maandag, mei 22, 2006

KOLONISTEN (meditatie, rond Hemelvaartsdag)


KOLONISTEN
(rond Hemelvaartsdag)

"Maar wij hebben ons burgerrecht in de hemel..." Filippenzen 3:20

Denk je wel eens aan de hemel?
Aan hemelvaartsdag denken we dezer dagen in elk geval wél eens, neem ik aan. We hopen dan op mooi weer. Want het is een vrije dag, zie je. En dan is het wéér toch wel erg belangrijk.

Maar buiten dat, denk je wel eens aan de hemel zélf? Misschien zegt u of jij: "De hemel? Zegt me totaal niets. Want ik heb helemaal niks met God -als Hij al bestaat. En geloven, dat is voor mij dus ook een vér-van-mijn-bed-show".

Of je bent wél gelovig, zeg je. Gelovig in de zin van: er zal wel iets zijn. Iets, dat op één of andere manier met deze aarde en deze mensen te maken heeft. Misschien denk je aan een leven na dit leven. In één of andere vorm dan. In de vorm van geesten misschien. Of in de zin van een nieuw bestaan, weer: op één of andere manier. Met “iets”van licht en vreugde en geluk of zo.

Maar dan denk je inderdaad niet aan de hemel. Want die komt in de bijbel voor. Dat is de woonplaats van God. Van de "god, die jou niks zegt". Of waar je wel heel vage ideeën over hebt.

Mensen, die vanuit de bijbel
toch wel wat méér weten, denken wel degelijk aan de hemel. En ze willen er allemaal graag kómen. Maar de meeste van hen denken: Jazeker, maar straks, na dit leven. Dus: láter pas. Sommigen denken: als het éven kan: véél later. Want al is er veel ellende, dit leven hier is toch de moeite waard. En die hemel, je weet er zo weinig van, zie je.

Er zijn óók mensen, die naar de hemel verlangen. Dán is weer de vraag: waarom verlangt u naar de hemel? Is dat alléén, omdat er in uw leven zoveel verdriet, ziekte, pijn en dergelijke is. Of is er méér?

Nu is er voor de mensen, die de hemel op zichzelf wel zien zitten
goed nieuws.
Want de hemel is binnen bereik gekomen. Jezus, de Christus, leed en stierf. Maar stond ook op uit de dood. Van tussen de lijken ging Hij terug naar het leven en de levenden. En Hij is naar de hemel gegaan. Het pad naar de hemel ligt open. Ook voor mensen.

We kunnen dus naar de hemel, na dit leven. Die mogelijkheid is er ook voor u en jou. Maar wat betekent dat nu voor ons leven hier?

Wij hebben ons burgerrecht
in de hemel, schrijft Paulus aan de gemeente in Filippi. Niet: we zullen eens in de hemel komen, en daarmee uit. Nee, we hebben dat recht , hier en nu. Wat betekent dat?

U moet weten: de inwoners van de stad Filippi waren Romeinse kolonisten. Ze wóónden ver van hun vaderland. Maar ze waren wél echte Romeinen gebleven. De tradities en gewoonten van Rome bleven hun leven bepalen. En de wétten natuurlijk ook. Want hun regeringscentrum was Rome.

Onze Koning troont in de hemel, wil Paulus zeggen. En wij zijn hier op de aarde. En we verwachten zijn komst hier. Zijn wederkomst. Want Hij komt terug, zoals Hij weggegaan is. Dan zullen hemel en aarde (nieuw, gelukkig maar!) ook zichtbaar één worden. Dan gaat ook die aarde er uitzien als een deel van het rijk van God. Dan zal ieder Hem gehoorzamen. Zijn regering aanvaarden. Naar zijn wetten leven.

Maar ook nu al
is Jezus onze Koning. Ook hier al gelden voor ons zijn wetten. Tenminste, als je je onderdaan van Hem noemt.

Dus: graag in de hemel willen komen, op zichzelf niks op tegen. Maar dan niet alleen, om van alle ellende af te zijn -al kun je daar soms bijna in stikken. Het gáát erom, de Koning te ontmoeten. En voor altijd helemaal naar zijn wetten te leven.

Maar ja, als dát een diepe wens van je is, dan weet je ook, dat je je burgerrecht in de hemel hebt. Dan ben je nu al kolonist van de hemel. Tijdelijk gedetacheerd op aarde. Maar dan probeer je ook hier en nu zijn bewind tot zijn recht te laten komen in je leven. Want dan wil je het de Koning steeds méér naar de zin maken

Is dat zo bij u en jou?

Want er zijn ook mensen,
die ándere "idols" hebben (en idool betekent letterlijk: afgodsbeeld, afgod!). Paulus zegt: van sommigen geldt, dat de buik hun God is. Het eten of niet eten van bepaald voedsel, dáár verwachten ze het heil van. Dat bepaalt hun leven. Zulke mensen -en zouden ze er vandaag niet bij bosjes op deze aarde rondlopen?- komen niet in de hemel terecht, als het zo blijft. Nee, hun wacht het verderf, de ondergang (vers 19). Ze zijn burgers alleen van de áárde. En daarom houden ze zich aan de regels, die hier gelden. En die soms lijnrecht tegen die van God en zijn Rijk ingaan.

Onderdanen van dat rijk van beneden kúnnen eigenlijk ook niets met de hemel, die Christus bereikbaar heeft gemaakt. Ze voelen zich bij die hemelwetten niet thuis. En in de hemel zouden ze bepááld niet thuis zijn. Ze willen immers zélf de dienst uitmaken?

Maar wie zich op en top happy voelt in de dienst van God, voor die is de hemel het einde. Of eigenlijk: dan begint het pas goed!

Zingen/bidden: Gez. 232

Geen opmerkingen: