maandag, januari 07, 2008

GOD - WAT? WIE? HOE?

God - Wat? Wie? Hoe?


het enige wat ik verlang:
wonen in het huis van de HEER
alle dagen van mijn leven,
om de liefde van de HEER te aan
schouwen…” Psalmen 27:4





Voorstel voor de liturgie:

Vooraf: Gez. 323:1,6,8;

na votum en groet: Ps.63:2,3;

( in de ochtenddienst: Als schuldbelijdenis en genadeverkondiging zingen: Gez.449:1-4;

Gods wil: Lev. 19:1-4, 11-18, 32-37; zingen Gez. 449:5;)
Gebed;
Lezen en zingen: Ps. 27. Zingen:vs.1; lezen vs.4-10, zingen: vs. 6,7;
Preek over vers 4
Zingen; Ps.43:3,4,5;
Slotzang: Gez. 430:2,5,7. In de tweede dienst kan vers 7 gezongen worden na de geloofsbelijdenis.

(Gemeente van onze Heer Jezus Christus)

Welk beeld hebben mensen van God? Dat kan heel verschillend zijn. Vooral omdat de bijbel in deze wereld toch steeds meer een plaats in de marge gaat innemen. Ja, de bijbel schijnt een geweldige beststeller te zijn, nog steeds. Maar dat betekent nog niet, dat hij regelmatig open gaat en gelezen wordt. O nee! Wie kan zoiets saais en vermoeiends bedenken. Stel je voor!

En als je dan wél, of wel eens, in dat boek leest - hoe lees je dat boek dan? Puur uit nieuwsgierigheid. Alleen om eens te weten, wat daar zoal in staat. Of om een andere reden. Namelijk, dat dit boek iets heel speciaals voor je heeft. Je gelooft namelijk, dat wat erin staat, de woorden van God zijn. Ja, wel door mensen opgeschreven, maar toch.


En dus is de bijbel voor jou Gods woord. Daarom heeft dit boek alle gezag voor je. En je wil je door dat Boek, Gods woord voor mensen, laten leiden en beheersen. De bijbel bepaalt dus je waarden en normen, kun je zeggen.


Maar hoe je tegen de bijbel aankijkt, dat maakt heel wat uit. Als je de bijbel niet kent, of niet aanvaardt als de norm voor je leven, dan kijk je ook anders tegen God zélf aan.

God, wie is hij eigenlijk, dat is de vraag. En hóe is hij? We leven in de tijd waarin wel over “ietsisme” gesproken wordt. Velen noemen zich gelovig. Er is wel ”iets”, zeggen ze. En dat kun je wel “god” noemen. Maar ook wel “Allah” of hoe dan ook. Het is “iets”, dat je steun geeft op de één of andere manier. Maar waar je verder je niets van aan hoeft te trekken.

Erg vaag allemaal. Eigenlijk geen wonder, als je het boek, waarin God zelf spreekt, en ook zichzelf openbaart, vertelt wie en hoe hij is, niet leest. Of niet ziet als het volledig betrouwbare Woord van God. Maar dááruit moet je dat aan de weet komen. En daaruit alleen. Anders verdwaal je.

Maar hoe is het godsbeeld van kerkmensen? Er zijn mensen, die zich christen noemen en toch een vaag idee van God hebben. Die God eigenlijk ook alleen maar gebruiken als noodhulp, als steun in de rug. Maar uitsluitend, als ze ’t zelf niet meer of niet meer alléén áf kunnen. Maar die verder met Hem weinig rekening houden in hun leven.

En wij? Hoe kijken u en jij en ik tegen God aan? Hoe zien we hem, wat komt het meest bij ons boven, als we aan God denken? Er zijn er onder ons, die misschien opgegroeid zijn met een donker beeld van God. Een karikatuur eigenlijk. God, de toornende rechter, die zonden straft en voor wie je altijd weer beducht moet zijn. Anderen denken meer aan licht en liefde, als ze zich een beeld van God vormen.

In de tekst wordt gesproken over “de liefde van de HEER”. In een oudere vertaling staat het woord “liefelijkheid”. Maar dat heeft nu toch wel een wat andere betekenis dan in de tijd van de Statenvertaling. En liefde, dat begrijpen we wél. Tenminste...Als de dichter aan God denkt, dan komt dát woord bij hem boven. Wat bedoelt de dichter met het woord, dat hier met “liefde”, “liefelijkheid” vertaald is? Laten we nauwkeurig kijken.
-----

Allereerst is duidelijk, dat God -en dus die liefde van God- erg belangrijk voor hem is. Aan de ene kant begrijp je dat niet. “De man heeft wel wat anders aan zijn hoofd”, zou je zo zeggen.

Wat is namelijk de situatie van de dichter? Daarbij nemen we aan, dat David dat is. David is ver van huis. De troon is hem beloofd, maar hij moet vluchten voor Saul. Veel en felle vijanden dus. Ook zijn ouders hebben hem verlaten. Hen heeft hij namelijk in veiligheid gebracht in het land Moab.



De dichter verlangt naar verlossing. Uiteraard! En toch staat de HERE in zijn verlangen voorop. Hij verlangt er allereerst naar om die liefde van zijn God te aanschouwen. Want hij zal ook verlossen, weet hij. Daar vertrouwt hij vast op.
Dus juist omdat hij zoveel anders aan zijn hoofd heeft, verlangt hij naar God en zijn rsuedhuis hier op aarde. Dat is zijn geheim: de HEER en de dienst van hem in het heilligdom, de tabernakel, (zie afbeelding) staan centraal in zijn leven. Dat vormt de basis van zijn bestaan. Dat maakt, dat hij telkens weer tóch het leven áán kan. Ja, de moed zakt hem wel eens in de schoenen. Dan klaagt hij zijn nood aan God. Het tweede deel van deze psalm maakt dat echt wel duidelijk.


Maar toch: door zijn band aan God is hij heldhaftig. Is hij een geloofsheld. Juist nu zijn leven zo moeilijk is, weet hij één ding. Dit: God en hoe en wie Hij is, dát heb ik nodig; dáár moet ik het van hebben. Ik kan alleen verder, omdat God voor mij zo goed, zo liefelijk, zo vol liefde is.

Ja, God trekt hem. Want hij weet van zijn liefde, die je kunt aanschouwen.
Liefde, dat is hier: vriendelijkheid, welwillende gezindheid, goedgunstigheid. Die hééft God, zegt David. Hij bedoelt: mijn God, de HERE, is vriendelijk. Hij kijkt met welgevallen naar mij.


Moet u die woorden eens in uw hand nemen en ze stuk voor stuk aan alle kanten bekijken: DE HERE HEEFT MIJ LIEF. Dat is toch onvoorstelbaar! God is vol liefde naar u en mij toe!!!

Maar nu moeten we wel even nader kijken naar dat woord "liefde". Niet, dat ik er iets aan af wil doen. Beslist niet!
Maar die liefde heeft wel een heel bepaalde kleur. Omdat het onlosmakelijk verbonden is aan het heiligdom. David verlangt één ding boven alles. En dat is: in het heiligdom, de tempel te zijn. Of eerder de voorloper daarvan, de tabernakel –een grote tent dus. Om dáár iets te aanschouwen. En aans
chouwen betekent: met vreugde bekijken.

En wat kun je in het heiligdom dan wel zien? Waar kun je je daar in verkneuteren? Nu, in de tabernakel en wat daar gebeurt is te zien, dat God goed is. David had voordien al in stille verwondering in de tabernakel gezien, dat God liefelijk is. En hij wil het dolgraag wéér zien. Met intens verlangen strekt zijn hart zich daar naar uit.


In de eredienst in de tabernakel kun je onderzoeken, zegt Ps. 27. D.w.z.: je hoofd en je hart er goed bij hebben, bij wat daar te zien en te beleven is. En dan aanschouw je Gods liefelijkheid.


Zo komen we een heel eind in de richting en gaan we dat woord begrijpen.
Want wat zie je in de tabernakeldienst gebeuren, als je met open ogen en hart kijkt? Je hoort het tempelkoor Gods lof zingen. Je ziet en hoort de priester de zegen van God op de mensen leggen. Je ziet gezinnen en families samen aan tafel zitten. En als je goed kijkt, dan zie je dat God Gastheer is. Maar je ziet allereerst en allermeest veel bloed vloeien. Het bloed van offerdieren.



Want dat is de basis: de offerdienst. Dieren, die sterven. Het bloed van stieren en bokken, dat vloeit. En als je weer met oog en hart en hoofd kijkt, dan zie je dieren sterven. En je ziet dóór en dóór zondige en schuldige ménsen leven, vrijuit gaan.

Je ziet ze aan tafel zitten met de HEER. Je ziet hen dicht bij God, terwijl Hij vriendelijk naar hen kijkt en met hen omgaat. Je ziet daarin hen beleven: ik kan bij God terecht. Ik mag met Hem omgaan als met een liefdevol Vader. En je ziet en hoort hen God loven. En je ziet hen heengaan met de zegen van hun God als heerlijke bagage bij zich.


Zó zie je de liefde van God. Dat is dus geen lievigheid, toegeeflijkheid. Basis voor de liefde is bloed, dat stroomt. Is verzoening van zonde en schuld. Liefde, gebaseerd op recht. Op voldoen van Gods eisen.


Als wij goed kijken, dan zien we als basis van Gods liefde het kruis. We zien het Lam van God, die de zonde van de wereld wegdraagt.
Gods liefde, zegt David in vs. 1, dat is licht. En licht betekent leven en vreugde. Gods liefde, dat is heil. En heil, dat is verlossing, uitredding uit de klauwen van elke vijand, de dood incluis.

Gods liefde, zie vers 5, dat is bij God onderdak zijn. Voor altijd veilig zijn en geborgen.
Nou, dat is andere koek, niet? God is niet “iets”, iets vaags, iets tussen hemel en aarde. God zorgt er n niet maar voor, dat er iets van leven na dit leven is. Nee, God is Iemand. En hij werd zichtbaar in Jezus Christus. En hij is tastbare liefde. Liefde in hoogsteigen persoon. Maar die moet je wél willen zien.
God is liefde, jongelui, broeders en zusters. Dat zie je soms, als je met hoofd en hart kijkt. Bijvoorbeeld naar je vrouw, je kinderen, je echte vrienden, die God aan je geeft. Wat is God vol liefde! Dat kan in je opkomen, als je die overweldigende –of liefelijke! - natuur bekijkt. Wat is God liefelijk, het kan bij allerlei gelegenheden en op vele momenten in je naar boven komen.


Maar hoe liefdevol God wel is, ontdek je vooral op zondag in de kerk. Als je de liturgie met hoofd en oog en oor en hart beleeft. Als je verwonderd om je heen kijkt en luistert in de eredienst.

Gods liefde, je kunt die zien en ervaren, als je samen God looft. Door te zingen, maar ook zingend naar anderen te luisteren! Als je bij monde van de voorganger ziet en hoort, hoe de grote God je in liefde begroet.


Als Hij liefelijk zegt, het fijn te vinden jou samen met anderen te ontmoeten.
Als je samen schuld belijdt en Gods genade je wordt verkondigd. Als je Gods liefdevolle aanwijzingen krijgt in zijn aanwijzingen en vermaningen. Om je leven van elke dag in goede banen te leiden.

Als zijn woord in de verkondiging naar je toe komt, om je te bemoedigen en toe te rusten.


En zo zou ik nog dóór kunnen gaan.

Zo kunnen we in de kerk in de liturgie de volmaakt goede God ontmoeten. Gelukkig, God ontmoeten kan overal, elk moment. Ons is immers de bijbel toevertrouwd? En als je daarin leest. komt God in al zijn liefde naar je toe! Maar de kérkdienst is toch voor wie daartoe in de gelegenheid en in staat is, dé tijd en plaats voor de ontmoeting met de Vader van de lieve Heiland, onze Here Jezus.

Reden, om inderdaad dat te zoeken, zoals David deed. Hij miste die eredienst heel erg. Want hij kon er niet heen. Daarom strekte hij zich er naar uit. Verlangde hij vurig, dat het weer zou kúnnen. Vandaag zijn er veel christenen die iets dergelijks ervaren: ze zijn niet in staat om de diensten te bezoeken. Of ze moeten nogal eens verstek laten gaan. En ze missen de kerkgang heel erg.



En u en jij? Zeg eens eerlijk: vind je ’t echt fijn, om naar de kerk te gaan? Misschien moet je zeggen: nee, eigenlijk niet. Span je je er dan wel echt bij in? Je moet de dienst aanschouwen, zegt David namens God. Je oren, ogen, je verstand, je hart moet er bij! En daar moet je moeite voor doen!

De kerkdienst is zó fijn. Want de God in die kerkdienst is zo boordevol liefde. Hém kun je ontmoeten! De Here Jezus is zo’n lieve Heiland. Hij komt naar ons toe, hier, nu! Hij zegt: Ik heb je zo lief! En wat is je reactie? Eén reactie past eigenlijk maar: te fluisteren: ik heb U ook zo lief. Want U bent zo goed, zelfs voor mij!

God is goed. En Hem daarom van daaruit liefde te betonen, wat is ook dát goed!

God is goed. Maar u hebt begrepen: het heeft niets te maken met lievigheid. Schipperen in je leven met de zonde, dát past niet. Juist Gods liefdebewijzen zien is een duidelijke aansporing tot levensheiliging. Want wie zou déze God nu met een slordige levenswandel pijn willen doen?


Juist wie zijn liefde ontdekte en ontbrandde in wederliefde, brandt ook van verlangen Hem te verheerlijken. Door zijn leven te versieren met goede werken. Door te vragen: “Lieve Vader, wat wilt U dat ik doe? Nu, in deze situatie, voor U, voor mijn naaste?” Want dat is déze Vader toch zeker waard?!
Amen.

Vingerw
ijzingen voor de dankzegging en gebeden:

Vergeet niet, de Here voluit te loven om zijn liefelijkheid!

Vraag om lust en kracht en moed, om Hem door slordig leven niet (weer zoveel) pijn te doen

Voorbede voor hen, die een verkeerd beeld van God hebben (meegekregen misschien) en die . misschien daarom Hem maar moeilijk kunnen liefhebben.