dinsdag, oktober 23, 2012

Er zijn...geen wachtenden vóór u (preek Lucas 9:11)


Er zijn … géén wachtenden voor u, zegt Jezus!
(preek over Lucas 9:11)

 

“…en Hij ontving hen vriendelijk…”  Luc. 9 : 11
 

Dat overkomt ons allemaal wel eens, té vaak naar onze smaak: je belt een bepaalde instantie. En je krijgt te horen: “Er zijn zoveel wachtenden vóór u” . Zuchtend ga je zitten, want dat zal wel even duren, vrees je.  
mobieltje néémt tijd
En heb je dit ook wel eens? Je belt iemand, want je wilt even met hem of haar praten. Maar je krijgt te horen: “Ik kan momenteel niet aan de telefoon komen. Spreek je boodschap in, ik bel je later terug”.  Maar je wilt niet iets inspreken,  nee, je wilt contact, op dit moment. Je wilt, dat die ander tijd voor je heeft, tijd aan je geeft.

Au!, daar leg je de vinger op de zere plek. Tijd, die hebben we vaak niet. We hebben eigenlijk geen tijd voor een ander. Wél voor je Nintendo,  je laptop, je mobieltje, ga maar door. Die slurpen onze tijd op, zie je. En daarom hebben we zo”n haast. “Opzij, opzij, opzij! Maak plaats, maak plaats, maak plaats, we hebben ongelofelijke haast”. We moeten dit, we moeten dat. We komen alleen maar tijd te kort. Nee, geen tijd voor de ander.
En dat is gevaarlijk. Lévensgevaar dreigt, als mensen signalen afgeven, die niet opgevangen worden! Ja, dat kan letterlijk een mensenleven kosten!

En Jezus? Dat is een heel ander verhaal!
Is het bij Hem ánders? Maar Hij had en heeft het toch smóórdruk? Kijk maar naar zijn situatie in Lucas 9.
Johannes de Doper
Allereerst: Jezus heeft net bericht ontvangen van de gewelddadige dood van Johannes de Doper, zijn voorloper. Wat erg: je wegbereider, dood. Vermoord!  Dat raakt je toch wel heel diep! Dan moet je even alleen zijn. Want dat moet best even bezinken, in alle rust, vindt u niet? Tegenwoordig zou je zeggen: tijd voor een midweekje op een stille plek. Even er tussen uit, alleen. Tot jezelf komen.

Maar dan komen de leerlingen terug van het uitvoeren van een zware opdracht. In dienst van de verkondiging van het Rijk. Een belangrijke Evangelisatie-campagne, zeg maar. Jezus zelf heeft ze op pad gestuurd. Nu komen ze terug.
eenzame plaats...
Tijd om grondig samen te evalueren toch? En samen met hen samen zijn. Even samen recreëren, zou je zo denken. Even op adem komen!
Dat was de bedoeling ook. Maar als ze dan aan de overkant van het meer van Galilea –een eenzaam gebied- komen, dan staan de mensen al weer te wachten.

En…Hij ontving hen. Kijk, Hij had met recht kunnen zeggen: “Nou even niet, lieve mensen. Morgen zijn jullie de eersten. Ik moet nu iets anders voor mijn zender, de Vader, doen”. Nee. Jezus ontvangt dat grote aantal mensen. Vers 14 noemt een aantal: circa 5000. “Hij ontving hen  vriendelijk”, staat er.  Niets  van teleurstelling te merken, van irritatie  of iets dergelijks. Ja, er staat wél een ander woord: vriendelijk.
In andere vertalingen kom je dat woord hier niet tegen. Waar haalt deze vertaling (de NBV) dat woord dan vandaan?
Nou kan ik een klein beetje het Grieks lezen, de taal waarin het tweede deel van de bijbel, het Nieuwe Testament geschreven is. En daar staat voor “ontvangen”  een woord, dat “aannemen” of “opnemen” betekent. En daar zit iets van gastvrijheid in. Jezus neemt die mensen aan, Hij neemt hen op. Jezus maakt ruimte voor hen. Ruimte niet alleen in de vorm van tijd. Nee, Hij maakt ruimte voor hen in zijn leven.
Er blijkt overduidelijk een ding: dat Jezus de mensen in zijn hart heeft gesloten. Nee, dit is niet maar beleefdheid. Dit is meer, veel meer, onmenselijk veel meer. Zijn hart staat wagenwijd open voor die mensen.

En weet u: het zijn zoekende mensen. Die mensen, ze hebben het niet. Ze weten het niet meer. Ze zijn de weg helemaal kwijt. Ze zijn als een kudde schapen, waarvan de herder weggelopen is. Omdat de herders, de geestelijke leiders het laten afweten. Ze zijn verleiders.

kudde schapen
De herders voeren het volk, de aan hen toevertrouwde kudde, op de verkeerde weg. Een pad, dat niet naar grasvelden leidt. Integendeel.

Je moet weten: wetgeleerden gaven toen onderwijs in de heilige geschriften.  Ze waren de grote kenners van de Schriften, het Oude Testament  Zij waren DE autoriteiten op dat gebied. En zij leerden de “gewone man”,  hoe hij volgens die voorschriften moest leven. Hoe je leven in overeenstemming was  de wil van God. En hoe je zo rechtvaardig was,  God dus recht in de ogen kon kijken.
...hoge muur...
En je aan die voorschriften houden, daar kwam heel wat voor kijken, geloof maar van yes. Want die leiders namen bij de uitleg van de wet van God geen enkel risico. Daarom hadden ze rondom die wet een flink hoge muur gebouwd. Een soort ijzeren gordijn met een breed mijnenveld eromheen.
Daarom waren er veel meer bepalingen dan die God had gegeven, bijvoorbeeld over de sabbat, over wat onrein was en ga zo maar door. Allemaal weten en bepalingen en voorschriften. Om duizelig van te worden! Erger nog: om heel erg moedeloos van te worden. En om doodmoe van te worden. 
zwaar
Zo ziet Jezus  al die mensen dan ook: die herderloze schapen: als vermoeide mensen met een groot en zwaar pak op de rug, voortstrompelend, voetje voor voetje, wankelend, vallend, zittend aan de kant van de weg.
Ze wlden zo graag rust, zie je. Ze wilden zo graag bij God zijn. Maar de weg erheen was zo lang, zo zwaar. Hoe zouden ze die kunnen aflopen en ooit bij God terecht kunnen komen!
Zulke mensen, duizenden, minstens 5000, komen naar Jezus toe. Wéér, want ze waren bij Hem, luisterden naar Hem. Ze zogen zijn woorden, zoals een droge spons water. Zoals droge grond het water gulzig indrinkt. ant ze hebben bij Jezus heel wat ánders gehoord dan wat ze gewend waren van de leraars. Die kwamen alleen aandragen met manden vol wetten, bepalingen, voorschriften, opdrachten. Terwijl ze al zo moe waren.

...zwaarbeladen...
Jezus kwam met een blijde boodschap. “Kom maar naar mij toe, als je zo moe bent. Kom maar met je pak aan geboden en verboden. Kom maar, leg maar neer aan mijn voeten. Ik geef je wat anders: rust. Ik open de weg naar God. Ik BEN de weg naar de Vader. Kom maar, allemaal. Je hoeft niet aan allerlei voorwaarden te voldoen. Alleen maar komen met je dorst en je honger. Vertrouw je toe aan mij. Ik geef rust en vrede. Ik breng je bij de Vader”.
Dat was ándere taal, klare taal. Die hadden ze gehoord. En dat smaakte naar méér. En om meer daarvan te horen, daarvoor hadden ze die lange voettocht om het meer van Gallilea heen gemaakt.

 

verlossing daagt
De Heiland ziet ze aankomen. Hij wéét , hoe moe ze zijn. Hij weet van hun honger en dorst naar het blijde evangelie, de goede boodschap. Hij weet, hoe ze ernaar snakken, hun zware pak af te leggen. Zoals soldaten na een lange speedmars met volle bepakking de riemen losmaakt, zijn bepakking afgooit en op zijn brits neerploft. “Hè hé, eindelijk!”

Jezus ziet die arme sloebers en tobbers, die vermoeide, bepakte, hongerige en dorstige mensen komen. Arme schapen zonder herder!  En zijn herdershart wordt bewogen. Hij is immers de GOEDE herder? Hij stuurt ze niet terug. Dat kan Hij niet over zijn hart verkrijgen, weet je.

“Hij ontving hen”. Niet maar uit beleefdheid. “Hij ontving hen vriendelijk”. Niet maar omdat Hij vriendelijk was, een hartelijk, warm mens. 

Nee, er is een diepere reden voor. Jerzus heeft hárt voor de mensen. Want dat hart is een bijzonder hart, uniek. Het is het hart van de Verlosser, gekomen om mensen te redden. Om ze van hun lasten af te helpen. Ze te verlossen van hun honger en dorst. Ze te bevrijden van hun zonden en de gevolgen daarvan: hun schuldgevoel, verlatenheid, angst.

 
Hij ontving hen vriendelijk. Zó is Jezus, ziet u! Of Hij geen behoefte had om na de dood van Johannes de Doper met zijn Vader alleen te zijn? Of Hij niet erg moe was van al die mensen, van dat praten, genezen, helen? Natuurlijk! Hij was ook volop mens, vast en zeker.

