zaterdag, augustus 25, 2007

BEN IK EEN NUL ?



Bezorgt de bijbel je een puur negatief zelfbeeld?

"Wie zal mij, ongelukkig mens, redden...God zij gedankt..." Romeinen 7:24,25


Er zijn vandaag de dag nogal wat mensen, die in de knoei komen met zichzelf. Die het leven totaal niet aan kunnen. Die niet kunnen genieten, niet kunnen léven eigenlijk. En dat, omdat ze zichzelf niet kunnen accepteren, niet aanvaarden. Want ze vinden zichzelf niet goed genoeg. Geen goede vader of moeder. Niet in staat, om zijn of haar werk goed te verrichten. Ze zijn te slecht, te zondig. Ze hebben, zoals dat heet, een negatief zelfbeeld.

Nu kun je de vraag stellen: kan een bepaalde christelijke opvoeding daar in sommige gevallen niet mede debet aan zijn? Een opvoeding dan, waarin zonde en straf een grote rol spelen. Is soms misschien de kerk en de prediking van de wat “zwaardere”, de wat meer rechtse, behoudende kerken daar niet óók een factor in? Als accenten van zonde, zondigheid, verdorvenheid van het hart wel eens eenzijdig zwaar aangezet werden?

Hebben mede daardoor sommige mensen niet een hekel aan zichzelf gekregen –met alle psychische gevolgen van dien? Nu, het zou naïef zijn, te denken, dat zoiets nooit het geval zou zijn!

Maar, kun je dan weer opmerken, geeft de bijbel voor een dergelijke prediking niet alle aanleiding? Daar wordt toch gesproken over de totale verdorvenheid van de mens? We doen niets goeds. Dat kúnnen we niet. En we wíllen het zelfs niet eens!
Zo is het toch? Als je jezelf niet zo hoog hebt, dan heb je toch bijv. de tekst die hierboven staat, aan je kant. Ik ben een ellendig mens, zegt Paulus. En dat geldt toch niet alleen voor hem? Alle mensen zijn toch ellendig, om niet te zeggen “ellendelingen”, ook gelovige mensen!

Reden genoeg, om eens goed naar de tekst te kijken. Ons oor te luisteren leggen bij wat God hier zegt en aan ons mee wil geven.
-----

Waaróm noemt Paulus zich een ongelukkig, ellendig mens? Dat is duidelijk: omdat hij zich zondig voelt. Omdat hij zich een zondaar weet. Natuurlijk is hij daar niet steeds mee bezig. Maar er zijn momenten, dat hij beseft: ik ga verkeerd om met mijn medemens. Ik sta verkeerd in het leven. Ik sta op verkeerde wijze tegenover God.

En hoe is de apostel dat aan de weet gekomen? Dat is door de wet van Mozes. Paulus, bekeerd mens toch zeker, levend uit de verzoening door Jezus’ bloed, is zondaar. Dat laat de wet van God hem zien. En dat brengt Paulus in vs. 7 e.v. naar voren aan de hand van het tiende gebod, “Gij zult niet begeren”.

Dat gaat over de binnenkant. Dat stelt de vraag aan de orde: hoe zit het met je hart? Iets moois zien, dat niet van jou is, en het begeren, voor je zelf willen hebben, dat ís al stelen. Een vrouw aanzien, haar begeren, haar willen hébben, dat ís in wezen overspel!

De wet van God gaat diep, veel dieper dan de Nederlandse wetgeving. Want Gods wet gaat ook over de binnenkant. Waar gaat je hárt naar uit? Waar ben je van binnen op gericht?

Nu maakt de apostel duidelijk, dat zijn hart op God gericht is. Negatief betekent dat: hij heeft er een grondige afkeer van, iets te doen wat tegen Gods wil in gaat. En positief: hij heeft er van harte lust in, te leven zoals God het graag ziet en wil. Hij heeft de Vader van harte lief. En hij wil het zijn Verlosser naar de zin maken. Dolgraag!

Maar de ellende is: dat komt er zo erg weinig uit. Paulus moet constateren: ik ben vleselijk. Hij bedoelt: ik leid nog een zondig bestaan hier op aarde. Ik ben verkocht aan de zonde. Ik ben slaaf van de zonde. Hij kan niet anders dan zondigen. Want de werkelijkheid is: die kant is er ook.


Paulus, dienstknecht, slaaf van Jezus Christus. Zo noemt hij zich vaak in de brieven, die hij geschreven heeft. En dat ís hij. Maar hij is ook slaaf van de zonde. Hij zit in de cel, met de voeten in het blok. In de cel van Satan.

Paulus, de man die ijverig werkte in Gods dienst. Die meerdere keren in de gevangenis zat, om zijn liefde voor Jezus, zijn Meester. Die Paulus is toch slaaf van de zonde en van de duivel. Dat ben ik, zegt de apostel, ja. Dat ben ik in mezelf. Dat ben ik, als je me los ziet van Jezus. Dan is er in mij géén goed. Niet iets, dat voor God kan bestaan. Wat een ellende! Ik, ellendig mens, zegt Paulus.
----

Een negatief zelfbeeld dus? In dat opzicht wel, gemeente. Dan kun je niet negatie
f genoeg denken. Maar dan niet zozeer over jezélf. Maar over die ene kant van je bestaan.

Over hoe je bent ten opzichte van God, buiten Christus om. Over de zonden, die je doet. Over het goede, dat je zou willen doen en wat er niet uit komt. Over die ene mens van de twee die je eigenlijk bent. Over die ene binnenkant, die niemand kent. Maar die donker is en verkeerd. Over die boze wereld van gedachten soms. En over die vuile bron, waaruit dat op komt borrelen…

-----

Maar, zo weet Paulus, dat moet en mag je eigenlijk nooit een moment op zichzelf laten staan. Nooit zo, dat het je belemmert in je leven. Omdat het je faalangst geeft en een gevoel van minderwaardigheid. Want er is, tegelijkertijd, ook een andere kant.

Wie zal mij redden uit dit bestaan, dat beheerst wordt door de dood, vraagt Paulus. Hij bedoelt niet, dat hij uit de cel van zijn lichaam bevrijd wil worden. Nee, hij doelt op dat aan de zonde onderworpen zijn. Aan de dood in de brede zin van het woord. Waardoor het t.o.v. God zo 100% negatief met hem gesteld is. Wie verlost mij daarvan?, vraagt hij.

Wie zal mij verlossen? Dat wéét hij wel, hoor. Hij hoeft het niet eens met zoveel woorden te zeggen, zó zeker is het. Hij stelt die vraag alleen voor mij en jou. Hij kan metéén overgaan tot danken. God prijzen óm de verlossing, waarin hij deelt. Ik bén verlost, weet hij. Door Christus namelijk. Ik kan me door en door zondig weten – en tegelijkertijd danken voor de verlossing, die mijn Heiland op Golgotha tot stand bracht.

Dat is best belangrijk voor ons: dat Paulus niet eens met name hoeft te noemen, dat hij verlost is. En dat op hetzelfde moment dat toch évenzeer waar is. Ellendig mens, voluit. En tegelijk verlost mens, even voluit! Die ellendige mens is verlost mens! Omdat die mens verbonden is aan Jezus!

Paulus ziet zichzelf geen tel los van Christus. Als hij alleen naar die ene kant kijkt, los van de Heiland dan is het niet best. Maar dat hoeft niet. Dat mág niet zelfs. Vreselijk ellendig is de ene kant van hem, die ene mens in hem eigenlijk. En toch is er is door Christus alleen reden om te danken. Daarom is er geen sprake van in de knoei zitten met zichzelf. Geen minderwaardigheidsgevoel. Geen verlamming in de activiteiten voor God. Integendeel: dankbaar. En daarom tot aan de nok toe vol motivatie om aan het werk te gaan!

-----
Een negatief zelfbeeld, het komt voor. Ook zeer zeker onder gelovigen. Het kan zijn, dat u of jij er niet vreemd aan bent. Misschien heeft een eenzijdige prediking daarop een verkeerde invloed. Misschien kijkt u zelf verkeerd naar bijbelteksten zoals die uit Rom. 7.

Een negatief zelfbeeld, een christen hoeft dat niet te hebben. U hoeft daar niet onder te lijden. Teksten, hoe nadrukkelijk die ook over onze ellende spreken, geven daar tóch geen aanleiding voor.

Jezus, de Heiland, HIJ maakt het verschil in je leven. Ken je Hem? Is Hij uw Redder?

Als we verbonden zijn door geloof aan Jezus, onze Verlosser, is de balans van ons beeld zeer positief! En zolang we naar onszelf kijken in onze verbinding met Christus –of beter: in zijn verbondenheid aan ons- is er iets positiefs te zien. Basis, om vol moed te leven en te werken voor God.

Dat is een belangrijk punt, jongelui, zusters en broeders. Dat in de prediking de ellende best naar voren mag en moet komen. Maar dat dit in wezen alleen maar kan en mag vanuit de verlossing. Vanuit de Here Jezus, zo kun je het ook zeggen.

