een lied, dat bij nogal wat christenen een plaats in de top-tien aller tijden bezet. In dat geliefde dichtwerk gaat het ook over nestelende vogels. Vogels, die wíj ook kennen. (Al schijnt het woord, dat hier met “mus” vertaald is, ook een klein vogeltje in het algemeen aan te kunnen duiden.)
Zwaluwen kunnen we over sloten zien scheren, op jacht naar muggen en andere vliegende insecten.
En de mus? We zien hem veel minder dan in mijn jeugd (héél lang geleden dus!). Want het is één van de dieren, die het door ons menselijk toedoen soms moeilijk hebben. Want onder de dakpannen van tegenwoordig kunnen ze niet meer terecht voor hun bouwvakkeractiviteiten. Maar toch kennen we hem nog als de kwajongen onder de vogels, slim en brutaal.

De dichter noemt ze. Om aan te geven, hoe veilig je wel bent in het huis van God, de tabernakel of tempel.
De tabernakel (dat woord betekent gewoon: tent) was eigenlijk een mobiel, draagbaar heiligdom. Het volk Israël droeg dat mee, op hun reis naar het land, dat aan Abraham en zijn nakomelingen beloofd was: Kanaän. Later werd een tempel gebouwd in Jerusalem.
Nu, tabernakel en tempel, beide zijn prima plaatsen, om veel naar toe te gaan. Een uitgelezen plek om te wonen zelfs. Kijk maar: dat doen de zwaluw en de mus soms óók wel!

In het heiligdom, om het altaar is het een drukte van belang. Er komen dagelijks véél mensen. En toch zijn die vogeltjes dáár te vinden. Ze vinden er zelfs wel eens een plekje om te nestelen. Ze leggen er eieren en brengen er hun jongen groot.
Ondanks de drukte van belang. Ze voelen aan en merken: hier zijn we veilig.
En dat gevoel was er met recht en reden. Want het was in die tijd gewoonte, het vogels in het heiligdom op geen enkele manier moeilijk te maken. Ze waren er hartelijk welkom!
-----------
Zó zijn ook wij volledig veilig bij God. Hoewel Hij hier “HEER van de hemelse machten” genoemd wordt. De Aanvoerder van de legermachten dus. Bij Hem ben je veilig. Daar heb je het góed! Die macht, dat leger wordt ingezet ten gunste van ons.
Waarom dan? Dat hebben we toch niet verdiend?
Nee, u hebt gelijk, integendeel. De zonde is realiteit. We hebben God op het hart getrapt. En we beledigen Hem nog wel, meermalen zelfs. Ook als we dat persé niet willen.
Hoe zit dat dan? Dat we dan toch zo welkom zijn bij die machtige Koning? Dat we zo veilig zijn bij die machtige koning?

Nou, dat altaar dat hier genoemd wordt, ziet u. Dát is het centrale van de tempeldienst. Die offers, om de zonde te verzoenen. Om al die tekortkomingen af te dekken. Om al die verkeerde daden, foute woorden en rotte gedachten weg te werken. Dát is het heerlijke van het heiligdom. Dat is de reden, dat je zo welkom en zo veilig bent in Gods tempel! Dat je er kunt wonen, net als dat musje en die zwaluw.
Ik geef een voorbeeld van die veiligheid. Ook in die tijd werd de dood van iemand wel eens door de familie gewroken. Nu kon het voorkomen, dat iemand een ander per ongeluk dodelijk trof. Dan kon zo iemand naar de tabernakel of tempel rennen. Dan greep hij één van de hoornen van het altaar (zie het plaatje). En dan was hij veilig. En kon de rechter er aan te pas komen.

En nu dan? Dat heiligdom en dat altaar zijn er toch niet meer?
U hebt gelijk. Maar Jezus Christus, onze Heiland is er wel. En Hij is altaar en offer tegelijk. Na het opgerichte kruis op Golgotha is iedereen welkom bij God. Nu kan ik en kan jij bij Jezus aankomen. We mogen bij Hem wonen.

Lijkt dat je wat? Hebt u de Heiland zó lief, dat u gráág bij Hem bent?
Een gelovige Israëliet vond het gewéldig, naar de tempel te gaan. En daar met de grote feesten tegen verblijven. Maar na het feest moest hij weer naar huis.
Wij mogen naar Jezus toe en naar de plaats, waar Hij centraal staat, de kerkdienst bijvoorbeeld.
We mogen dag in dag uit met de Heiland omgaan. We mogen ons bij Hem als het ware nestelen. We mogen bij Hem intrekken.
En dan kun en mag je ook in alle omstandigheden, hoe moeilijk die ook zijn, bij Hem schuilen.

Zingen/biddden:
Laat mij als een kleine vogel
schuilen mogen
waar U uw vleugels om mij slaat!
Want U weet, aan Wie ik mij wijdde,
toen ik zei:
“Heer, U bent mijn toeverlaat!” (Psalm 61:3 berijmd)

Geen opmerkingen: