vrijdag, januari 27, 2006

OP ZOEK NAAR GELUK ? (preek)


WAT EEN GELUK !

Velen zeggen: “Wie maakt ons gelukkig?” –
HEER, laat het licht van uw gelaat over ons schijnen. Psalmen 4:7 NBV

Laat ik meteen duidelijk zijn:
dit is géén site, die je helpt bij het zoeken van een partner. Daarvan zijn er wel genoeg, denk ik zo. De ene betrouwbaarder dan de andere trouwens, dus kijk uit! Maar het gaat hier wél over geluk en gelukkig zijn.

Gelukkig zijn is voor de mens wel heel erg belangrijk. Je kunt stinkend rijk zijn, eigenlijk alles hebben wat je hartje begeert - en toch niet gelukkig zijn. Je kunt de liefste vrouw hebben van de wereld en kinderen met wie alles naar wens gaat, en toch niet goed in je vel zitten.

We wensen elkaar aan het begin van een nieuw jaar “Gelukkig Nieuwjaar”. Maar wanneer gaat zo’n wens in vervulling? Het maakt veel uit, als je de mazzel hebt, om een grote prijs te winnen. Maar het volmaakte geluk houdt dat nog lang niet in alle opzichten in. Gezondheid is een grote schat. Maar een zieke kan gelukkiger zijn dan een gezond iemand.

Kortom: wat is geluk?
Wanneer ben je gelukkig? Bent u het? En jij?
Velen zijn het niet.
-----

Dat was al zo in de tijd van David.
Hij wordt in het opschrift genoemd als de dichter van het lied, dat in het bijbelboek Psalmen is opgenomen. En dat we kennen als nummer 4, psalm 4 dus. En als het opschrift dat zo vermeldt, dan mogen we aannemen, dat David inderdaad de auteur is. Tenzij de inhoud van de psalm daar mee in strijd is.

En dat is hier niet het geval. Integendeel, de inhoud pleit er juist vóór. Dit lied past precies in het leven van David. In een bepaalde, niet zo fijne periode in zijn leven. Dat zullen we zo wel zien.

“Velen zeggen: wie maakt ons gelukkig?”
Die “velen” zijn bepaalde mensen, die David voor ogen heeft. Naar mijn mening zijn het de vrienden, althans de medestanders, de bondgenoten van de dichter.
Hij heeft namelijk ook tegenstanders, vijanden. Eén van hen steekt er letterlijk en figuurlijk met kop en schouder bovenuit: de boomlange koning Saul.

Die kan die David wel schieten, het liefst letterlijk. Maar hij krijgt hem maar niet te pakken. En waarom heeft hij zo’n gruwelijke hekel aan die jonge man uit Bethlehem? Omdat hij afgunstig is op diens populariteit. Die volksgunst heeft hij verworven in de veldslagen met bijvoorbeeld de vijandige Filistijnen. Toen hosten de vrouwen en meisjes en scandeerden zijn naam: David, David! Zoals nu een kampioen bejubeld wordt. Maar toen zong men niet: we are the champions! Maar: Saul heeft zijn duizenden verslagen, David zijn tienduizenden!

Nou, dat prikte wél even bij Saul, om het maar heel voorzichtig te zeggen. Hij kreeg in de gaten, dat die jongeman zijn rivaal was. Dat hij misschien hem van de troon zou stoten. Dus moest hij dood. En dat, terwijl die David nog totaal niets ondernomen had, om dat tot stand te brengen! Geen wonder, dat psalm 4 spreekt van onrecht, van leugen, waardoor zijn belagers zich laten leiden.

Hij roept ze op tot inkeer.
Tot bezinning over hun houding tegenover David. En vooral en allereerst ten opzichte van God. Want wie onrecht doet en zich door de leugen laat beheersen, die doet zonde. Die handelt verkeerd, in strijd met wat God wil. Dus zegt David: bezin u. En breng zondoffers. Zodat dat verkeerde weggezuiverd wordt. En ga anders leven: vertrouw niet op leugens, onrecht en geweld. Maar stel uw vertrouwen op de HEER. Dat houdt de dichter hen voor.

Intussen gebeurt dat nog echt niet. Om moedeloos van te worden! Nou, dat zijn de medestanders dan ook. Zij zijn de “velen”, die aan het woord zijn. Dat zijn dus anderen dan degenen, die David eerder aansprak. Die “machtigen”, dus Saul en de zijnen. Dit zijn de mannen, die zich aangesloten hebben bij David. Die óók door Saul aan de kant waren gezet, of onrecht was aangedaan. De mensen, die, om wat voor reden dan ook, de zijde van de jonge David hadden gekozen.

Zij zeggen: “Wie maakt ons gelukkig?”
In het Hebreeuws staat daarin letterlijk het woord “tof”.
Nou, dat is in onze taal doorgedrongen. En we weten, wat dat betekent. Dan kun je je ook voorstellen, dat deze mannen klagen. Want een tof leventje hebben ze bepááld niet! Constant moeten ze op hun qui-vive zijn voor een overval van Sauls leger! Ze worden opgejaagd als een vos door een troep jagers met honden!

Wie maakt ons gelukkig? Wie brengt een keer in ons lot, zodat we weer rust krijgen. En weer van het leven kunnen genieten. Wie helpt ons toch. Moedeloos zijn ze, aan het eind van hun Latijn. En ze zoeken hulp, troost, geluk bij ménsen. Of bij iets of iemand, die ze niet kennen. Maar waarvan ze verwachten, dat die hulp kan bieden.


Wie maakt me gelukkig? Misschien is dat
jouw vraag
óók wel! Voel jij je ook bepááld niet tof, niet lekker. Er zijn heel wat mensen, die op het spreekuur van de dokter komen. Maar ze zijn eigenlijk niet echt ziek. En toch zitten ze niet goed in hun vel. Ze zijn niet gelukkig. Ze hebben een goed huwelijk, verdienen goed, met de kinderen is alles in orde. En toch: door bepaalde omstandigheden zitten ze niet lekker in hun vel. Voelen ze zich ellendig.

En vaak weten ze zélf niet eens, waarom. Och, soms is het gewoon de tijd van het jaar: de donkere dagen vóór (of na!) Kerstfeest. Of de tijd van de vallende bladeren. Of de leeftijd: de puberteit, de overgang, de midlifecrisis of wat dan ook.

Och, wie heeft dat nooit? Iedereen toch wel?!Ieder kent toch dat gevoel toch wel?!
Maar soms zit het ook heel diep.
Ben je onrustig, ontevreden met dit leven, met jezelf. Je ziet alleen zinloosheid. Je zit in je maag met wat er om je heen gebeurt. Je ziet verschrikkelijke dingen gebeuren in deze wereld. En je voelt je eigen omacht. Dan ben je ongelukkig, terwijl je geen enkele reden tot klagen hebt.

En dan? Wie maakt me (weer) gelukkig? Nou ja, mensen kunnen erg veel voor je betekenen. Je vrouw kan er ééntje uit duizenden zijn. Je man kan heel veel voor je betekenen. En je goed begrijpen, ook als je je niet happy voelt. Soms helpt de dokter je wel wat op weg. Of een vriend of vriendin. Door naar je te luisteren. Soms helpt een lichttherapie je over je dipje heen. Maar het kan ook gebeuren, dat zoiets toch niet echt helpt.

Dan zit het inderdaad dieper. Soms kunnen mensen je niet gelukkig maken. Al doen ze nog zo vreselijk hun best. Zijn ook zij volstrekt machteloos. Nee, ook je partner niet. Die kan je erg gelukkig maken. Maar niet altijd. En niet in alle omstandigheden. En niet voorgoed.

En dan?
Wie maakt me dan tóch gelukkig?


David wist het wel.
Zomaar in de ruimte een vraag stellen, helemaal ongericht, zonder adres, dat heeft totaal geen zin. Nee, hij doet het zijn mannen vóór: niet vragen, aan mensen en dan ook nog in het vage. Maar: bidden, heel gericht. Want er is een God, bij wie je terecht kunt. En dat is de HEER, met hoofdletters geschreven.

En dat is de God, die niet maar bestáát, er ís. Maar de God die erbij was en is en zal zijn. En dan niet maar in de zin van: present, als toeschouwer. Maar zeer betrokken, actief, werkzaam. Dat is in het verleden in de geschiedenis van het volk van die God zóveel en zó vaak gebleken, overduidelijk. Wát een tekenen van zijn actieve aanwezigheid! Wat een wonderen, wát een goedheid en betrouwbaarheid!

En daar doet David dan ook een beroep op.
“HEER, laat het licht van uw gelaat over ons schijnen”.
Dát is zijn gebed. En om dat te vragen, daarvoor heeft hij grond onder de voeten. Vaste grond, solide als een rots.

Want als je regelmatig in de bijbel leest, en de mogelijkheid hebt, regelmatig in de kerk te komen, dan denk je: deze woorden komen me bekend voor. Waar heb ik iets dergelijks méér gehoord? En velen zullen het weten: dit is eigenlijk een weergave van woorden uit de zegenbede uit Numeri 6. Woorden die wel klinken aan het einde van een kerkdienst.

Daar staat in de Nieuwe Bijbel Vertaling: “Moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn”. Daarop klinkt in psalm 4 de echo. In de vorm van een gebed. HEER, maak die zegen in mijn leven tot tastbare werkelijkheid.

Nou, ik verzeker u, dat de HEER dat wil. Maar ál te graag. Deze woorden zijn een rotsvaste belofte. Als je ze nabidt, zoals David hier, dan zal Hij wis en drie dat wáár maken!

Maar wat
houdt die uitdrukking “het licht van zijn gelaat over ons laten schijnen” nu precies in?
Het is duidelijk, dat het gelaat heel wat zegt over de gezindheid van iemand. Zo kun je een lang gezicht trekken. Dan ben je boos of teleurgesteld. “Zijn gezicht staat op storm”, dat belooft niet veel goeds.

Maar iemand kan ook een vriendelijk gezicht hebben. En iemands gezicht kan ook oplichten, als hij of zij je ziet. Dan is hij of zij blij, je te zien. En dan spreekt dat gezicht van herkenning, en vaak van genegenheid, vriendschap of liefde.

Nu, dat laatste is het geval bij God. Het is natuurlijk erg menselijk van God gesproken, maar toch mag je het zó zeggen: als jij naar God kijkt en om hulp vraagt, dan klaart dat gezicht op.
Dan begint het te strálen.
En komt er over Gods gezicht een glans van goedgunstigheid. Die liefde straalt er “gewoon”, beter: ongewoon, van af!

Is dat niet overweldigend? Het is toch onbestaanbaar, dus een levensgroot wonder, dat die hoge en heilige God stráált, van liefde, als Hij naar ons kijkt? En toch is het werkelijkheid. Mensen, mensen, wat een geluk! Wat een onvergelijkelijk blij nieuws is dat. Wat heerlijk om te horen en te lezen, elke keer wéér. Je zou er toch van blozen, dat Gods gezicht stráált van liefde, voor JOU nota bene! Daar ga je zélf ook van stralen, als je het tot je door laat dringen? Want dat belóóft wat, dat verzeker ik u!

God buigt zo diep naar beneden,
naar u, jou en mij, dat die goedheid op ons neerkomt en ons verlicht.
Dat is op het Kerstfeest heel duidelijk geworden. Maar je moet het wél willen zien. Want dat Kind in die voerbak, dát was Gods vriendelijk gelaat! Gezien? Grandioos toch? Want Jezus kwam, om ons te redden. Om ons heil te geven, te helen. Geen koren en wijn, zoals velen van die vrienden graag willen hebben. Nee, veel meer: heling, redding, hulp.

Ja, want de HEER láát het niet bij vriendelijk kijken, nee, hij gaat gunsten bewijzen.
Hij maakt je echt gelukkig.
Altijd, in alle omstandigheden, overal en voor altijd!

