vrijdag, oktober 24, 2008

KERSTFEEST HEEFT EEN DATUM (preek, Kerstfeest)


KERSTFEEST HEEFT EEN DATUM (preek, Kerstfeest)

"In die tijd..." Lucas 2 : 1a en 6

Kerstfeest heeft een datum. Nogal logisch, zeg je. Dát is bepaald geen verrassing. Kerstfeest heeft een datum. En een kind weet, dat die datum 25 december is. O ja, én 26 december. Hebben we er nog bij gekregen, als een soort bonus. 2 voor de prijs van 1, zeg maar.
Maar 25 december is de datum van het Kerstfeest, ook in de kerk. Eind december, hartje winter. En allemaal vinden we, dat er eigenlijk een flink pak sneeuw bij hoort. Jammer, dat dat vaak net niet gebeurt!

25 december is de datum. Stel je voor, dat het 20 juli was. Dát zou nog eens vreemd zijn! Kerstfeest buiten, met een barbecue. Kerstfeest in shorts of in bikini! Dat kán toch niet? Nee, Kerstfeest heeft een vaste datum. En wel: 25 december. En zo je wilt 26 december -om nog wat na te genieten of uit te slapen en te bekomen.

Kerstfeest heeft een datum. Jazeker. Nou bedóel ik het anders. Ik bedoel: Kerstfeest staat op de kalender. Beter nog: Kerstfeest staat in de annalen. Er was bij wijze van spreken een uitgave van "de dagen onzer jaren" (een boek met foto's van feiten die in een bepaald jaar gebeurd zijn). En in die uitgave van dat jaar stond op een bepaalde dag als gebeurtenis vermeld: Jezus Christus geboren. Dat was trouwens niet op 25 december. Die naam december bestónd nog niet eens. Waarschijnlijk was het zelfs in de zomer. Maar het was een bepaalde dag. Toen gebeurde het feit, dat voor ons aanleiding is, Kerstfeest te vieren.

"In d
ie tijd...". Kerstfeest vond plaats in de tijd. Als een feit. Als een werkelijkheid in onze tijd. De tijd, die mensen hier op aarde beleven.

En dat is belangrijk. Belangrijk voor óns. Voor de mens op aarde. De mens, die óók op die kalender voorkomt. Die óók een datum heeft, heeft gehad, of zal hebben. Belangrijk voor u en mij. Ook wij hebben een plekje in de tijd, die de mens op aarde heeft gekregen. Want Jezus kwam naar ons toe. Laten we zien en kijken naar Jezus en luisteren naar het Woord van zijn Vader.
-----

"In die tijd…" "Die tijd", dat was de tijd van keizer Augustus. Er worden méér namen genoemd in vers 2 en 4 en 5. Maar Quirinius had alleen macht, voorzover en zolang Augustus hem die verleende. En Jozef en Maria hadden al helemaal niets in de melk te brokkelen. Die mochten alleen gehoorzamen.

Augustus. dat was de wereldheerser van die dagen. "De verhevene" betekent zijn n
aam. En als titels had hij: "Heer" en "Heiland". "Die tijd", dat is de tijd van keizer Augustus. Het zijn óók dagen van vrede en voorspoed. Zeldzame zaken, toen. En nu. En heel erg belangrijk voor de mensen.

Maar de vrede en voorspoed werd ook toen duur betaald. Ook letterlijk. Vandaar, dat er een bevel uitging. De inwoners van heel dat wereldrijk moesten ingeschreven worden. Dat was geen registratie ten bate van de gezondheidszorg of iets dergelijks. Keizers en andere machthebbers, die waren er, vooral in die tijd, niet voor het welzijn van mensen. Soms ook wel dát, een beetje, zo nu en dan. Maar altijd op de tweede plaats. Machthebbers dachten in de eerste plaats aan zichzelf.

Dus g
ing het bij de volkstelling om de registratie voor de belastingdienst. Er moest van overal geld naar Rome stromen. Richting schatkist. Wat dan in de practijk betekende: de portemonnee van de keizer. Zodat hij allereerst nóg meer te verteren en te genieten had.

Vandaar die volkstelling. En alles op een vernederende manier. Ieder werd opgeroepen, te gaan naar de plaats, waar zijn "roots" lagen. En ieder had maar te gáán. Zelfs Maria, die "op alle dagen" liep. Hoogzwanger, zeg maar. Je werk, je huis achterlaten. En op reis. En dat samen als familie.

En dan kwam de registratie. Je moest letterlijk ál je bezittingen opgeven. En als man en vrouw of vader en zoon verschilden in het noemen van de bezittingen, dan werden ze gedwongen tégen elkaar te getuigen. Waarbij het middel van foltering niet geschuwd werd
------

"Die tijd"- de tijd van mensen toen. En Augustus deed het nog echt zo slecht nog niet. Zoals het vandáág nog beroerder zou kunnen wezen. Maar "de dagen" in het begin van de 21e eeuw, de tijd van ons mensen, lijkt ook in ander opzicht verdacht veel op "de dagen" van Jezus' geboorte.

Namelijk, dat ook betrékkelijke voorspoed (of misschien een relatief slechte tijd door de recessie, zoals dat heet) een prijs heeft. En dat er een kloof blijft gapen tussen de zeer rijken en de anderen, de zéér armen. En dat sommigen erg hun best doen, die kloof te dichten. Maar echt lukken doen die pogingen eigenlijk niet. Want voor de massa blijft het hemd een flink stuk nader dan de rok, zie je!

En de vrede vandaag is eveneens zéér betrekkelijk. Er zijn en blijven vuurhaarden. Er zijn en blijven gebieden, waar de oorlogsbrand volop woedt. Honderdduizenden slachtoffers vallen er jaarlijks. En ook dát kunnen we blijkbaar maar slecht veranderen. Vrede en voorspoed? De mens blijft zichzelf gelijk. En dat gaat ten koste van die voorspoed voor allen. En ten koste va
n die vrede.

Ja, mensen zijn bezig. Sommige mensen maken geschiedenis, net als Augustus. En sommigen -ván die sommigen- doen hun best, er iets goeds van te maken. Maar dat is moeilijk. Het zit tégen. De economische situatie bijvoorbeeld. En, veel belangrijker: de mens zélf zorgt, dat het niet zo lukt. Omdat de mens geneigd is tot het verkeerde. En ze krijgen ook nog de káns om verkeerd te doen ten nadele van anderen.

En zo is de voortgang vaak een néérgang. Ja, is de óndergang nabij, als het aan die mens ligt.

Is er dan helemaal niets veranderd? Is het saldo van 2000 jaar christendom dan 0 euro 0?
-----

Er is wel degelijk met Kerstfeest, door de geboorte van CHristus, wat veranderd! Want de dingen zijn niet altijd, zoals ze lijken. Er is namelijk nog een tweede "in die tijd". Zie vers 6: "Terwijl ze daar waren". De tijd van Augustus blijkt de tijd van Gód te zijn. "Die tijd", dat is de dag van de vervulling. De dag van de volheid.

Ja, want zo noemt Paulus (Galaten 4:4) de tijd van Christus' geboorte: de tijd. Gewoon DE tijd. De volle tijd, de tijd van de vervulling. Toen ging Jezus, Gods zoon, onze geschiedenis in. DE tijd, dat is het moment dat God bepaalt en kiest. Hij heeft een plan met de wereld en de mensen. Een plan, hét verlossingsplan. Dat plan heeft een tijdsschema. In dat plan heeft Jezus' geboorte en werk een beslissende plaats.

Eeuwen lang hebben vromen daarop gewacht en naar uitgezien. Maar Gods plan heeft Gods tijdsschema. Hij heeft de wekker afgesteld. Die loopt op zijn gekozen moment af. Als Gods zandloper aan de bovenkant leeg is, dan is hij aan de benedenkant vol. En dan begint de beslissende fase.

"Die tijd", de tijd van Augustus, het is Gods tijd. Het is de volheid van de tijd. Het draaipunt in de geschiedenis is gekomen. Niet met de regering van Augustus. Maar met de geboorte van het Kind, neergelegd in de kribbe. God had een termijn gesteld. En die was op dát moment gekomen. Gods wekker liep af, daar in Bethlehem, op die dag.
Gods heilsplan liep niet stuk in de aardse, in onze tijd.

Gods plan gaat dóór. "Die tijd", ze is gekomen. Bijna niemand verwachtte de komst van de Redder op dat moment. Ieder was veel te druk met de volkstelling. Veel te vol van eigen problemen. Maar God dacht aan zijn volk. En aan zijn plan. En toen, op dát moment, was de zandloper vol.
-----

Kerstfeest heeft een datum. Góds datum. Wij willen zo dolgraag op Gods klok kijken. Dat geldt, als het gaat om zijn heilsplan. Dat geldt eveneens voor de zaken in ons eigen leventje. Bijvoorbeeld als het gaat om ons gebed en de verhoring daarvan. Die wensen we op ónze tijd. Maar de Heer heeft een eigen klok. En die loopt meestal niet gelijk met die van ons.

De mensen toen hadden het tijdstip van de komst van de Verlosser al veel eerder verwacht. Eeuwen eerder zelfs. Het duurde allemaal veel te lang. Maar: de tijd wérd vol. De zandloper liep vol. De dagen werden vervuld. Maria bracht het Kind ter wereld. De Verlosser ging de tijd binnen. En dat voor ons.
-----

Want Jezus kwam naar óns toe, naar jou en u en mij. Hij kwam híer. Hij kwam in onze tijd. In de tijd, die wij delen. Waar jij en ik ook een stukje van mogen beleven. Dáár kwam Jezus binnen. Als onze Redder. Hij heeft een stempel op de tijd gedrukt. Hét allesveranderende stempel.

Hij kwam namelijk in een verblijfplaats voor het vee. En werd neergelegd in een voerbak. Er was geen plaats voor Hem. Uiteindelijk geen plaats meer op aarde. Daarom werd Hij gehangen boven de aarde, aan een kruis. En er was evenmin plaats voor Hem bij God. Tótdat Hij die plaats verdiend had. Door te sterven. Verzoenend te sterven. In onze plaats. Om voor óns een plaats bij God te verdienen.

Dát bracht de verandering. Daarom zijn "die dagen" van beslissende betekenis. Het is de tijd van de verlossing. Ieder, die dit Kind, deze Man van smarten aanvaardt als Redder, ontvangt die verlossing ook. En dat heil, die vrede, ze kleuren zijn dagen. Maken zijn dagen góed.

En ze doen hem heenleven naar wat de bijbel noemt "de dag". De dag, waarop zal blijken, dat Jezus écht alles goed heeft gemaakt. En nieuw. Dankzij de volheid van de tijd en het feit van Kerstfeest, komt de Dag. Het einde van de tijd.

Kerstfeest heeft een dátum. En dat is voor u, jou en mij, zusters en broeders, meisjes en jongens, van belang. Van beslissende betekenis. Want dat betekent heil, redding. En toekomst.

Als u, als jij Kerstfeest zó viert, met Jezus, die geboren werd op het scharnierpunt van de geschiedenis, dan is dat voor u en jou óók een beslissend punt. Dan vier jij het heil van Kerstfeest. En dan leef je heen naar DE Dag van Jezus Christus. Als het heil voor eeuwig volkomen voorhanden is en ervaren wordt.

Kerstfeest heeft een datum. Dat houdt in: het heil, mijn redding, uw behoud, het heeft een basis. Gelukkig maar! God zij geprezen! Halleluja!
Amen.

-----


Enkele suggesties voor de liturgie: Schriftlezingen kunnen zijn (naast Luc. 2 : 1-7) Gal. 4:1-5 (over de volheid van de tijd) en 1 Thess. 5 : 1-11 (over de Dag, die komt)

Wat de liederen betreft:
Na de preek zou Gez. 296 goed passen.
In "Zingende Gezegend" van ds. Troost staan ook erg mooie Kerstliederen. Gez. 114 uit die bundel past prima in dit geheel. En ook Gezang 134

dinsdag, oktober 07, 2008

DE RECHTMATIGE KONING KOMT! (preek, Advent)





De rechtmatige koning kómt! (preek voor Advent of na Kerst)

“..…totdat hij komt, die er recht op heeft…” Genesis 49:10


“Ik sta in mijn recht” .
Dat is een uitdrukking, die je best nog wel eens hoort. En die je wellicht zelf ook wel uitspreekt, als je problemen met iemand hebt. Je vindt je recht bést wel belangrijk.

Rechten zijn ook belangrijk. Je moet maar eens lezen over dictators en wat zij met mensen zoal uitspoken! Je ziet er soms ook een miniem stukje van op tv of internet.. Erg, als mensen worden onderdrukt, gemarteld, vermoord soms! Ja, de rechten van de mens moeten gerespecteerd worden.

Er zijn rechten. Niet alleen zaken als vrijheid van godsdienst en van meningsuiting. Nee, we hebben ook recht op arbeid, op sociale voorzieningen enzovoort.


In de tekst

(dat is dat schuingedrukte zinnetje, dat boven dit stuk, deze preek staat) wordt gesproken over iemand, die recht mag laten gelden op de koninklijke macht, op de heerschappij, op de troon. De wettige troonopvolger dus.

Want aan Juda is heel wat beloofd. Bepaald niet mis! Dat is hem en zijn nageslacht beloofd door zijn vader op diens sterfbed. En die vader, dat is Jakob. En déze Jakob had niet zeven zonen, maar zelfs twaalf. En daar is Juda er één van, de vierde. Hij had dan ook vier vrouwen. Meerdere vrouwen hebben, dat mocht toen, zie je. Dat was de gewoonste zaak van de wereld.

Nu sterft de oude Jakob.
Oud, ja, dat kun je wel zeggen! 147 jaar is hij! De mensen werden in die oude tijd allemaal heel oud. Maar hij sterft. En hij is bepaald niet seniel of dement. Nee nee, hij is heel goed bij de tijd nog. Alle zonen staan rondom zijn bed. En hij geeft elk van zijn zonen een woordje mee. Nou nee, het is niet een woordje. En niet alleen maar een woord tot zijn zonen op zijn sterfbed. Nee, het zijn de woorden van God aan het adres van die zonen. En eigenlijk gaat het over de nakomelingen van die zonen.

Er komt niet voor elk van hen zo'n leuke boodschap. Ze krijgen wel een zegen mee. Maar ook worden telkens dingen gezegd, die moeilijk te slikken waren. Daar hebben ze het dan ook bepaald zelf naar gemaakt, hoor. Er waren nogal wat deugnieten bij. Het was zo nu en dan zo hier en daar een zootje ongeregeld, om het zo maar te zeggen.

Maar Juda krijgt wel dégelijk een goede boodschap voor de toekomst. Juda was de vierde zoon wat leeftijd betreft. Die krijgt de grootste zegen. Je kunt wel zeggen DE zegen van God. Normaal gesproken was voor de grootste zegen de eerstgeborene, de oudste, dé man. De aangewezen persoon, zeg maar. Maar hier wordt een ánder aangewezen. God gaat aan Ruben, de oudste voorbij. Evenals aan zoon 2 en 3.
Juda, de vierde zoon wordt het.

Waarom Juda?
Nou kun je van de drie bóven hem qua leeftijd wel lelijke dingen noemen en dáár dan de reden in zoeken. Zo was de oudste, Ruben, “vreemd gegaan”, zo noemt men dat vandaag, geloof ik. En dat, ja, je hoort het goed, met de vrouw van zijn vader. Ja, het was dan wel diens bijvrouw, maar toch. Niet best!

En de twee daarop volgende in leeftijd, die lieten hun handjes wapperen. En dan nog wel met een wapen erin. Ze hadden namelijk de hele mannelijke bevolking van het plaatsje Sichem uitgeroeid. Dus dat waren ook bepaald de besten niet!

En Juda dan? Een goeie, vrome jongen? Een voorbeeld voor al zijn broers? Nou, nee. Ja, je kunt goede dingen van hem vertellen. Bijvoorbeeld in de vreselijke gebeurtenis met Jozef. Toen die die Jozef, die van die rare, voor zijn broers beledigende, dromen, in een put hadden gedumpt. Die was weliswaar droog, maar toch.

Hij werd als slaaf naar Egypte verkocht. Maar was daar langs een heel moeilijke weg zelfs onderkoning geworden. Toen werd Juda borg voor Benjamin, de benjamin, de jongste van de broers. In diens zak met graan had Jozef, de onder-Farao van Egypte, de zilveren beker laten verstoppen. En daarom werd hij in Egypte vastgehouden. Jozef borg voor zijn broer bij zijn vader. Hij ging staan in diens plaats.

Toch moeten we de reden, dat Juda de grote zegen krijgt, niet daarin zoeken. Juda had totaal niets verdiend bij God. Hij was geen enkel haartje beter dan de rest van de broers. Hij kreeg die zegen, omdat de HEER het zo wilde. Hij was daar voor uitgekozen Het was gáve, een geschenk. En daar betaal je toch nooit voor?

Daar mogen wij, u jij en ik,

ook wel eens weer aan herinnerd worden. Als God ons iets geeft -en Hij geeft niet maar iets, zelfs meer dan heel veel, Hij heeft álles gegeven en geeft ons elke dag alles- is dat nooit verdiend door de mens. Dan is dat altijd gegeven, zonder dat er ook maar iets tegenover staat.

Wij leven van, zoals de bijbel dat noemt, genade. Dat betekent zoiets als: we zijn bedelaars. We moeten dagelijks onze hand ophouden. Je begrijpt wel: daar zijn we niet gelukkig mee uit onszelf. En dan druk ik het nog heel erg zwak uit. In wezen verzet alles in ons zich daartegen. We willen ook bij God verdienen, wat Hij ons geeft. We willen ervoor werken, ploeteren, vechten desnoods. Maar gave? Nooit!

En toch is alles genade, gave, geschenk.
We verdienen totaal niets! Daar moeten we telkens weer heel goed van doordrongen worden. We moeten maar niet teveel capsones maken. Want met een boel lef en praatjes kunnen we bij mensen soms heel wat máken. Maar bij God vallen we door de mand. Hij heeft ons dóór, zie je. Hij is immers onze schepper? Of we dat nou willen erkennen of niet, het is een feit.

Dus doe je niet beter vóór dan je bent. Ga maar als klein mensje naar God. En bedel maar om een aalmoes. En dan word je niet teleurgesteld. Soms krijg je, waar je niet eens om gevraagd hebt. Krijg je een geschenk, puur omdat God dat wil. Omdat Hij het zo bepaald heeft. Omdat Hij je daarvoor heeft uitgekozen.

Dat overkwam Juda. Hij kreeg de grote zegen. Hij kreeg macht, heerschappij. Hij mocht heersen over zijn broers. In de toekomst zou de koninklijke waardigheid in zijn stam, onder zijn nakomelingen, bekleed worden.

Macht is een gewild artikel.
We zijn er dol op. In wereld is veel macht te verdelen. En er is veel macht gepákt. Gestolen dus eigenlijk. En vaak wordt die macht uitgeoefend over medemensen. En dat gaat ten koste van die onderdanen. Die zijn eigenlijk onderworpenen. En ze wórden vaak onderdrukten.

Overal in de wereld komt dat voor. Volkeren worden onderdrukt. Maar ook volksstammen, bevolkingsgroepen, stammen, minderheden. Mensen worden onderdrukt, mensen met bepaalde opvattingen, godsdienst bijvoorbeeld. Mannen misbruiken hun macht tegenover hun vrouw, hun kinderen.

En dat is erg. Dat is machtsmisbruik. En het gaat tegen Gods wil in. Daarvoor heeft hij mensen niet hun macht gegeven. Laat ieder zich daarvoor in zijn eigen positie bewust zijn. Ook al is het misschien een klein kringetje, ieder machtsmisbruik is in strijd met Gods wil.

Hier wordt aan Juda macht toegezegd.
Van koninklijke heerschappij is de scepter, de heersersstaf het symbool. De volksstám, die uit Ruben voort zal komen, krijgt een leidende rol. Het wordt de koninklijke stam, kun je zeggen. Die stam zal de koning voortbrengen. De eerste was nog uit een andere stam: Saul, uit Benjamin.

Maar de tweede was de koning: David. En dat koningschap was erfelijk. Totdat het volk mét zijn koning het wel heel erg bont maakten. Zó erg, dat ze in ballingschap weggevoerd werden. Maar het volk kwam terug. Maar toen kwamen de Romeinen. En daarmee was het gedáán met het koningschap. “Totdat”, zegt Jakob namens God.

En dat woordje is belangrijk. Dat woord werd voor Israël Advent. En dat woord zegt: het is niet uit, niet gedaan. "Totdat" zegt: dat is maar tijdelijk. Er is een advent, een hij, een komen van weer een koning. Er is iemand, die er récht op heeft. Recht op het koningschap. Recht op het koningschap over alles en iedereen.


