zaterdag, juli 08, 2006

VAKANTIE, EVEN RUST ! (meditatie)



A L L E E N..., L E K K E R ?




Jezus... week uit naar een afgelegen plaats, waar hij alleen kon zijn. Matteüs 14 : 13

Vakantietijd. De mensen zwermen alle richtingen uit. Als een zwerm bijen, op zoek naar nectar in de bloemen.
Wat is jouw bestemming? Ga je ver weg? Of zoek je het deze keer in eigen land? Daar kun je het óók treffen met het weer per slot van rekening.
Vakantie. Het is je gegund. Want het leven vraagt al genoeg. Soms kan de stress te groot worden. En raak je zo langzamerhand opgebrand. Dan ben je écht aan vakantie toe.



Misschien heb je in het gewone leven veel met mensen te maken. Misschien ben je er aan toe, eens even een poosje géén mensen te ontmoeten. Geen andere mensen dan je gezin, bedoel ik. Dan moet je vakantie niet naar een beroemd toeristenoord leiden. Want daar kom je van de regen in de drup! Nee, dan wil je wat ánders. Dan ben je toe aan berg- of boswandelingen. In gebieden, waar je amper iemand tegenkomt. Waar alleen de natuur is. Dáár kun je tot jezelf komen!





Alleen zijn, daar hebben veel mensen een grote hekel aan. Ze schrikken ervan, als ze de klok horen tikken! Alleen is maar alleen. De meesten zijn gewend aan (veel) mensen om zich heen. In elk geval aan de bekende, vertrouwde mensen. Als die wegvallen, dan moet dat verwerkt worden. Als een man zijn vrouw verliest, als de vrouw alleen achterblijft, dat valt niet mee!



Alleen zijn, je moet leren, ermee te leven. Maar éigenlijk went het nooit. En verreweg de meesten zijn dan ook erg blij met elk bezoekje. Dan kun je eens even je verhaal kwijt, zie je! Daarom is de vakantietijd voor veel alleengaanden een extra moeilijke tijd. En kun je voor eenzame mensen veel meer betekenen dan je denkt, eenvoudig door een kaartje te sturen vanaf je vakantieadres.









Alleen zijn, in een verlaten gebied je vakantie doorbrengen, het trekt veel mensen dan ook niet. Die gaan het liefst naar een gezellig volle camping. En ze vinden 't niet erg, als het strand "dichtbevolkt" is. Als het maar gezellig is! Een gezellige tijd hebben, daar draait het om.
Nou ja, ieder zijn meug, zeiden ze vroeger.

Jezus zoekt wél de eenzaamheid. Hij heeft gehootd, dat Johannes de Doper dood is. Vermóórd, door Herodes, moet je eigenlijk zeggen. En Johannes, dat was de voorloper van de Messias. Zijn dood is voor Jezus erg in- en aangrijpend. Dat moet Hij wél verwerken. Daarom gaat Hij naar een eenzame plek. Hij wil alléén zijn.

Dat lukt voorlopig niet. De mensen vinden hem tóch weer. En daar komt het werk weer op hem af: zieken worden aangedragen en vragen om genezing. Maar die heling van het lichaam moet verkláárd worden. Dat Hij niet alleen het lichaam heelt, maar heel de méns. Dat geweldige nieuws moet Hij verkondigen.

Hij biedt ook nog zorg aan wat wij "de inwendige mens" noemen, maar waarmee we in de regel de maag bedoelen. Jezus geeft een hele schare te eten.

Maar dán stuurt Hij de mensen naar huis. En de leerlingen moeten vooruit gaan naar de overkant van het meer. En dán pas komt de Heiland aan zichzelf toe. Hij vindt de eenzaamheid, de afzondering. En die benut Hij voor contact met de Vader. Bij hem vindt Jezus weer kracht en moed om verder te gaan.





Zó wil ook ónze vakantie zijn. Een soort pompstation. Maar niet om benzine te tanken. Maar nieuwe kracht, nieuwe moed. Energie om er weer tegenáán te kunnen. En wáár je dan bent, dat dóet er eigenlijk niet toe. Want overal is die "benzine", die brandstof om vérder te kunnen, te krijgen. Ja, letterlijk: te krijgen. Helemaal voor noppes!




God gééft die namelijk dolgraag, aan u, aan jou. Dan moet je er wél om vragen. Dan moet je contact met God zoeken, óók in vakantietijd!





Dát belóóft wat, wat ik je brom! Dat wordt genieten in de vakantie. En kracht opdoen voor daarna!





Zingen/bidden:







Gij dak boven mijn hoofd.


ik schuil onder uw zegen;


mijn vuur wordt niet gedoofd,


mij deert geen ruige regen.





Gij steunbalk in de rug,


Gij muur om op te leunen,


al val ik vaak terug-


Gij blijft mij ondersteunen.





Gij steen om op te staan,


geen dag zou ik begroeten


kon ik op U niet gaan,


o grond onder mijn voeten.







Gij handpalm om mij heen,



behoed mij, doe mij hopen,



Gij dak, Gij steun, Gij steen,



mijn toekomst doet Gij open.




(A.F Troost, uit Zingende Gezegend)