David ook. Nee, niet dat hij nou per kerende post, pats boem, op de troon werd gezet door God. Nee, hij moest nog een poos wachten. En wachten duurt altijd verschrikkelijk lang. Maar David wás gelukkig. Want hij wist van Gods genade, zijn onverdiende gunst. Daarom was hij gelukkig. Had hij vrede in zijn hart.

Kijk maar in vers 9: “In vrede leg ik mij neer en
meteen slaap ik in”.
Nou moe, zou je zeggen. In die omstandigheden? Met Saul en zijn soldaten op de hielen? In een grot waarschijnlijk, op de harde rotsbodem? De spreekwoordelijke lakens nog niet ruiken of in slaap vallen? Kan toch niet. Menig mens ligt om veel kleinere zorgen wakker!

En toch: het kan. Jazeker wel! Want Gods gelaat, zie je. “U laat mij wonen in een vertrouwd en veilig huis.” Een huis, gebouwdop een rots. Zo kan het. Zo is het bij de dichter.
Daarom raadt hij zijn mannen aan, met hem mee te bidden. En bidden betekent óók: je richten op God. Hem recht in het gezicht kijken, zeg maar. Zodat je dat vriendelijke, strálende gezicht ziet.


Dus zegt God ook tegen ons, wat David tegen zijn vrienden zei. Deze goede raad:
Zeg het maar gewoon tegen God:
“Laat het licht van uw gelaat over ons schijnen, HEER”. God, ik wil zo graag uw liefde zien. Alstublieft, mag ik uw vriendelijk gezicht zien? En zo gelukkig worden?

Dan wordt niet meteen alles tof. Maar je gaat je wél tof voelen. Dan ben je een gelukkig mens. Want wat ontbreekt je eigenlijk nog, als God je van vlakbij met een van goedheid en liefde stralend gezicht in de ogen kijkt? Als de Heer Jezus aan het kruis zijn liefde voor jou heeft getoond? En als de uit het graf verrezen Koning je aankijkt. En zegt: “Kijk eens naar mijn gezicht. Zóveel houd ik van je!”

En op elke bladzij van de bijbel, die je leest, kun je dat van liefde gloeiende gezicht van Jezus zien. Let er maar eens op door goed te lezen.

Gods van liefde lichtende gezicht, dat is het helemaal! Wat wil je nog meer?
Dat is toch het einde?
Amen.
-----

Voorstel voor een orde van dienst:

Eventueel vooraf als intochtslied Ps. 27:1,2
Na votum en groet: Ps. 97:5,6

(In de ochtenddienst
Vóór de schuldbelijdenis lezen 1Joh.1.:5-7
Als schuldbelijdenis en betuiging van vergeving zingen: Zingende Gezegend 269:3,4,5
Gods wil: 1Joh.2:9-17
Zingen: Zingende Gezegend 269:6)

Gebed om opening van het Woord.
Lezen en zingen: Psalmen 4 en wel: zingen: vs. 1
lezen: vs 5-8
zingen: vs 3
Lezing uit Nieuwe Testament: Titus 3:3-7
Zingen: Gez.90:4,11
Verkondiging over Psalmen 4:7
Zingen: Gez.430: 1
Gebeden
Collecte
Zingen: Gez.456:1,2
(in 2e dienst geloofsbelijdenis van Nicea)
Zingen: Gez.456:3
Zegen.

-----
Handreiking voor de dienst der gebeden:

God danken en loven, dat Hij zich zó diep naar ons heeft neergebogen; en dat we de Heiland via het Evangelie met een zó van liefde stralend gelaat kunnen ontmoeten.
Bidden voor mensen, die zich diep ongelukkig voelen; vooral ook voor mensen, bij wie dat een psychische oorzaak heeft; om ontferming voor psychiatrische patiënten, hun familie, artsen en verzorgers; om zegen van de middelen om te helpen, de nood te lenigen.
Ontferming voor mensen, die lijden aan slapeloosheid; geef innerlijke rust en contact met U.
Bidden voor mensen, die het geluk op andere, verkeerde plaatsen zoeken, waar geen (blijvend) geluk te vinden is;
Geef, dat wij het licht van uw vriendelijk gezicht gretig opvangen, waar en wanneer we maar kunnen.
En dat ons gezicht de weerschijn daarvan verspreidt in onze donkere omgeving.


(januari 2006)

woensdag, januari 11, 2006

BEWIJS JEZELF MAAR EENS, GOD! (preek)


LAAT MAAR EENS WAT ZIEN, GOD!

…Meester, we zouden graag een teken van u zien… Matteüs 12 : 38
… geen ander teken krijgen dan dat van de profeet Jona… Matteüs 12 : 39

De coach
van het Nederlands voetbalelftal selecteert zijn spelers. “Die en die en die nodig ik natuurlijk uit. En die en die zijn wel aardige spelers, maar ze horen toch niet in het nationale elftal thuis. En die? Nou, die rekent vast op een uitnodiging. Maar ik selecteer hem niet. Hij moet zich eerst maar eens bij zijn club bewijzen”. Een voetballer, die zichzelf moet bewijzen, om geaccepteerd te worden voor de selectie van het elftal. Hij moet iets laten zien.In de “gewone” maatschappij gaat het ook zo toe. Je moet een promotie verdienen. Je moet je zelf bewijzen in een sollicitatiegesprek.
Zo denken mensen
vaak ook over God. Velen geloven”gewoon” niet in zijn bestaan. Ze houden dus ook in hun leven totaal geen rekening met Hem. Anderen redeneren: ik wil best wel geloven, hoor. Maar dan wil ik eerst wel wat van God zien. God moet bewijzen, dat Hij God is. Bewijzen, dat Hij bestaat. Hij moet zich eerst maar eens bewijzen. Dan pas zal ik geloven.Want ik zie of merk geen spat van Hem.
-----------------------
Jezus kreeg ook met iets dergelijks te maken. Meermalen zelfs. Tot vijf keer toe lezen we, dat men een teken van Hem vroeg. Terwijl Hij toch zoveel wonderen deed. Zijn woorden werden telkens vergezeld van daden. En door daden ondersteund, kun je zeggen. Door genezingen van allerlei aard en dergelijke wonderen.
Vanwaar dan toch deze vraag? Laten we eerst maar eens kijken, wie deze vraag stellen. Het zijn “enige schriftgeleerden en Farizeeën”, zoals er staat. Wat zijn schriftgeleerden precies? En wat moet ik me voorstellen bij een Farizeeër?
Schriftgeleerde
was eigenlijk de aanduiding van een functie. Het was, dat zegt de naam al, een man die geléérd was. Die “doorgeleerd” had, zeg maar. En het enige “vak”, waarin je kón doorleren was Theologie, Godgeleerdheid. En het enige studiemateriaal bestond uit de wet, de vijf boeken van Mozes. En dan de profeten. De heilige schriften dus. Vandaar schriftgeleerde.
Schriftgeleerden wisten dus alles van de Schriften, de heilige boeken over wat God wilde met de mens. En aan de mens te géven had. Maar het ging de geleerden toen meer om de vraag: wat is Gods wil. Wat zijn de bepalingen, waar we ons aan moeten houden. Die regels moesten uitgelegd, verklaard, bewaard en toegepast worden in het leven van alle dag. Dat deden de schriftgeleerden. Dat waren de experts. En zij onderwezen de gewone man.
Dan de Farizeeën.
Nou, die hebben de twijfelachtige eer, in ons spraakgebruik een plaats te hebben gekregen. “Dat is een Farizeeër” betekent: “hij is een huichelaar, een schijnheilig mens”. Nou moeten en mogen we er niet van uitgaan, dat alle Farizeeën hypocrieten waren. De meeste zullen oprechte bedoelingen hebben gehad.
Het gaat hierbij over een partij op godsdienstig gebied, een sekte, zo u wilt. Die was eigenlijk opgekomen na de terugkeer uit de ballingschap. Ze hadden als leidraad de bijbel van toen. Namelijk Mozes en de profeten. Dus: de vijf boeken van Mozes, dat is: de wet. En de profeten, de andere boeken van het Oude Testament.
Nu maakten ze daar zelf aantekeningen bij, uitleg. Maar eigenlijk was het een soort omheining om de bijbel heen. Om dat heilige Boek te beschermen. Alsof God een handje geholpen moest worden…
En zo gaven ze het geloof, althans hun opvatting daarvan door. moest je geloven. En daarnaar moest je leven. Daarbij legden ze stevig de nadruk op uiterlijke riten en vormen van vroomheid. Bijvoorbeeld vasten, gebeden, aalmoezen geven. Wie zich daar stipt aan hield was een echte Jood. En stond boven anderen, die minder stipt waren aan de buitenkant.

Ze waren dan ook erg rechtzinnig in de leer. Zij geloofden, in tegenstelling met een ándere sekte, de Sadduceeën, aan het bestaan van engelen, de opstanding en leven na de dood. Ze erkenden de Romeinse overheid niet. Maar ze geloofden wél aan Theocratie, Gods koningschap.
Nou, dat rechtlijnige ging er wel in bij het gewone volk. Ze hadden dan ook groot gezag en veel invloed bij de mensen, de ongeveer 6000 Farizeeën.
Maar ze stonden wél heel radicaal tegenover Jezus. Want ze geloofden wél in de komst van de Messias, de beloofde verlosser. Maar Jezus beantwoordde helemaal niet aan het profiel, dat ze van die verlosser zelf gemaakt hadden. En tóch kreeg Hij veel aanhangers. Dus moesten ze Hem tot zwijgen brengen.

In dát raam
kun je deze vraag om een teken zien. Dus eigenlijk als een valstrik, heel geniepig gespannen. Want ze vragen het wel heel erg beleefd. Het is heel wát, dat ze Jezus meester, rabbi, leraar noemen. En dat ze zo voorzichtig formuleren: we zouden wel eens graag willen… Ja, uitermate beleefd.
Maar ze vragen toch heel wát! Want er waren wonderen te óver, zou je zo zeggen. In de vorm van genezing van allerlei zieken, waar artsen machteloos stonden. Nou ja, u kent waarschijnlijk de voorbeelden wel. Maar dat was in hun ogen niet genoeg. Geen wonderen meer. Nee, een téken. Ook wel “een teken uit de hemel” genoemd.
Het probleem was:
ze erkenden Jezus niet als door God gezonden. Eigenlijk wilden ze dat niet. En daarom waren al die wonderen of krachten, die hij deed, voor hen niet genoeg. Er was een teken uit de hemel nodig. Iets opzienbarends. Iets dat van beslissende betekenis was. Zo, dat het aan iedereen duidelijk zou zijn: Hij komt van God, die Jezus. Hij is de Messias.
Dat wilden ze zien. En dan zouden ze geloven, die Farizeeërs en schriftgeleerden.
Wat Jezus deed, erkenden ze niet. Zagen ze puur als wonderen, kunstjes. Die konden ook van beneden komen. Van de mens. Of van de duivel. De bijbel noemt de wonderen wél tekenen. De gebeurtenis op de bruiloft te Kana, water werd wijn, wordt “het eerste teken” genoemd. De eerste voetstap, die de Messias achterliet. Dat zágen ze niet. Dat herkenden en erkenden ze niet. Dus: bewijs je maar eens, Jezus van Nazareth! Dán pas zullen we geloven .
----------------------
En wij?
We herkennen dat vandaag, denk ik. Bij mensen om ons heen. En als we heel eerlijk zijn, ook in onszelf. God is zo anoniem, vinden we. Zo onzichtbaar. Waar was God in Auswitsch? En waar was God in de tsunami? En in de aardbeving in India en Pakistan en de
ellende daarna?
En waar is God in mijn leven? Wat dóet Hij aan mijn ziekte, mijn handicap? Waaraan kun je zien, dat Hij betrokken is. En dat Hij er iets aan kán doen? Want ik heb al zo veel en zo vaak Hem daar om gevraagd. En er gebeurt maar helemaal niets. Waar is God?
En velen concluderen:
God? Een sprookjesfiguur.
Net zo min als Roodkapje bestaat, bestaat God. Hij doet niets, kan niets, dus: Hij is er gewoon niet. We zullen het zélf moeten redden. De problemen in eigen kracht moeten regelen. Samen met zoveel mogelijk helpers. En voor mezelf kan er maar één opkomen: ikzelf. Want op God moet je niet rekenen. Geloven is: je huis bouwen op een fundament van lucht.
Anderen geloven wel in de God van de bijbel. Maar ze hebben het er wél heel erg moeilijk mee. Geloven blijft een worsteling voor ze. Want er is zo bitter weinig van God te zien. En soms merk je tijden lang er niets van, dat Hij bestaat. En het is te begrijpen, het moeilijk daarmee te hebben. Want het is zo pijnlijk wáár, zie je!
Ja, God heeft veel tekenen gedáán. Vroeger, bijvoorbeeld in Egypte, tijdens de woestijntocht. En Jezus deed veel tekenen. De evangeliën staan er vól van. Vol legitimatiebewijzen van Jezus. Waarin Hij zei: Ik ben de Zoon van God. Maar nu? Nihil! Wij moeten het dóen met die tekenen van vroeger.
Mág je dan helemaal geen teken vragen?
Toch wél. Mensen in de bijbel vroegen soms een teken. En soms kregen ze zelfs ongevraagd een teken. Denk aan Hizkia (elders op deze site vind je een preek over die koning) Denk aan Gideon, aan Zacharias, de vader van Johannes de Doper. Maar zij vroegen om een teken, ter bevestiging van hun geloof.
Zij geloofden in God. Maar dat geloof was zwak en wankel. En in zo’n situatie wil God wel een teken geven. Daar mag je om vragen. Maar dan moet het wél echt nodig zijn. En God is de enige, die kan bepalen en bepaalt, of dat zo is. Want Hij hééft al zoveel tekenen gegeven. En gééft die, iedere dag. Als je ze maar ziet. De gewone dingetjes, die Hij dagelijks geeft en doet. En soms bijzondere, onverklaarbare dingen. Vraag om open ogen daarvoor…
---------------------------------
God heeft tekenen gedaan.
Vooral ook hét teken. Het teken, waarnaar Jezus verwijst in antwoord op de vraag van de Farizeeën en schriftgeleerden. Ze zullen een teken krijgen. Namelijk dat van de profeet Jona. U en jullie zullen dat verhaal wel kennen.
Jona
was een ongehoorzame knecht van God. Hij werd naar Ninevé gestuurd, om de bevolking een boodschap van God over te brengen. Want dat is je taak als profeet, nietwaar? Maar Jona zei: “Nu even niet. Daar heb ik even geen zin in. Nu ben ik even b.d., buiten dienst”. En hij vluchtte de andere kant op, naar het westen, de Middellandse Zee op.
Maar God arresteerde hem. Een grote vis was de arrestantenwagen van dienst. Daarin werd de ongehoorzame profeet getransporteerd naar het strand en op de derde dag uitgespuwd. En toen moest alsnog de missie worden vervuld. Want buiten dienst zijn is er bij God niet bij. Je bent zijn knecht? Maar dan ook altijd en bereid tot elke missie!
Jona verbleef drie dagen en nachten in de buik van de vis. Dat betekent: op de derde dag werd hij weer geloosd op het strand. Nu, dát teken zal Jezus geven. Maar dan anders. En als een teken van bijzondere orde. Jezus zal sterven, in het graf gelegd. En op de ochtend van de derde dag zal het graf zijn prooi moeten prijs geven.
Jezus zal opstaan uit de dood!
Wát een teken!
Hét teken. Het beslissende teken uit de hemel. Méér kan God niet doen toch? Dit is het einde! Dáárheen verwezen al die tekenen van Jezus al. En van daaruit vinden er, voor wie het zien wil, ook vandaag tekenen van God plaats.
-------------------------
Nou ja, dat is wáár. Ieder die in God gelooft, zal dat grif toegeven. Ieder die de bijbel betrouwbaar acht als woord van God kan daar niet omheen. Elk, die een band heeft aan Jezus, verbonden is aan zijn Heiland, ziet dat en lééft uit dat grote gebeuren, de overwinning over dood en graf. Maar…
Maar je zou méér willen.
Je zou wensen, dat er tóch nog wat meer van God te zien zou zijn. Want je ziet veel meer van de boze macht. Satans werk is in deze wereld en in de levens van mensen volop en duidelijk zichtbaar. En waar blijft God dan daarbij vergeleken? Als God nu eens een groot teken zou doen, dan zou je wat zien! En dan zouden heel wat mensen over de streep getrokken worden. En gaan geloven in déze God.
Ja, zou het? Hoeveel tekenen hadden die Joodse leiders niet gezien! En wat de opstanding van Jezus betreft: daar moesten ze zelfs wat leugentjes voor kopen, om dat vlekje weg te werken!
Nee, zo wérkt het niet. Geloof is geen kwestie van overtuigd worden. Geloven is niet zien. Dan zou geloof niet meer nodig zijn.
Nee, geloven is aanvaarden
wat je niet ziet. Waarom bleven die Farizeeën en schriftgeleerden om tekenen vragen? Omdat ze weigerden zich gewonnen te geven. Zich over te geven aan Jezus. Daarom was zelfs de opstanding niet goed genoeg voor hen. Omdat ze Jezus niet wilden. Omdat die generatie Gods bruid niet wilde zijn.
Overgave wordt van u en mij gevraagd. Dat je met héél je boeltje jezelf in handen legt van Jezus. En doet u dat, ook vandaag weer? Ook met die twijfel, die ergernis die soms de kop opsteekt omdat God niets doet? Je overgeven, doe jij dat? Doe je dat uiteindelijk, na veel verzet. Omdat je deze Heiland toch niet kunt missen?