En hij is gekomen.
Je begrijpt het al: die koning, die recht heeft op de heersersstaf, de heerschappij, is Jezus, de beloofde koning. Dwars door alles, inclusief de ballingschap, heen, waren de kinderen van God op hem blijven wachten: de beloofde Messias. Dat betekent: Gezalfde. De koning dus, door God aangewezen en aangesteld. De koning ook die van God de gaven had ontvangen voor zijn taak. De ware, ideale koning.

En Advent is vervuld. Kerstfeest is gekomen. En die Koning is uit de stam van Juda.
Hij is de rechtmatige koning van Israël. Maar hij is méér. Hij is ook de Zoon van God. En dus is Hij God, met alle macht. En Hij draagt de kroon, om te heersen over al wat er is. Hij heeft recht, om ook mijn en jouw koning te zijn.

We zullen dus voor hem moeten buigen, hem vereren, jij en ik.
Dat is nog geen simpele zaak. Want Hij is naar onze begrippen een vreemde koning Kijk maar: een krib, een voerbak voor dieren. Kijk maar: een kruis. Wie wil zich daar nou aan onderwerpen?

Maar toch de echte koning, die heerst. Dat was toen hij als mens op aarde was, ook te zien. Als je goed keek, zag je zijn koninklijke macht: over wind en water.Over ziekte en dood. En over degene, die áchter die ellende stond: boze. De boze,in de bijbel duivel of Satan genoemd. Jezus behéérst de ellende. Want Hij is machtiger dan de duivel. Jezus, die gééft leven. Want Hij is leven. Hét Leven. Want Hij leeft door graf en dood héén.

In de toekomst komt Hij wéér.
En dan blijkt zijn heerschappij over alles en iedereen. En dan maakt Hij alles nieuw. Spiksplinternieuw!

Ook nu heerst Hij, rechtmatig.
God, zijn Vader, staat achter Hem. En dat kun je merken. Dat is voor velen onzichtbaar. En ongelooflijk, niet te geloven, te aanvaarden. Maar als je dat wél aanvaardt en gelooft, dan kun je daar veel aan hebben.Dan voel je soms zo duidelijk zijn arm, om je heen!

Hij wíl troosten, helpen, en beschermen. En Hij kán dat ook. In alle omstandigheden. Hij slaat zelfs zijn arm om je heen, als je de dood in moet.
Daar kun je op rekenen. Want dat heeft Hij beloofd beloofd. Je kunt op Hém aan. Hem kun je vertrouwen. Vertrouw jij je ook aan hem toe? Hij heeft daar récht op, zie je! En je krijgt er nooit één milligram spijt van!

Amen.

Voorstel voor een orde van dienst.

Eventueel vooraf: Ps. 72:1,3
Na stil gebed, “Onze hulp” en groet:Ps. 72:5,6
[[[ in ochtenddienst: Schuldbelijdenis: Psalmen 130:1-3
Woord van vergeving: Psalmen 130:4 en 7-8
Wil van God voor ons leven:Matteüs 5:14-20
Zingen:Gez. 449:5 ]]]

Gebed om de Geest
Schriftlezing: Genesis 49: 1-12
Zingen: Ps. 89:12,13
Schriftlezing: 1 Kor. 15: 20-28
Zingen: Gez. 296 : 1,3
Preek
Zingen: Gez. 121 : 2,4

Gebeden

Offers
Zingen: Gez. 281: 1,2,3
[[in tweede dienst geloof belijden]]
Zingen: Gez. 281: 4
Zegen.



Hulp bij de dienst van de gebeden.

Doe schuldbelijdenis, óók voor zonden op het gebied van het sexuele leven, zoals Ruben. En voor gewelddadigheid, ook met woorden en in gedachten, zoals Simeon en Levi.
Bid, dat machtsmisbruik, in het groot én in het klein, op mag houden. En dat wie eronder gebukt gaan, ervan verlost worden. En kracht en troost ontvangen.
Dank, dat God zich tot ons richt. En dat nog wel met een heerlijke boodschap….
Vraag om een open oog voor de liefde van Jezus.
Vraag, dat je Jezus, de koning, aanvaardt en voor Hem buigt. En (meer) uit Hem en zijn liefde gaat leven. En zijn recht, zijn gaven en wensen, uitdraagt.

Bid voor ouderen met hun moeiten…. Bid voor mensen, die moeten sterven….