Maar Hij was als Zoon van God gekomen met de opdracht, er namens de Vader te zijn voor de mensen, altijd. 
...alle tijd...
Daarom heeft Hij de tijd, ALLE tijd.






Ook vandaag nog, lieve mensen. Ook voor u en jou.

Heeft Hij dan geen haast? O ja, Hij heeft veel te doen: het grote werk, dat de Vader hem opdroeg. Hij had redenen te over om te zeggen: “Nou even niet, kom later maar terug”.

Maar dat wil Hij niet. Hij heeft de tijd, letterlijk. Hij beschikt over de tijd als Zoon van God. En Hij máákt tijd voor mensen in nood. Altijd, hoe dan ook.

Jezus heeft geen secretaresse, die de afspraken regelt. Er is geen sprake van een wachtlijst van zoveel maanden of weken. De Heiland houdt geen spreekuur van een paar uur per dag. Nooit heeft Hij belet. Hij hoeft niet de agenda te trekken voor een afspraak “later”.  Het komt bij Hem nooit ongelegen. Hij heeft altijd meteen tijd voor je. Voor iedereen. Maar ook voor mij en voor jou. Voor iedereen, die hem nodig heeft. En naar hem toe gaat met al zijn zorgen en problemen. En het grootste probleem is: de zonde en alles wat daarvan het gevolg is en daar mee te maken heeft. 

En als je dat alles als een last ervaart, er onder gebukt gaat, heeft Hij tijd voor je. Dan moet je daar wél gebruik van maken. Hij wacht op jou. Hij wil je helpen. Hij ontvangt je vriendelijk.

Jezus klopt...
Je mag het zelfs sterker zeggen. Hij komt naar je toe. Nu, op dit moment. Nu je dit leest of hoort lezen. Hij klopt op de deur van je trommelvlies. Op de poort van je hart, de kern van je leven. Hij wil je zeggen, je laten zien en voelen, dat Hij er is, vriendelijk, open. Dat Hij ruimte heeft voor jou en je problemen. Omdat Hij hart voor je heeft. EenVerlossershart. Een hart vol priesterlijke bewogenheid. Daarom wil Hij ook jou altijd helpen.

 

En weet je, dan krijg jij ook een ander hart. En daaruit stroomt dan óók bewogenheid. De drang, om mensen in nood te helpen, wanneer je kunt. Dan zeg jij ook minder vaak: “Morgen, hoor. Dán help ik je". Dan geef je minder vaak “niet thuis”, het antwoordapparaat, uitstel, dat vaak afstel betekent. Dan duren ook jouw dagen nog steeds 24 uur. Maar toch zeg je minder vaak: geen tijd. Dan ga je wat lijken op Jezus, zie je.

 

En dat zal mensen om je heen vast niet spijten!

Amen.
 -------------
 

 Voorstel voor een orde van dienst:
Vooraf Gez. 409 : 1,4,5,
Aanvangslied: Gez. 330 : 1,2
[in ochtenddienst: Samenvatting van de wet, Matt.2:35-40
 zingen: Ps. 25:5
 Verkondiging van vergeving: Lezen Psalmen 86:3-5
 zingen Ps.25:3
 De 10 woorden uit Deut. 5
 zingen: Ps. 25 : 2]
Gebed
Lezing: Lucas 9 : 1-11
Zingen: Ps. 72:1,4
Preek over Lucas 9 : 11 ged.
Zingen: Zingende Gezegend 72 : 1,4
Gebed
[middag/avonddienst: geloofsbelijdenis door zingen van Gez.100 uit "Voorzichtig Licht*]
In eerste/ochtenddienst: Zingende Gezegend 299 
--------
*)Voorzichtig licht, liederen van A.F.Troost, lied 100
      melodie: gezang 460

1. Ik geloof, dat God mijn Vader,
    bron van al het goede is,
    die van hemel en van aarde
    schepper, herder, hoeder is.
    Hij zal weiden, mede-lijden
    teder als een moeder is.

    2. Ik geloof dat Jezus Heer is,
        die zachtmoedig binnenrijdt,
        aan wie alle dank en eer is:
        zaad, tot ondergang bereid -
        opgestaan en opgevaren
        keert Hij weer in heerlijkheid.

