dinsdag, februari 28, 2006

DIT ZWIJGEN IS ZUIVER GOUD (preek in Lijdenstijd)


DIT ZWIJGEN IS MEER DAN GOUD!
Hij (Jezus) gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de prefect zeer verwonderde. Matteüs 27 : 14 (NBV)
“Spreken is zilver, zwijgen is goud”,
zegt een uitdrukking. Dat is vaak waar. Er worden zelfs veel woorden gesproken, die geen zilver, maar meer roestig blik zijn. Aan de andere kant: er zijn mensen, die wel eens gouden woorden gesproken hebben. Juiste woorden op het juiste moment.
Soms moet je ook spreken. Dan is zwijgen verkeerd, zelfs zonde voor God. Een goed woord vóór Jezus op een geschikt moment kan goud waard zijn. Dus niet te pas en te onpas. Nee, de wijze kiest het juiste moment en de goede gelegenheid.
Er zijn ook situaties, waarin je het niet kunt laten om te spreken. Bijvoorbeeld als je onrecht wordt aangedaan. Als je vals beschuldigd wordt. Dan wil je je verweren, de zaak rechtzetten. Dan moet je wel spreken, toch? Weerwoord geven.

Jezus doet dat in de tekst (hierboven) niet. Hij zwijgt, in alle talen.

Onze Heiland
staat hier voor de rechter, de wereldlijke rechter, de stadhouder of prefect of gouverneur, hoe je die functie ook noemen wil. In elk geval, zijn naam is Pontius Pilatus. Eerder heeft Jezus terecht gestaan voor de Joodse rechtbank in godsdienstzaken, de hoge Raad. Hij is daar schuldig bevonden aan de grootste misdaad: godslastering. Dat betekende de doodstraf.
De Hoge Raad kon die wel uitspreken, maar niet uitvoeren. De door de Romeinen aangestelde rechter, in dit geval de vertegenwoordiger van de keizer, Pilatus, had die bevoegdheid. Vandaar deze rechtszaak.

De grootste en meest ernstige beschuldiging die de Joden naar voren brachten was: Jezus pretendeert de Messias te zijn. De koning van de Joden dus. En dat dan wél in de politieke betekenis uitgelegd. Dus ontkenning van de autoriteit van de keizer. En de concurrent van Pilatus.
De rechter heeft daarnaar gevraagd. “Bent U de koning van de Joden?” Jezus heeft toen wél geantwoord. “U zegt het”, zei Hij. Dus geen ontkenning. Maar ook geen directe bevestiging. Want Hij is geen politieke koning, zoals de beschuldiging luidt. Daarom: “U zegt het”. Jezus legt het oordeel dus bij de vraagsteller neer.

Ja,want Jezus wil door de mens vrijwillig, uit eigen keuze, erkend worden als de Messias. Hij zegt met andere woorden: wie ben Ik? Geef zelf, jij persoonlijk, antwoord op die vraag. Zegt Hij ook tegen ons trouwens, tegen u, tegen jou en mij. En wat is uw antwoord? Hoe zie je Jezus? Maak je keuze, nu!
Pilatus zag Jezus niet als Verlosser. Maar hij voelde wél goed aan, dat die Man geen politieke ambities had. Geen gevaar voor de keizer, voor hem zelf. Hij wist, dat ze Hem uit afgunst overgeleverd hadden, vers 18. Ze wilden een concurrent de mond snoeren, voorgoed.

Dus: godslastering ziet de rechter niet zo zitten. Daarom komen de leiders van het volk dan ook met nieuwe beschuldigingen. Ze proberen aan te tonen, dat Jezus een staatsgevaarlijk individu is. Hij zou de mensen aanzetten, geen belasting te betalen en op andere manieren tot opstand te brengen. Dat lezen we in Lucas 23.
Pontius Pilatus weet wel béter. Dus spoort hij Jezus aan, te antwoorden. De aangeklaagde krijgt de gelegenheid, de beschuldigingen te ontkennen en te weerleggen. Dat was één van de grondregels van het Romeinse recht.
“Hoor óók de andere partij”, zo luidde een regel. Vandaar.
Maar Jezus maakt daar geen gebruik van. Op deze en dergelijke beschuldigingen gaat de lijdende Heiland met geen woord in. Wéér antwoordt Hij niet. Ja, want voor de hogepriester (het staat in hoofdstuk 26:63) was dat óók al gebeurd: geen antwoord op de aantijgingen.

Waarom  wás dat? Een mens heeft toch de neiging, zich te verdedigen, als hij aangevallen wordt. En als men met valse beschuldigingen komt, dan gaan je haren overeind staan. En dan wil je dat onrecht recht zetten. Dan laat je naar jouw mening geen spaan heel van wat men zegt. Vooral, als je leven er van afhangt!

Maar…Jezus wil zijn leven geven.
Hij antwoordt niet. Hij kón spreken. Hij had heel zijn leven veel gesproken. Niet uit praatziekte. Niet om belangrijk te lijken. Of om toch maar wat te zeggen. Om een pijnlijke stilte op te vullen. Nee, Hij sprak goede woorden, gouden woorden. Woorden, die de waarheid aan het licht brachten. De waarheid over de Vader. En over zijn plan. Over het heil. Jezus sprak, toen het de tijd was om te spreken. Maar nu is het tijd om te zwijgen.
Jezus gaat niet op de beschuldigingen in. Niet omdat er niets tegenin te brengen is. Omdat ze wáár zijn. Nee, ze zijn niet waar.
Maar Jezus zwijgt.
Hij doet niet alles, om de straf te ontgaan. Hij ontkent niets. Hij zegt geen woord, geen énkel woord. En soms is zwijgen veelzeggend. Zegt niets zeggen méér dan duizend woorden.
In dit geval zegt dit zwijgen: Ik ben het Lam. Ik ben de Messias, de lijdende knecht van de HERE, zoals die getekend wordt in Jesaja 53. De knecht, die is als een lam. Die zijn mond niet open deed. Zoals een lam, dat naar de slachtbank geleid wordt. En zoals een schaap, dat doodstil zich laat scheren.

Jezus lijdt in stilte. Omdat Hij zich niet wil verdedigen. Hij kiest ervoor, de dood in te gaan. Als een offerlam.
Daarom gaat het niet op, te zeggen: Dit was een mooie gelegenheid, zich nog eens bekend te maken. Te vertellen, wie hij was. Jezus had alles gezegd, wat Hij te zeggen had. Ieder kon het weten.
Nee, nu spreken is zinloos.
Nu moet Hij zwijgen. Zwijgend de dood in gaan. Als het Lam van God. Hij gaat zijn bloed storten, het offer brengen. Om de zonde te verzoenen van zondaars.
Jezus gaf geen antwoord op bepaalde vragen, toen Hij terecht stond voor Herodes. En voor de Hoge Raad. En nu voor Pilatus. En die Herodes en de leden van de Raad en Pilatus, ze moeten hun keuze maken.

Jezus sprak,
toen het om de kern van de zaak ging. Hij getuigt, dat Hij de Messias is, de Zoon van God. Maar op de andere beschuldigingen komt geen enkele reactie. En daarmee stelt Hij ieder voor de keuze. Of ze Hem aanvaarden als zó’n , als die Koning. Of Hem verwerpen.
Ze moeten reageren.
Van Pilatus staat de reactie vermeld: hij verwondert zich zéér. De gouverneur staat versteld, zo kun je ook vertalen. Het is hetzelfde woord, dezelfde reactie, die we soms ook tegenkomen bij de wonderen van Jezus. Jezus verweert zich niet. Onvoorstelbaar! Wie laat zich nu zonder weerwoord te geven ter dood veroordelen?
De Romein begrijpt er niets van.
Hij zal Jes. 53 dan ook niet gekend hebben. En in zijn wereld kan dat niet: een koning, die priester is, offerlam. Die zich opoffert, letterlijk zich als offer geeft ten bate van zijn volk. Zo’n koning is geen koning. Een gruwel is dat voor Romeinen.

Nee, dan de keizer! Dat was nog eens wat! Dan draait het om macht, véél macht, steeds méér macht! En dan die macht uitbreiden en uitoefenen, desnoods, ja meestál ten koste van anderen.
Pilatus verwondert zich zeer. Daarmee staat hij op de drempel van het beloofde land. Komt hij dicht bij het heil, dat Jezus tot stand gaat brengen. Want verwonderen komt vlak in de buurt van wonderen. De prefect is dichter bij het Koninkrijk dan de leden van de Hoge Raad en dan de meeste Joden toen. Zij waren vijandig. Ze verwierpen Jezus zonder meer.
De prefect verwondert zich
en in zekere zin bewondert hij Jezus. Ja, maar toch is dat niet genoeg. Hij staat op de drempel, maar gaat de poort van het Rijk niet dóór. Dáárvoor moet je niet maar bewonderen, maar geloven. En dat is: dit Lam aanvaarden als de enige koning, die je past. Pilatus onderdrukt de ver- en bewondering. En laat Jezus ter dood brengen.
En Jezus gaat als een lam zwijgend naar de slachtbank. Hij gaat gewillig aan het kruis. Verworpen door zijn volk. En ontrecht door de Romeinse rechter.

En wat doen wij
met deze Koning? Verwonderen we ons over dit zwijgen? Dat zal niet het geval zijn. Want we kennen de geschiedenis immers. We verwonderen ons niet zo gauw meer. Maar bewonderen we Hem misschien, omdat Hij zwijgt? Omdat Hij zich niet verdedigt tegen onrecht. En kiest voor de dood?
Dat is verwonderlijk, jazeker. Maar onze reactie moet verder gaan. We moeten dit zwijgen goed wegen, op zijn juiste waarde schatten. Zwijgen is goud. Ja, maar dit zwijgen wil ons méér brengen dan alle goud van de wereld.
Want Jezus gaat niet de dood door foltering tegemoet om eigen overtreding van welke wet dan ook. Maar Hij kiest voor die onmenselijke dood
om onze overtredingen
zonder tal! Hij had en heeft ons wel zó eindeloos lief! Daar is echt het eind van weg! Dit is liefde, die letterlijk alles opgeeft en offert voor hen, die Hij liefheeft! Om hen te wassen: wit als sneeuw

Dat is zéér verwonderlijk. Want die liefde is met geen enkele menselijke liefde te vergelijken. Deze liefde is alles-overtreffend. Jezus is bewonderenswaardig. Maar als jij alleen maar bewondert, als u niet verder komt dan bewondering, dan voegen we nog een zonde toe aan onze aanzienlijke serie. De ergste zonde. De enige zonde, die je bij het bloed van Jezus vandaan kan houden. Namelijk ongeloof.
Jezus is het lam van God. En zijn offerbloed is nodig. Wij hebben de verzoening van onze overtredingen nodig. Ook de vergeving van ons zo vaak ongelovig zijn. De vergeving voor het feit dat we vaak zo klakkeloos wat Jezus deed en leed voor kennisgeving aannemen.

Nee, het is voor de mens
geen gezicht,
een koning (als het plaatje laat zien), die zich zwijgend opoffert. Maar Hij is niet om je voor te schamen. Er is reden om Hem te roemen. Voor de oren van ieder, die het horen wil. Hóóg op te geven over Hem!
Want Hij deed het wél om u, jou en mij te redden, zie je! Een koning, om te bewonderen. Ja, een koning, om met heel je hart van te houden. Nu en voor altijd. Doe dat dus maar! En zég Hem nog weer eens, hoeveel je van Hem houdt!

En als je dan tóch met Hem spreekt, beloof Hem dan ook wat. Namelijk, om nog méér, uit dankbaarheid, je leven aan Hem te wijden. In wat je zégt. En in je zwijgen.
En om die belofte wáár te maken kun je altijd bij Hem terecht. Dus: dóen! Het kan nooit kwaad. Het doet je góed. Echt goed. Voor altijd. Zolang je leeft. En nog veel langer!
Amen.
------------------------------------------------
Voorstel voor een liturgie:
Eventueel vooraf: Ps. 100 : 1, 2
Na votum en groet: Ps. 100 : (1,2,) 3, 4
In de ochtenddienst: Gods wil (toegespitst op het onderwerp van de preek) Marc. 8 : 32-38
Gez. 181 : 4,5,6
Lezing: Matth.27 : 11-26
Gez. 179 : 5,8 (eventueel Zingende Gezegend 146: 1,2,3,6)
Preek
Opwekking 392 : 1,2 (eventueel Ps. 116 : 6,8)
Slot: Gez. 187: 1,2 (middagdienst: geloofsbelijdenis van Nicea) en 3
---------------------------------------------------------------

Aandachtspunten voor de dienst der gebedenWe willen U, lieve Heiland,(nog eens) zeggen, hoe lief we U hebben.
Neem het offer van mijn leven, aan U gewijd, aan. Drijf mij daartoe, help me daarbij en laat me er ernst mee maken.
Help me om de bijbel te lezen. En speciaal ook het Evangelie van Uw lijden. Zó, dat ik me verwonder!
Wees bij mensen, die geen stem hebben, d.w.z. niet gehoord worden, voor wie niemand opkomt.Terwijl ze onderdrukt worden en onrecht lijden.
Leer mij terecht spreken en op de goede tijd zwijgen

donderdag, februari 16, 2006

HUWELIJKSREIS NAAR DE SAHARA ? (meditatie)


IS DE BRUIDEGOM IN DE WAR ?

“Daarom zal ik haar meelokken naar de woestijn en dan tot haar hart spreken”. Hosea 2:16

Stel je het volgende voor. Het gaat in een bepaald huwelijk niet bepaald goed. De relatie dreigt stuk te lopen. In de regel zeg je in zo’n geval: er zullen wel twee kanten zitten aan het verhaal. Zowel de man als de vrouw zullen beide wel schuld hebben.
Maar in dit geval ligt de schuld overduidelijk aan één kant, die van de vrouw.
Die is het tegenovergesteld van trouw. Ze houdt er verschillende minnaars op na. En dat, terwijl haar wettige man altijd alles gegeven en gedaan heeft wat hij moest en kon doen. Echt letterlijk in alle opzichten de ideale echtgenoot.
En zelfs nu nog wil hij met haar verder. En hij stelt voor, een tweede huwelijksreis te maken. Daar hoor je méér van. Niks mis mee dus. En niks vreemds aan. Maar dan komt wat wel degelijk vreemd is: de bestemming van het reisje, dat het begin zal zijn van iets moois. Het wordt namelijk de Sahara! Daar in dat woeste gebied, in de brandende hitte, gaat het echtpaar de tweede honeymoon beleven, volgens het voorstel van de man!
Nou, dames-echtgenotes, wat zou u daarvan vinden? Ik ben er bijna zeker van, dat u zou gaan twijfelen aan de verstandelijke vermogens van uw man. Naar de woestijn! En dáár je tweede
huwelijksreis doorbrengen! Mij niet gezien, toch? Geef mij maar een mooi hotelletje in Benidorm! Dáár kun je samen genieten. Nee, de bruid bedankt stichtelijk voor die eer. Volgens haar is de bruidegom behoorlijk in de war. Een bruidegom, die van zijn bruid houdt, komt niet met deze plannen. En ze heeft groot gelijk! Ja toch?

En toch is het plan van een bruidegom, gericht aan het adres van zijn bruid, in de woorden boven deze meditatie weergegeven!
Die bruidegom is God. Want je komt dat herhaaldelijk tegen, vooral ook in het Oude Testament, dat de HEER het volk, dat hij heeft uitgekozen, zijn bruid noemt.
Even ter verduidelijking voor hen, die niet zo bijbelvast zijn: het Oude Testament is het eerste deel van de bijbel. Het gedeelte, dat gaat over de periode vóór de geboorte van Christus. En dat ook in die periode geschreven is.
Daarin komt God met zijn redding, zijn heil -heling, noem het maar zó- via o.a. Abraham bij het volk Israël uit. De heling, de Helende, Jezus Christus, zal uit dat volk geboren worden. En zo zal hij heil voor iedereen tot stand brengen. Voor ieder, die dat accepteert.
Nu, dat volk Israël noemt God zijn bruid. En Hij is de bruidegom. Er is dus sprake van een liefdesrelatie tussen God en zijn volk.

En waarom komt de goddelijke bruidegom nu met een dergelijk vreemd voorstel? Waarom wil Hij de bruid meelokken naar de woestijn?
(op plaatje: bruid in Israël)

Nu, Israël had van God een plaats gekregen om te wonen en te leven: het land Kanaän. Een prima land om te wonen. Een land, waar het leven goed is. Het leven was er blijkbaar té goed voor het volk. Ze gingen zó op in alles wat daar voor hen was, dat ze Hem, die hen daar gebracht had, vergaten. In elk geval: de HEER kwam op het tweede plan.
Kijk, wij denken wel eens, dat welvaart je van het is. Hoe meer je verdient, hoe beter. Dan kun je er lekker van leven, zie je. Kun je doen en laten wat je wilt. Ja, zo lijkt het. De redenering klopt als een zwerende vinger. Maar…

Het volk Israël gaf de HEER nog wel een plek in hun leven. Maar die plek moest Hij delen. Het volk ging ook offers brengen aan de locale goden en godjes. Die zorgden immers voor de vruchtbaarheid van het land? Dus moest je die maar te vriend houden met veel offers! Je kunt dus zeggen: de bruid hield er naast haar wettige echtgenoot ook minnaars op na!
Kijk, en dan gebeurt, wat je veel vaker leest in de bijbel. Namelijk: God laat zich in de kaart kijken. Of beter gezegd: we krijgen een kijkje midden in zijn hart. En wat zie je daar? Onvoorstelbaar veel liefde voor zijn volk! Want ik denk dat 99 % van alle mannen bij herhaaldelijke ontrouw, en herhaaldelijk vergeven en een nieuwe kans geven, zo’n vrouw linea recta de laan hadden uitgestuurd.
Zo is God niet. Hij geeft zijn bruid niet haar congé. Nee, nóg wil Hij verder met haar! Vindt u dat, net als ik, niet ongelooflijk?
(plaatje: afgod in Egypte)

God wil verder met zijn ontrouwe en hardleerse vrouw. Ze krijgt wéér een nieuwe kans. Dát is de reden, dat ze meegelokt wordt naar de woestijn. Kijk, want daar zouden die godjes-van-lik-me-vestje geen poot aan de grond krijgen. Daar hadden die niets te bieden.Daar was het volk op die ene God, DE God, aangewezen. Zoals vroeger.
Ja, want het volk was als slaven gebruikt, misbruikt, in Egypte. God had het bevrijd. En het door de woestijn heen geleid, naar het beloofde land. Maar door eigen zonden had Israël er veertig jaar rond moeten zwerven.
(plaatje: afgoden moet je drágen)
De woestijn dus. Allereerst plaats waar niks is. Niks dan stenen, rotsen en zand. Eén grote woestenij. Met een brandende zon. En géén water. Nou ja, op de oases na dan. Daar kwam het grondwater aan de oppervlakte, was water en verkoeling. Groeiden soms palmbomen. Maar verder was er in de woestijn niks te vinden. De woestijn, symbool van ontbering. Garantie voor een bikkelhard bestaan.
Maar destijds had God wonderlijk voor het volk gezorgd. Hij gaf water en wonderbrood. En zorgde soms zelfs voor vlees. Maar dat alles moet je wél krijgen. Want in de woestijn groeit nou eenmaal geen koren. En de supermarkt staat niet om de hoek!

Dus is die woestijn een plaats, waar Israël voor de volle 100 % op zijn God is aangewezen. Op zijn wonderlijke zorg. Een plaats, waar Hij tot het hart van zijn bruid kan spreken. Haar voor de zoveelste keer kan vertellen, hoe lief Hij haar wel heeft. Dus: een ideale plek om een relatie te vernieuwen. Prima geschikt voor een tweede huwelijksreis.
Nee, zo op het eerste gezicht is het niet aanlokkelijk. Want eigenlijk wordt hier wél de ballingschap aangekondigd. Dat is een straf voor de hoererij, het God verlaten en de afgoden, de “niksgoden” dienen. Maar het is tegelijk een nieuw begin. Als de HEER het volk weer terug brengt naar het eigen land.
En dát is dan weer het startpunt van het nieuwe, dat in Jezus Christus gekomen is. In Hem heeft God gesproken tot u en mij. Tot ons hárt. Want Hij heeft ons zijn liefde verklaard. En die laten zien in zijn dood en opstanding uit het graf. Ziet u? En hoort u?

Ja, ook wij kunnen ons wel eens als in de woestijn voelen. Soms zijn de tijden in ons leven hard. Ieder krijgt er wel eens een portie van mee. De één wél meer dan de ander trouwens. De ander minder dan ik. Althans, dat menen we. Want de nood van een ander peilen, dat kunnen we niet. Maar ons leven kan ons loodzwaar vallen in bepaalde periodes.
Maar het kan ook een goede tijd zijn of worden. Het kan je in een positie brengen, waarin je met God alleen bent. En Hij je toefluistert: “Weet je wel, dat ik heel erg veel van je houd? En dat ik zelfs nu voor je wil en kan zorgen?”
En hoor je die stem ook? De liefdesverklaring van God aan jouw adres? Laat die boodschap toe in je hart. Dat is heerlijk. Dan ben je gelukkig. Tóch, ondanks alles!
Zingen/bidden: Gez. 38:1,3,5
(februari 2006)