En nog wat ánders is belangrijk. Namelijk, dat ook wij daarom altijd dat moeten bezien vanuit de Here Jezus. Onze ellende, ja onszelf met onze ellende. Ons ellendig mens zijn, bezien vanuit de verbinding met Jezus.

Daar wordt die ellende op zichzelf niet minder om. Die wordt er zelfs groter en dieper om. Maar door de verbinding aan de Heiland heeft die ellende niet meer het laatste woord. Heeft die geen been meer, om op te staan!

“Ik, ongelukkig mens”, zeg ik. “Ik ben zo zondig en onrein!” “Ja”, zegt Jezus, “maar je mag er wézen! Je mag er zijn voor Mijn Vader, jouw Vader! Hij ziet je verbonden met Mij. En die zonden en zondigheid, ze zijn verzoend. Je bent rein door mijn bloed. Daarom ben je een parel in mijn hand!

“Ik, ongelukkig mens”, zeg ik. “Ik wíl zo graag voor God leven, tot zijn eer. Maar het goede, dat ik wil, doe ik niet. En het kwade, wat me tegenstaat, doe ik wél. Ik, ellendig mens”. “Ja”, zegt Jezus. “Maar je mag er tóch wezen voor God, ten dienste van Hem. Ik heb je verlost. Uit dankbaarheid daarvoor mag je God dienen. Dat lukt niet zó, als je graag zou willen. Maar toch, het mag”.

“Ik, ongelukkig mens”, zeg ik. “De mensen om me heen, ze krijgen zo weinig wat ze van een kind van God zouden moeten en kunnen krijgen.” “Ja”, zegt Jezus. “Maar door Mij mag je er toch zijn voor de naaste. Ik geef je daar de gaven voor. De gaven, die Ik nodig en goed voor je vind.”

Ook dát is van belang om mee te nemen. We ontvangen onze gaven. Ieder de zijne. Die krijgen we, om mee te werken. En om te ontwikkelen. Maar er is geen reden voor, om die gaven te critiseren. Om te denken, dat ik aan het kortste eind getrokken heb. Mijn gaven zijn minderwaardig, zeg je dan. Dus: ik ben minder dan die anderen.

Zouden Gods gaven minderwaardig kunnen zijn? God vertrouwt de één meer aan gaven toe dan de ander, dat is zeker. Maar God geeft aan ieder gaven, verschillende, andere. Maar voldoende. Ik moet het er mee doen. Maar ik kán het er ook mee doen. Als ik er maar mee werk. En probeer ze te ontplooien. Dán kun je wat verwachten! Dan kan die ander wat verwachten van mij.

“Ik ben geen goede vrouw, geen goede moeder of oma. Ik ben geen goede ouderling of diaken.” Och, er zijn zoveel dingen te noemen. Maar is het wáár? Bent u geen goede vader? Of bent u alleen maar niet de ideále vader? Hebt u een beeld voor ogen, dat hier onbereikbaar is?

Probeer te wóekeren met die gaven, die u wél hebt. God, Die in Christus van de ellende verlost, zou Hij u niet ook van die negatieve gevoelens over uzelf willen verlossen? Christus heeft je toch aanvaard? Aanvaard dan ook jezelf. U mag uitstralen, dat God van u houdt. Dat je er voor Hem mag wézen!

Ik, ongelukkig mens. EN: ik, gelukkig mens. Ik ben te feliciteren. Want ik ben mens, ik ben kind van Gód!
Amen.

-----

Liturgie:

Vooraf: Gez. 16; na groet: Ps.107: 1,3,4;

(in ochtenddienst: schuldbelijdenis: zingen: Ps. 25:9 en gebed; genadeverkondiging: lezen Joh. 1:29 en formule, zingen: ps. 25:6; Gods wil: Rom. 13:8-14; zingen ps. 25:2.)

Gebed om opening Schriften

Schriftlezing: Rom. 7: 13-26; zingen: Gez. 88;

preek; zingen: ps. 6: 1,5;

slot: Gez. 450, zegen.

-----

Aandachtspunten gebeden:

Bidden om inzicht in het Woord;
om de diepte van de zonde, ook in je eigen leven, te zien EN de rijkdom van Christus;
om niet een verwrongen beeld vande werkelijkheid te krijgen, hebben, houden en van jezelf;
om vrijmoedig onszelf alleen in verbinding met de Heiland te zien.

Voorbede voor mensen, die lijden vanwege een eenzijdig negatief zelfbeeld en daardoor verlamd worden en alle vreugde van het geloof missen. En er daardoor niet toe komen, te betekenen voor anderen, wat ze zouden kunnen betekenen.