       3. Ik geloof: de Geest, de Trooster,
           en één kerk, de ware bruid,
           de vergeving van de zonden,
           paaslicht dat ons graf ontsluit -
           eeuwig samen zing ik: Amen,
           roep ik, God, uw glorie uit!

vrijdag, oktober 12, 2012

Herfstdepressie? Maar... 1 Petrus 1:25 (meditatie)

HERFSTDEPRESSIE?  MAAR... (meditatie)

“maar het woord van de Heer blijft eeuwig bestaan.” 1 Petrus 1:25

Herfst! Dat betekent korte dagen, lange nachten.  En  lange avonden ook. “Gezellig!”, zeg je? Jazeker. Maar als je nou geen “gezel” (meer) hébt? 
Als je alleen bent. Als je oud en eenzaam bent. Dan lijkt dés te meer in de herfst alles triest en donker om je heen.
Lange nachten. "Fijn, kun je vroeg naar bed. Lekker bijslapen!" O.K, maar als je nu niet kunt slapen? Als je maar ligt te woelen en er sombere gedachten zijn, al die uren?
dreigende lucht
Korte dagen. En ook nog vol somberheid. Dreigende luchten vol donkere wolkeen. Die voortvliegen boven je hoofd, gedreven door een harde, gure wind.
En al het mooie van de zomer is weg. Bladeren vallen en waaien weg. Bloemen zijn bijna allemaal verdwenen.
Alles spreekt van vergankelijkheid. Ja, het hoge woord moet er maar uit: het spreekt van verderf, van ondergang, van de dood. Niets en niemand is hier blijvend.
depressief...
Wat een somberheid, niet? Mensen mensen, als je al niet depri wás, zou je het als je dááraan  denkt, wel worden!

 Petrus wist het ook al. Hij schrijft aan mensen, die zijn gaan geloven in Christus en dus christenen heten.  Maar ja, ik weet net zo goed als jij, dat christenen lang niet altijd ZIJN wie en zoals ze HETEN. Misschien is dat
jouw probleem wel met geloven. Word je dáárom weerhouden, christen te worden.
Nou kun je natuurlijk zeggen: christenen zijn ook maar mensen. Zwakke mensen en zo. En ja, dat kan ik niet ontkennen. Dat wist Peterus uit zijn eigen leven ook, nou en of! Maar dat kan ook als smoesje gebruikt worden, weet je. Want als je echt christen
wordt, dan word je een ander, een nieuw mens. En een nieuw mens kan natuurlijk niet op de oude voet leven. Dan komt er een nieuw leven. Dat is zo zeker als 2+2 vier is.
Bijbel kompas
Dáár heeft de leerling van Jezus het over. Over het nieuwe leven, dat leven is vanuit en naar de Bijbel. Leven met de bijbel als richtsnoer. Met de woorden van Jezus als leidraad. Leven geleid door de Geest van Christus

En als hij het geweldige van de boodschap van God voor mensen wil aangeven, dan haalt hij een woord aan uit het eerste deel van de bijbel, het Oude Testament. Een woord, door God gesproken via de mond van van een profeet. En dat is een bode, een boodschapper van God. Jesaja was zijn naam.
ballingschap
Die sprak in een tijd, waarin het voor het volk van God, Israel,
wel heel erg moeilijk was. Het was zelfs in ballingschap, ver weg naar Babel, weggevoerd.Daar had dat volk het zelf naar
gemaakt, o ja. Maar er waren wél beloften die God gedaan had. Alleen was er een groot probleem: ze leken mooi, maar bleken krachteloos en dus waardeloos.

De profeet hoort die geluiden óók. En hij moet erkennen: Ja, zo lijkt het wél.  Het gras verdort, de bloem valt af. Door invloed van de weersomstandigheden.  Alleen gaat het daar niet over  de herfst, maar over zengende zon en  de schroeiende wind. Maar in beide gevallen blijkt: niets is tegen tijden en weersinvloeden bestand. Niets is hier blijvend. Alles vergaat, hoe mooi ook.
herfst...
Klopt als een zwerende vinger. Dat geldt voor bloemen. Dat geldt voor alles. Deprimerend, niet? Er is hier niets, wat blijvend houvast biedt. Waar je aan vast kunt klampen, ook als het er echt op aan komt. Als niemand je echt kan geven, wat nodig is. Als je leven er mee gemoeid is. Nee. Maar…

vaste rots...
Maar God is er óók nog! Ook dán . Hij is er. En zijn beloften zijn er. Gods woord is tegen alles en iedereen bestand. Zijn beloften verroesten en vermolmen niet. O nee! Ze blijven. Ze zijn vuurvast, bieden altijd houvast. Je mag ze vastpakken. “Heer, U hebt toch
zelf gezegd:  Ik ben bij je, altijd. Hou me dan vast, nu er niets en niemand meer is die me houvast kan geven. Hou me vast, tot in en tot door de dood heen”. Een goed gebed, als je depri bent. Dát geeft houvast! Want HIJ biedt houvast, letterlijk blijvend, altijd!  Zélfs als jij dat niet meer kunt weten, omdat je helemaal de koers kwijt bent. Wat een troost!
Want Christus is de vaste Rots van mijn behoud!

Bidden: (uit "Voorzichtig Licht" van André F. Troost)