Hartelijk aanbevolen!
Bij Hem heb je ’t goed. Want Hij is de God, die wonderen doet. En die uiteindelijk het wonder tot stand zal brengen van een nieuwe hemel en aarde. En het wonder van de opstanding en het nieuwe leven van al zijn kinderen.
Dan zijn alle twijfels weg. Dan hóef je geen tekenen meer. Want dan zie je dat alles. Dan zie je God. Kijk je Hem recht in de ogen. Halleluja!
Amen.
-----
Mogelijke orde van dienst:
Eventueel vooraf: Psalm 11:1,2
Na wijdingswoord en groet:Psalm 111 : 5,6

(In ochtenddienst: verootmoediging door te zingen: Gez.449:1 en 3
Gods wil: Matth. 5:13-16
Gez, 448:1)

Schriftlezing: Matth. 12:38-44
Zingen:Psalm 78 : 3,6,, 25

Verkondiging
Zingen: Gez. 463:1,3,4
Gebeden
Zingen ( in 2e dienst geloofsbelijdenis):Zingende Gezegend 276 in wisselzang
Zegen
-----
Handreiking voor de dienst der gebeden:Erbarm U over mensen, die bewijs van U willen, en die in wezen niet willen buigen, U in hun straatje willen dwingen,
Ontferm U over mensen, die in problemen zijn gekomen met hun geloof door de vreselijke dingen in deze wereld, erdoor overweldigd worden. Want het lijkt alsof U lijdzaam toekijk. Geef vertrouwen, overgave.
Bewaar ons ervoor,U te verzoeken. Leer ons, meer en meer U te vertrouwen en geloven op Uw woord alleen..
Geef ons oog voor de wonderen, die U ook vandaag nog dagelijks doet. Doe ons die ontdekken in de kleine dingen…
Wees bij mensen, die lijden onder de rampen, die gebeuren en de gevolgen daarvan. Geef dat WIJ tekenen oprichten van Uw heerschappij.
Geef ons uitzicht door Uw woord voor nu. En op het heil, dat U nu geeft. En in de toekomst volmaakt, wanneer Uw heerschappij en wondermacht aan ieder blijkt.

(dec.05/jan.06)